Uitspraak E03990122/1


Volledige tekst

E03.99.0122/1.
Datum uitspraak: 22 oktober 2003.

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Metals & Residues (Bussum) B.V." , gevestigd te Bussum,
appellante,

en

de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 17 december 1997, kenmerk NL 80505, heeft verweerder krachtens artikel 4, derde lid, onder b, van de Verordening 259/93/EEG van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap (hierna: EVOA) bezwaar gemaakt tegen het voornemen van DSM Andeno B.V. om 120.000 kilogram ijzernoritafval uit te voeren naar België.

Bij besluit van 18 december 1998, kenmerk IMA/98112031, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 28 januari 1999, bij de Raad van State ingekomen op 29 januari 1999, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 4 maart 1999.

Bij brief van 20 april 2000 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de behandeling van de onderhavige zaak aangehouden in afwachting van het verzoek aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: het Hof) om bij wijze van prejudiciële beslissing uitspraak te doen over de vragen zoals die zijn geformuleerd in de verwijzingsuitspraken van de Afdeling van 8 augustus 2000 en 13 maart 2001.

Bij beschikking van 27 februari 2003 in de gevoegde zaken C-307/00 tot en met C-311/00 respectievelijk bij arrest van 3 april 2003 in de zaak C-116/01 heeft het Hof uitspraak gedaan op de hierboven bedoelde vragen.

Van appellante en verweerder zijn nadere stukken ontvangen. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 september 2003, waar appellante, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. R. Ahraoui, mr. C.M.A.W. Flendrie en ing. C.H.M. Luttikhuizen, ambtenaren van het ministerie, zijn verschenen. Voorts is daar als partij gehoord de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid “DSM Andeno B.V.”, vertegenwoordigd door mr. F.J.C.M. de Kok, advocaat te Heerlen, en [gemachtigden].

2. Overwegingen

2.1. Verweerder betoogt dat appellante niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard in haar bezwaar tegen het besluit van 17 december 1997. Hiertoe voert hij aan dat appellante uitsluitend via een contractuele relatie betrokken is bij de kennisgeving en derhalve slechts een afgeleid belang heeft.

2.2. Ingevolge artikel 20.1, eerste en derde lid, van de Wet milieubeheer, voorzover hier van belang, kan tegen een besluit op grond van de EVOA beroep worden ingesteld bij de Afdeling.

Ingevolge artikel 20.13 van de Wet milieubeheer kan tegen besluiten als bedoeld in artikel 20.1, eerste lid, waarop afdeling 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is, beroep worden ingesteld door een belanghebbende.

Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover hier van belang, dient degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep bij een administratieve rechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen tegen dat besluit bezwaar te maken.

2.2.1. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat appellante ijzernoritafval van DSM Andeno B.V. heeft gekocht om dit vervolgens te verkopen aan Scoribel N.V. te Seneffe in België. Verder is gebleken dat DSM Andeno B.V. kennisgeving heeft gedaan voor de overbrenging van het ijzernoritafval naar Scoribel N.V. Gelet op het vorenstaande stelt de Afdeling vast dat het besluit van verweerder van 17 december 1997 slechts gevolgen met zich brengt voor appellante via de privaatrechtelijke rechtsverhouding met DSM Andeno B.V. Appellante heeft dan ook alleen een afgeleid belang bij dit besluit. Appellante is derhalve geen rechtstreeks belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Hetgeen appellante heeft betoogd kan hier niet aan afdoen.

Nu het belang van appellante niet rechtstreeks bij het besluit van 17 december 1997 is betrokken, had verweerder het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk moeten verklaren.

2.3. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De Afdeling zal op de hierna te melden wijze in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.

2.4. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 18 december 1998, kenmerk IMA/98112031;

III. verklaart het bezwaar van appellante tegen het besluit van 17 december 1997, kenmerk NL 80505, niet-ontvankelijk;

IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

V. gelast dat de Staat der Nederlanden (het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 190,59) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, Voorzitter, en mr. R.H. Lauwaars en mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.

w.g. Drupsteen w.g. Plambeck
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2003.

159-373.