Uitspraak 202400780/1/A3


Volledige tekst

202400780/1/A3.
Datum uitspraak: 20 november 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de minister van Justitie en Veiligheid,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 december 2023 in zaak nr. 23/722 in het geding tussen:

de vereniging Amnesty International, Afdeling Nederland, (hierna: Amnesty)

en

de minister.

Procesverloop

Bij besluit van 25 november 2021 heeft de minister een verzoek van Amnesty om openbaarmaking van informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) afgewezen.

Bij besluit van 22 juni 2022 heeft de minister, met toepassing van de Wet open overheid (hierna: de Woo), het daartegen door Amnesty gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 10 november 2022 heeft de rechtbank het daartegen door Amnesty ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 22 juni 2022 vernietigd en de minister opgedragen met inachtneming van de uitspraak binnen zes weken na verzending ervan een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar te nemen.

Bij besluit van 16 februari 2023 heeft de minister het gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de motivering ten opzichte van het besluit van 22 juni 2022 aangevuld.

Bij aanvullend besluit van 10 juli 2023 heeft de minister het gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, het besluit van 25 november 2021 gedeeltelijk herroepen, het besluit van 16 februari 2023 aanvullend gemotiveerd, twee documenten gedeeltelijk openbaar gemaakt en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 20 december 2023 heeft de rechtbank het beroep van Amnesty gegrond verklaard, de besluiten van 16 februari en 10 juli 2023 vernietigd en de minister opgedragen met inachtneming van de uitspraak binnen tien weken na verzending ervan een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar te nemen.

Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.

Bij besluit van 13 augustus 2024 heeft de minister het gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, het besluit van 25 november 2021 gedeeltelijk herroepen, dat besluit aanvullend gemotiveerd en het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.

Tegen het besluit van 13 augustus 2024 heeft Amnesty beroepsgronden ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 oktober 2024, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. E.C. Pietermaat, advocaat in Den Haag, en Amnesty, vertegenwoordigd door mr. C. Raat, rechtsbijstandverlener te Voorschoten, zijn verschenen. Verder zijn verschenen C. van der Hooft, Woo-coördinator bij de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (hierna: de NCTV), en mr. V.E. Prins, beleidsmedewerker Technologie en Mensenrechten bij Amnesty.

Overwegingen

1.       Bij brief van 23 juli 2021 heeft Amnesty op grond van de Wob een informatieverzoek bij de minister ingediend. Dit verzoek luidt, voor zover hier van belang, als volgt:

"Met een beroep op artikel 3 van de Wet openbaarheid van bestuur verzoek ik u om alle documenten, en in het bijzonder die van de NCTV, openbaar te maken die verband houden met formeel- en informeel, voorgesteld- en aangenomen,  voormalig-, huidig- en, indien beschikbaar, toekomstig beleid, interne regelgeving, leidraden, richtlijnen, notities, onderzoeken, besluiten, kaders etc. over:

- informatieverzameling, -stromen en -positionering en gegevensverwerkingen voorafgaand, tijdens en na aangemelde en niet aangemelde demonstraties en/of protesten;

- informatieverzameling, -stromen en -positionering en gegevensverwerkingen betreffende deelnemers aan aangemelde en niet aangemelde demonstraties en/of protesten;

- informatieverzameling, -stromen en -positionering en gegevensverwerkingen betreffende activisten en organisatoren van aangemelde en niet aangemelde demonstraties en/of protesten, in het bijzonder het vastleggen, ordenen, structureren en/of opslaan van informatie over activisten en organisatoren;

- het online monitoren van aangemelde en niet aangemelde demonstraties en/of protesten;

- het online monitoren van activisten, en organisatoren en deelnemers aan aangemelde en niet aangemelde demonstraties en/of protesten;

- het online monitoren van sentiment en het risico op verstoring van de openbare orde verband houdend met aangemelde en niet aangemelde demonstraties en/of protesten;

- dreigingsbeelden omtrent (deelnemers van) demonstraties en/of protesten;

- dreigingsbeelden omtrent activisten en organisatoren van aangemelde en niet aangemelde demonstraties en/of protesten;

- informatiepositionering, gegevensgestuurd politiewerk, openbare bronnen onderzoek, openbare bronnen intelligence en/of OSINT omtrent demonstraties, protesten en/of activisten;

- samenwerkingsverbanden met de politie en/of gemeente(n) rondom demonstraties, protesten en/of activisten;

- publiek-private samenwerkingsverbanden voor het monitoren van de openbare orde verband houdend met aangemelde en niet aangemelde demonstraties en/of protesten;

- overeenkomsten of anderszins afspraken met derde partijen waarvan het doel van de verwerking verband kan houden met het monitoren van demonstraties, protesten en/of deelnemers daaraan, organisatoren daarvan of activisten."

2.       Per 1 mei 2022 is de Wob ingetrokken en de Wet open overheid (hierna: de Woo) in werking getreden. Vanaf die dag is de Woo op het informatieverzoek van toepassing.

3.       In de uitspraak van 10 november 2022 heeft de rechtbank het volgende overwogen:

"11. De rechtbank is van oordeel dat de minister het verzoek van Amnesty te beperkt heeft opgevat en dat de verrichte zoekslag onzorgvuldig is geweest en onvoldoende inzichtelijk is gemaakt.

12. Het verzoek van Amnesty zag niet alleen op beleid, maar ook op notities, onderzoeken, besluiten, kaders, activiteiten, organisatoren en deelnemers. Dit staat expliciet in het verzoek vermeld. Volgens Amnesty klopt de interpretatie van de minister van de hoorzitting niet. Op de zitting heeft Amnesty toegelicht dat niet is bedoeld het verzoek te beperken tot beleid. De rechtbank ziet ook geen aanknopingspunten dat het oorspronkelijke verzoek in de bezwaarfase door Amnesty zelf is beperkt. Ook vindt de rechtbank dat de minister de zoekslag onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt. De minister heeft niet duidelijk uiteengezet hoe en op welke (combinaties/delen van) termen er is gezocht. Op de zitting heeft de minister toegelicht bij welke afdelingen navraag is gedaan naar aanleiding van de extra uitgevoerde zoekslag, maar de rechtbank vindt deze zoekslag ook te beperkt. Niet bekend is welke vragen er zijn gesteld en aan wie er vragen zijn gesteld. Bovendien staat over deze zoekslag niets vermeld in het bestreden besluit. Het beroep is daarom gegrond.

13. De rechtbank draagt de minister op om een nieuw besluit te nemen en daarbij het volledige oorspronkelijke verzoek te betrekken. Bij de nieuw te verrichten zoekslag dient de minister gemotiveerd uiteen te zetten op welke (delen van) termen dan wel combinaties van termen is gezocht, bij welke afdelingen zoekvragen zijn uitgezet, hoe die zoekvragen luiden, wat het resultaat daarvan is, of naar aanleiding daarvan een nadere zoekslag is verricht, en zo ja, wat deze zoekslag inhoudt. Verder dient de minister aan te geven welke ’records’ naar voren komen bij het gebruik van de gehanteerde zoektermen, met een vermelding waarom de betreffende ‘record’ wel of niet onder het verzoek van Amnesty valt.

14. De rechtbank wijst er verder op dat als er meldingen binnenkomen bij de NCTV, bijvoorbeeld via (de Frontoffice van) het NCC die zijn neergelegd in een document, deze documenten ook onder de reikwijdte van de Woo vallen. Het is dan aan de minister om vervolgens te beslissen of deze al dan niet openbaar worden gemaakt.

15. Daarnaast heeft de minister aangegeven dat de NCTV geen taak/rol heeft in de aanpak rondom demonstraties en/of protesten. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank nog niet dat de minister daarom niet beschikt over documenten waar het verzoek van Amnesty op ziet. In tegendeel: uit het bestreden besluit volgt juist dat: "Bij het verrichten van een gerichte zoekslag hebben de termen "demonstraties,  manifestaties en protesten" voor veel records gezorgd. Deze termen komen namelijk voor in documenten omdat er op onze beleidsterreinen wordt gemonitord met als doel om te kijken in hoeverre dit impact heeft op de nationale veiligheid." De rechtbank leidt hieruit af dat er veel documenten zijn. Bij de nieuw te verrichten zoekslag dient de minister te beslissen of deze documenten worden verstrekt of (deels) worden geweigerd en welke weigeringsgronden dan van toepassing zijn."

4.       Ter uitvoering van de uitspraak van 10 november 2022 heeft de minister het besluit van 16 februari 2023 genomen. De minister heeft naar informatie gezocht in systemen van het Nationaal Crisiscentrum (hierna: het NCC) en de afdeling Analyse van de NCTV. Volgens de minister heeft de NCTV geen rol bij de aanpak van demonstraties en worden geen individuele demonstraties of demonstranten gevolgd. Alleen bij de werkzaamheden van het NCC (crisiscoördinatie) en de afdeling Analyse (het in kaart brengen van fenomenen die een bedreiging van de nationale veiligheid kunnen vormen) kunnen volgens de minister demonstaties en protesten voorkomen, hoewel zij op dit gebied geen hoofdtaak hebben. Volgens de minister bevinden zich in het Landelijk Crisismanagement Systeem (hierna: het LCMS), het elektronisch logboek en het early warning system van het NCC geen documenten die onder de reikwijdte van het informatieverzoek vallen. De in het systeem van de afdeling Analyse gevonden documenten zijn volgens de minister ongeveer 1.550 "open bronnen" (krantenartikelen en al openbare onderzoeksrapporten) waarop de Woo niet van toepassing is, ongeveer 300 "contacten met externe partijen" (via samenwerkingspartners ontvangen informatie) waarop niet de Woo, maar de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 van toepassing is, dan wel die niet onder de reikwijdte van het informatieverzoek vallen, en ongeveer 350 "eigen producten" (weekberichten internetmonitoring, duidingsoverzichten, Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland, situatieschetsen en duidingen) die evenmin onder de reikwijdte van het informatieverzoek vallen.

In de aanloop naar de zitting bij de rechtbank heeft de minister opnieuw naar informatie gezocht en in het LCMS twee onder de reikwijdte van het informatieverzoek vallende documenten gevonden. Het gaat om twee in het kader van de coördinerende taak van de NCTV op het dossier Openbare Orde en Veiligheid opgestelde brieven aan een aantal gemeenten over voorgenomen boerenprotesten in december 2019. De minister heeft deze brieven bij het besluit van 10 juli 2023 zo goed als volledig openbaar gemaakt.

5.       De minister betoogt dat de rechtbank in de uitspraak van 20 december 2023 ten onrechte heeft geoordeeld dat hij het informatieverzoek te beperkt heeft opgevat door documenten waarin demonstraties of protesten incidenteel of ter illustratie worden vermeld buiten de reikwijdte van het verzoek te achten. Hierbij voert hij aan dat documenten waarin het woord ‘demonstratie’ of ‘protest’ voorkomt niet zonder meer binnen de reikwijdte van het verzoek vallen. Het verzoek ziet immers, gelet op de tekst daarvan en de op 12 april 2022 op de hoorzitting in bezwaar gegeven toelichting, op de werkwijze van de NCTV ten aanzien van demonstraties, individuele deelnemers of organisatoren en internetmonitoring daarvan.

5.1.    Zoals partijen ter zitting van de Afdeling hebben bevestigd, is de reikwijdte van het informatieverzoek beperkt tot het beleid, de werkwijze en de uitvoering van de NCTV ten aanzien van de in het verzoek vermelde onderwerpen. Uit het besluit van 16 februari 2023 kan niet worden afgeleid dat de minister de reikwijdte van het verzoek beperkter dan dit heeft opgevat. De minister heeft in zoverre daarom op juiste wijze uitvoering gegeven aan de uitspraak van 10 november 2022. De minister mocht zich verder op het standpunt stellen dat documenten waarin demonstraties of protesten incidenteel of ter illustratie worden vermeld, niet zonder meer binnen de reikwijdte van het verzoek vallen. Uit een dergelijke vermelding kan immers niet worden opgemaakt wat het beleid, de werkwijze of de uitvoering van de NCTV ten aanzien van demonstraties en protesten is.

Het betoog slaagt.

6.       De minister betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij niet op de zoekterm ‘demonstrant’ heeft gezocht. Hierbij voert hij aan dat hij bij de zoekslag de termen ‘demonstratie’, ‘protest’, ‘manifestatie’, ‘deelnemer’, ‘activist’ en ‘organisator’ heeft gehanteerd en dat de term ‘demonstrant’ ook had gekund, maar dat niet aannemelijk is dat daardoor wel documenten zouden zijn aangetroffen die binnen de reikwijdte van het informatieverzoek vallen.

6.1.    Gelet op wat hiervoor in 5.1 is overwogen, heeft de minister de reikwijdte van het informatieverzoek niet te beperkt opgevat. In het licht hiervan mocht de minister bij het zoeken volstaan met de door hem gehanteerde zoektermen. Het ligt immers niet in de lijn der verwachting dat hij met de zoekterm ‘demonstrant’ wel binnen de reikwijdte van het verzoek vallende documenten zou hebben gevonden.

Het betoog slaagt.

7.       De minister betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij naar aanleiding van de uitspraak van 10 november 2022 breder heeft gezocht dan in de eerder uitgevoerde zoekslag en dat hij verwerkte gegevens buiten de zoekslag heeft gehouden. Hierbij voert hij aan dat hij in het besluit van 16 februari 2023 uitvoerig heeft toegelicht op welke wijze binnen de NCTV is gezocht naar documenten die mogelijk binnen de reikwijdte van het informatieverzoek vallen, dat bij de afdelingen die mogelijkerwijs over documenten beschikken alle relevante systemen zijn doorzocht en individuele medewerkers zijn bevraagd, en dat dit met een open blik en zonder enkele restrictie is gebeurd.

7.1.    Gelet op wat hiervoor in 5.1 is overwogen, heeft de minister de reikwijdte van het informatieverzoek niet te beperkt opgevat en in zoverre op juiste wijze uitvoering gegeven aan de uitspraak van 10 november 2022. Uit de in het besluit van 16 februari 2023 gegeven toelichting kan verder worden afgeleid dat hij in het verlengde hiervan ook breder heeft gezocht. Uit het besluit kan niet worden afgeleid dat hij binnen de reikwijdte van het informatieverzoek vallende informatie buiten de zoekslag heeft gehouden.

Het betoog slaagt.

8.       De minister betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij ten onrechte geen overzicht heeft gegeven van alle afdelingen van de NCTV met een toelichting per afdeling waarom daar niet is gezocht. Hierbij voert de minister aan dat de rechtbank hem in de uitspraak van 10 november 2022 heeft opgedragen gemotiveerd uiteen te zetten bij welke afdelingen zoekvragen zijn uitgezet en dat hij aan die opdracht heeft voldaan. Daarbij komt volgens de minister dat hij in het besluit van 16 februari 2023 heeft toegelicht waarom hij uitsluitend bij het NCC en de afdeling Analyse heeft gezocht en dat Amnesty niet aannemelijk heeft gemaakt dat de zoekslag om die reden onvolledig is geweest.

8.1.    De minister hoefde geen overzicht te geven van alle afdelingen van de NCTV met een toelichting per afdeling waarom daar niet is gezocht. De rechtbank heeft de minister in de uitspraak van 10 november 2022 niet opgedragen dat te doen. Verder heeft de minister in het besluit van 16 februari 2023 toegelicht dat de NCTV geen rol heeft bij de aanpak van demonstraties en er geen individuele demonstraties of demonstranten worden gevolgd. Alleen bij de werkzaamheden van het NCC en de afdeling Analyse kunnen demonstaties en protesten voorkomen, hoewel zij op dit gebied geen hoofdtaak hebben. Daarmee heeft de minister, mede in het licht van de reikwijdte van het informatieverzoek en de daaruit voortvloeiende verwachtingen over waar eventueel relevante documenten zouden kunnen worden gevonden, deugdelijk gemotiveerd waarom hij uitsluitend bij het NCC en de afdeling Analyse heeft gezocht.

Het betoog slaagt.

9.       De minister betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij niet de in de uitspraak van 10 november 2022 gegeven opdracht heeft uitgevoerd om een overzicht te geven van de aangetroffen documenten met daarbij vermelding waarom het desbetreffende document wel of niet binnen de reikwijdte van het verzoek valt. Hierbij voert hij aan dat hij de uitspraak van 10 november 2022 niet zo hoefde op te vatten dat hem daarin werd opgedragen om een inventaris te maken van alle documenten die hij op basis van de gehanteerde zoektermen heeft gevonden. Volgens hem liet de opdracht van de rechtbank ruimte om per documentsoort te vermelden waarom documenten niet binnen de reikwijdte van het informatieverzoek vallen. Verder voert hij aan dat er geen rechtsregel is die hem verplichtte voor documenten die niet binnen de reikwijdte van het informatieverzoek vallen een inventaris te maken en dat het in de uitvoeringspraktijk ook niet gebruikelijk is dat te doen. Onder verwijzing naar het voorgaande betoogt de minister dat de rechtbank hem ten onrechte heeft opgedragen inzicht te geven in alle aangetroffen documenten en daar vervolgens duidelijk bij aan te geven of een document openbaar wordt gemaakt of dat openbaarmaking geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd omdat er een weigeringsgrond van toepassing is met vermelding van de betreffende weigeringsgrond(en), dan wel of de aangetroffen informatie buiten de reikwijdte van het verzoek valt.

9.1.    De rechtbank heeft de minister in de uitspraak van 10 november 2022 opgedragen "aan te geven welke ’records’ naar voren komen bij het gebruik van de gehanteerde zoektermen, met een vermelding waarom de betreffende ‘record’ wel of niet onder het verzoek van Amnesty valt". Deze opdracht liet de minister ruimte om een overzicht van de aangetroffen documentsoorten te geven en per documentsoort te vermelden waarom deze al dan niet binnen de reikwijdte van het informatieverzoek valt. Er is geen rechtsregel die hem verplichtte van documenten die niet binnen de reikwijdte van het informatieverzoek vallen een overzicht te geven met vermelding van alle aangetroffen individuele documenten. Bij het voorgaande is van belang dat het in dit geval om een groot aantal documenten gaat en de minister in het besluit van 16 februari 2023 niet heeft volstaan met de mededeling dat de documenten buiten de reikwijdte van het informatieverzoek vallen, maar aan de hand van voorbeelden heeft omschreven om welke soorten documenten het gaat en daarbij per documentsoort heeft toegelicht waarom de documenten buiten de reikwijdte van het verzoek vallen.

Het betoog slaagt.

10.     De minister betoogt dat de rechtbank hem ten onrechte heeft opgedragen van de aangetroffen documenten die volgens de minister al openbaar zijn, zoals krantenartikelen, de kop of titel, de bron en de datum te vermelden, zodat Amnesty kan controleren of die documenten daadwerkelijk openbaar zijn. Hierbij voert hij aan dat openbare documenten buiten de reikwijdte van de Woo vallen, zodat van hem geen nadere duiding hoeft te worden verwacht. Verder voert hij aan dat de afdeling Analyse krantenartikelen heeft opgeslagen ten behoeve van de analyse van bepaalde fenomenen en dat demonstraties en protesten geen fenomenen zijn die door de NCTV afzonderlijk of als zodanig worden onderzocht.

10.1.  De minister was niet verplicht de aangetroffen openbare documenten nader te duiden. De Woo is niet van toepassing op openbare informatie. Verder heeft de afdeling Analyse de documenten opgeslagen ten behoeve van de analyse van bepaalde fenomenen, waaronder demonstraties en protesten niet vallen. Een nadere duiding van de documenten zou daarom geen inzicht opleveren in het beleid, de werkwijze of de uitvoering van de NCTV ten aanzien van de in het informatieverzoek vermelde onderwerpen.

Het betoog slaagt.

11.     De minister betoogt dat de rechtbank hem ten onrechte heeft opgedragen zo nodig met behulp van een IT-specialist de back-upsystemen van de NCTV te doorzoeken. Hierbij voert hij aan er geen reden is om aan te nemen dat er in die systemen relevante informatie zit.

11.1.  Gelet op wat hiervoor in 5.1, 6.1, 7.1 en 8.1 is overwogen, is niet aannemelijk dat er meer binnen de reikwijdte van het informatieverzoek vallende documenten onder de minister berusten dan de twee bij het besluit van 10 juli 2023 openbaar gemaakte brieven. De minister hoeft de back-upsystemen daarom niet te doorzoeken.

Het betoog slaagt.

12.     Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank van 20 december 2023 moet worden vernietigd. De Afdeling zal hierna de door de rechtbank onbesproken gelaten beroepsgrond bespreken.

13.     Amnesty betoogt dat zij op grond van artikel 10 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM) recht heeft op de gevonden informatie. Onder verwijzing naar een artikel van haar gemachtigde voert zij aan dat de uitspraak van de Afdeling van 25 oktober 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2883, niet in lijn is met het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 28 november 2016, ECLI:CE:ECHR:2016:1108JUD001803011, Magyar Helsinki Bizottság v. Hongarije. Volgens haar moeten in de Woo vermelde weigeringsronden die niet in artikel 10, tweede lid, voorkomen buiten toepassing worden gelaten en moet bij de toepassing van wel in artikel 10, tweede lid, voorkomende weigeringsgronden worden gemotiveerd waarom weigering van informatie noodzakelijk is in een democratische samenleving. Verder voert zij aan dat ook sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in de uitspraak van de Afdeling van 25 oktober 2017. Volgens haar heeft de NCTV erkend dat hij zijn taak uitoefent zonder toereikende wettelijke grondslag en heeft hij hierbij privacy-rechten en mogelijk ook demonstratierechten van personen geschonden. Zonder de gevraagde informatie kan Amnesty niet precies onderzoeken wat er aan de hand is met betrekking tot demonstraties en de monitoring daarvan. Zij wijst erop dat zij adequate input wil kunnen leveren in het kader van het wetgevingstraject van de Wet coördinatie terrorismebestrijding en nationale veiligheid (Staatsblad 2023, 454) en dat zij ook met het oog op haar overige activiteiten belang heeft bij precies onderzoek.

13.1.  Artikel 10, eerste lid, van het EVRM luidt: "Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. Dit artikel belet Staten niet radio- omroep-, bioscoop- of televisieondernemingen te onderwerpen aan een systeem van vergunningen."

Het tweede lid luidt: "Daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, kan zij worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen."

13.2.  Tussen partijen is niet in geschil dat Amnesty als non-gouvernementele organisatie aan artikel 10, eerste lid, van het EVRM een recht op inlichtingen van de overheid kan ontlenen, welk recht overigens is onderworpen aan beperkingen welke ingevolge het tweede lid van artikel 10 van het EVRM gesteld mogen worden.

13.3.  In de uitspraak van 25 oktober 2017 heeft de Afdeling overwogen dat er in het algemeen van mag worden uitgegaan dat de wetgever bij het formuleren van de weigeringsgronden in de artikelen 10 en 11 van de Wob heeft voorzien in beperkingen die noodzakelijk zijn in een democratische samenleving met het oog op de in artikel 10, tweede lid, van het EVRM genoemde belangen. De weigeringsgronden van de Wob strekken ter bescherming van een of meer van deze belangen. Dit uitgangspunt staat er evenwel niet aan in de weg dat een verzoeker aangeeft dat en waarom in zijn concrete situatie aan dit uitgangspunt niet kan worden vastgehouden. Het ligt dan op de weg van de verzoeker om zeer bijzondere omstandigheden te stellen en aannemelijk te maken die zouden meebrengen dat de verzoeker, ondanks toepassing van de Wob, in de uitoefening van het specifieke recht om op grond van artikel 10, eerste lid, van het EVRM inlichtingen te ontvangen, wordt belemmerd zonder dat dit op grond van artikel 10, tweede lid, van het EVRM is gerechtvaardigd.

13.4.  De Afdeling stelt vast dat de minister alleen bij de openbaarmaking van twee brieven bij het besluit van 10 juli 2023 een weigeringsgrond heeft toegepast. De minister heeft daarin met toepassing van artikel 5.1, tweede lid, onder e en i, van de Woo, geweigerd om in die brieven voorkomende handtekeningen, e-mailadressen en telefoonnummers openbaar te maken. Amnesty heeft niet aangevoerd het hiermee oneens te zijn. In de besluiten van 25 november 2021 en 16 februari 2023 heeft de minister geen weigeringsgronden toegepast. Wat Amnesty aanvoert over artikel 10 van het EVRM, de in de Woo opgenomen weigeringsgronden en het bestaan van bijzondere omstandigheden kan daarom niet leiden tot gegrondverklaring van het beroep. De Afdeling zal het betoog daarom verder niet bespreken.

14.     Het beroep tegen de besluiten van 16 februari en 10 juli 2023 is ongegrond.

15.     Bij het besluit van 13 augustus 2024 heeft de minister ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank van 20 december 2023 opnieuw op het gemaakte bezwaar beslist. Gelet op de gegrondverklaring van het hoger beroep van de minister en de vernietiging van de uitspraak van de rechtbank is de grondslag aan dat besluit komen te ontvallen. De Afdeling zal dat besluit daarom vernietigen.

16.     De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het hoger beroep gegrond;

II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 december 2023 in zaak nr. 23/722;

III.      verklaart het beroep tegen de besluiten van 16 februari en 10 juli 2023 met kenmerken 4476321 en 4768400 ongegrond;

IV.      vernietigt het besluit van 13 augustus 2024.

Aldus vastgesteld door mr. W. den Ouden, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. M. den Heyer, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. Hartsuiker, griffier.

w.g. Den Ouden
voorzitter

w.g. Hartsuiker
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2024

620