Uitspraak 202402593/2/V3
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:1770
- Datum uitspraak
- 26 april 2024
- Inhoudsindicatie
- Bij besluit van 8 april 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de vreemdeling in bewaring gesteld. Bij uitspraak van 25 april 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
- Voorlopige voorziening
- Bewaring
202402593/2/V3.
Datum uitspraak: 26 april 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 25 april 2024 in zaak nr. NL24.15478 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 8 april 2024 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 25 april 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1. Met het verzoek wil de vreemdeling voorkomen dat hij wordt overgedragen, terwijl nog niet op het hoger beroep over de bewaring is beslist.
2. Hoewel de vreemdeling naar verwachting binnenkort wordt overgedragen, verbiedt de voorzieningenrechter in deze bewaringsprocedure die overdracht niet. Daarin wordt namelijk alleen getoetst of de vreemdeling zijn vrijheid mocht worden ontnomen. Ook als de Afdeling in hoger beroep oordeelt dat de staatssecretaris de vreemdeling ten onrechte in bewaring heeft gesteld, betekent dat niet dat hij niet bevoegd was om hem over te dragen.
3. Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van S. Nederhoff, griffier.
w.g. Van Breda
voorzieningenrechter
w.g. Nederhoff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2024
918