Uitspraak 202401065/1/V3


Volledige tekst

202401065/1/V3.
Datum uitspraak: 30 april 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 9 februari 2024 in zaak nr. NL23.39202 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.

Bij uitspraak van 9 februari 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. V.L. van Wieringen, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.

Overwegingen

1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Uit de uitspraak van de Afdeling van 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3411, volgt dat de staatssecretaris voor Kroatië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de vreemdeling niet heeft gemotiveerd dat dit in haar geval anders is en dat de staatssecretaris in de gestelde persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling geen aanleiding hoefde te zien om de asielaanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening in behandeling te nemen.

1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).

2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.

w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Dallinga
Griffier

Uitgesproken in het openbaar op 30 april 2024

18-1102