Uitspraak 202302747/1/R3


Volledige tekst

202302747/1/R3.
Datum uitspraak: 21 augustus 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend in Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp,

en

het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 februari 2023 heeft het college op grond van artikel 110a van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) hogere waarden vastgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan "Kruispunt Katwijkerlaan/ Nieuwkoopseweg/Vlielandseweg".

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak gelijktijdig met zaak nr. ECLI:NL:RVS:2024:3317 op een zitting behandeld op 11 juli 2024, waar [appellant], bijgestaan door mr. B. Benard, en het college, vertegenwoordigd door R. Broekhuijzen, E. Zeeman en L.M. Stoop, zijn verschenen.

Overwegingen

Overgangsrecht Omgevingswet

1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet, de Invoeringswet Omgevingswet en de Aanvullingswet geluid Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van het beroep tegen het besluit van 21 februari 2023, is het recht zoals dat gold ten tijde van het nemen van dit besluit bepalend.

Het besluit van 21 februari 2023

2.       Uit het akoestisch onderzoek "Herinrichting kruising Nieuwkoopseweg/Vlielandseweg/Katwijkerlaan in Pijnacker" is gebleken dat de geluidbelasting als gevolg van de beoogde reconstructie van het kruispunt Katwijkerlaan/Nieuwkoopseweg/Vlielandseweg met 2,6 dB toeneemt op de voorgevel van de woning aan de [locatie], zodat sprake is van een reconstructie als bedoeld in de Wgh. In het besluit staat dat bron- en overdrachtsmaatregelen ter verlaging van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend zijn gebleken of afstuiten op bezwaren van stedenbouwkundige of financiële aard. Om deze reden is een hogere waarde van 51 dB vastgesteld op de voorgevel.

Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidbelasting op de zijgevel als gevolg van de herinrichting van het kruispunt niet zal toenemen met meer dan 2 dB ten opzichte van de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting. De toename op de zijgevel bedraagt 0,8 dB op de begane grond en 1,1 dB op de verdieping. Het college heeft ervoor gekozen om voor de zijgevel, hoewel daartoe geen verplichting bestaat, toch een hogere waarde vast te stellen van 56 dB. Dit heeft het college gedaan, omdat bij een eventueel toekomstige reconstructie deze hogere waarde van 56 dB zal gelden als de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting en niet de heersende waarde die mogelijk hoger zal zijn. Het college stelt zich op het standpunt dat [appellant] hiermee wordt beschermd tegen een ongebreidelde groei van de geluidbelasting in de toekomst.

Wettelijke bepalingen

3.       De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Beroepsgronden

Gemeentelijk beleid

4.       [appellant] betoogt dat het bestreden besluit in strijd is met de "Nota Hogere grenswaarden gemeente Pijnacker-Nootdorp", waarin ambities en grenswaarden zijn opgenomen voor wegverkeerslawaai. Voor een glastuinbouwgebied, waarin [locatie] is gelegen, mag volgens [appellant] een hogere waarde worden vastgesteld van ten hoogste 53 dB. De vaststelling van een hogere waarde van 56 dB is hiermee in strijd, zo betoogt [appellant].

4.1.    Het college heeft toegelicht dat de door [appellant] genoemde bovengrens van 53 dB ziet op nieuwbouwwoningen. [appellant] woont in een bestaande woning. Het college stelt dat voor deze woning als bovengrens de maximale ontheffingswaarde zoals omschreven in artikel 83, derde lid, van de Wgh, geldt. De Afdeling acht dit juist. Op bladzijde 10 van de "Nota Hogere grenswaarden gemeente Pijnacker-Nootdorp", is ook vermeld dat de bovengrens van de gemeentelijke geluidsambitie geldt in geval van nieuwbouw van een geluidgevoelige bestemming. Strijd met de beleidsnota doet zich dan ook niet voor.

Het betoog slaagt niet.

Geluidmaatregelen

5.       [appellant] betoogt dat ten onrechte geen geluidafschermende maatregelen zijn genomen tussen zijn woning en de voorziene infrastructuur.

5.1.    Op de zitting heeft [appellant] verklaard dat het hem niet gaat om de plaatsing van een geluidscherm dat leidt tot een verlaging van de geluidbelasting op de voorgevel. Het gaat hem in deze procedure om de plaatsing van een geluidscherm langs de zijgevel van zijn woning. Zoals hiervoor onder 2 is weergegeven blijkt uit het akoestisch onderzoek dat de geluidbelasting op de zijgevel als gevolg van de herinrichting van de kruising op de begane grond zal toenemen met 0,8 dB en op de verdieping met 1,1 dB. Dit betekent volgens het college dat het niet in de rede ligt om langs de zijgevel een geluidscherm te plaatsen, nog daargelaten dat het college op de zitting heeft toegelicht dat de plaatsing van een scherm langs de zijgevel op verkeerskundige bezwaren stuit. Dit zou volgens het college het zicht op de weg belemmeren. [appellant] heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan moet worden geconcludeerd dat dit standpunt van het college niet kan worden gevolgd. Gelet op de door het college benoemde overwegende bezwaren van verkeerskundige aard staat, gelet op artikel 110a, vijfde lid, van de Wgh, de onmogelijkheid tot het treffen van geluidmaatregelen naar het oordeel van de Afdeling niet in de weg aan het vaststellen van een hogere waarde voor de zijgevel van de woning van [appellant].

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

6.       Het beroep is ongegrond.

Proceskosten

7.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier.

w.g. Knol
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Priem
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2024

646

BIJLAGE

Wet geluidhinder

Artikel 83

1. Voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in artikel 82, eerste lid, kan een hogere dan de in dat artikel genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde, buiten de in de volgende leden bedoelde gevallen, voor woningen in buitenstedelijk gebied 53 dB en voor woningen in stedelijk gebied 58 dB niet te boven mag gaan.

2. Bij toepassing van het eerste lid met betrekking tot in stedelijk gebied nog te bouwen woningen die nog niet zijn geprojecteerd, kan voor de aanwezige of te verwachten geluidsbelasting vanwege een aanwezige weg een hogere dan de in dat lid genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde 63 dB niet te boven mag gaan.

3. Bij toepassing van het eerste lid met betrekking tot woningen die reeds aanwezig of in aanbouw zijn, kan voor de toekomstige geluidsbelasting vanwege een weg die nog niet geprojecteerd is:

a. voor zover het woningen in stedelijk gebied betreft, een hogere dan de in dat lid genoemde  waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde 63 dB niet te boven mag gaan;

b. voor zover het woningen in buitenstedelijk gebied betreft, een hogere dan de in dat lid genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde 58 dB niet te boven mag gaan.

[…].

Artikel 110a

1. Burgemeester en wethouders zijn binnen de grenzen van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.

2. In afwijking van het eerste lid zijn indien ten behoeve van een activiteit in meer dan één gemeente een hogere waarde voor de bij of krachtens de wet genoemde ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting dient te worden vastgesteld, burgemeester en wethouders van de gemeente binnen wier grenzen deze activiteit zal worden uitgevoerd bevoegd een hogere waarde vast te stellen.

[…].

5.

Het eerste en tweede lid vinden slechts toepassing indien toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein, de weg of spoorweg, van de gevel van de betrokken woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen onderscheidenlijk aan de grens van de betrokken geluidsgevoelige terreinen tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting onvoldoende doeltreffend zal zijn dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de in dit lid bedoelde bevoegdheid enkel in bij die maatregel aan te geven gevallen kan worden toegepast.