Uitspraak 202407961/2/V1


Volledige tekst

202407961/2/V1.
Datum uitspraak: 2 januari 2025

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:

de minister van Asiel en Migratie,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 11 december 2024 in zaak nr. NL24.24163 in het geding tussen:

[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kinderen,

en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

Bij besluit van 8 december 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag om de vreemdeling een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) te verlenen, afgewezen.

Bij besluit van 17 mei 2024 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 11 december 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de minister opgedragen om de vreemdeling binnen twee weken na verzending van de uitspraak de gevraagde mvv te verlenen

Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist. Gelet op de betrokken belangen en omdat de voor de beoordeling van het hoger beroep noodzakelijke stukken nog niet zijn ontvangen, treft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening. Nadat de stukken zijn ontvangen, zal de voorzieningenrechter uitspraak doen op het resterende deel van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.

2.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

treft bij wijze van ordemaatregel de voorlopige voorziening dat de werking van de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 11 december 2024 in zaak nr. NL24.24163 wordt opgeschort zolang geen uitspraak is gedaan op het resterende deel van het verzoek van de minister van Asiel en Migratie.

Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F.W. de Lange, griffier.

w.g. Kuijer
voorzieningenrechter

w.g. De Lange
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 2 januari 2025

999