Uitspraak 202302013/1/V1


Volledige tekst

202302013/1/V1.
Datum uitspraak: 26 april 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 29 maart 2023 in zaak nr. NL23.3618 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.

Bij uitspraak van 29 maart 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D. de Vries, advocaat te Leeuwarden, hoger beroep ingesteld.

Bij besluit van 3 juli 2023 heeft de staatssecretaris de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd.

De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.

Overwegingen

Hoger beroep

1.       Toen de rechtbank uitspraak deed op het beroep van de vreemdeling tegen het niet tijdig nemen van het besluit, had de staatssecretaris nog geen besluit genomen op zijn aanvraag van 1 mei 2022. Dat heeft de staatssecretaris bij besluit van 3 juli 2023 wel gedaan. Wat de vreemdeling aanvoert, schept geen belang voor het beoordelen van zijn hoger beroep.

2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Op de door de Afdeling in de uitspraak van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4125, gestelde prejudiciële vragen heeft het Hof van Justitie nog geen antwoord gegeven. De Afdeling is, gelet op wat zij in de hiervoor genoemde uitspraak onder 22 tot en met 25 heeft overwogen, van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de staatssecretaris met WBV 2022/22 de beslistermijn rechtmatig met negen maanden heeft verlengd. De staatssecretaris heeft binnen vijftien maanden na indiening van de aanvraag een besluit genomen. De staatssecretaris hoeft daarom geen proceskosten te vergoeden.

Besluit 3 juli 2023

3.       De staatssecretaris is in het besluit van 3 juli 2023 geheel aan de aanvraag van de vreemdeling tegemoetgekomen. De vreemdeling heeft desgevraagd niet meegedeeld dat hij zich niet met dat besluit kan verenigen. Gelet hierop is geen beroep van rechtswege, als bedoeld in artikel 6:20, derde lid, in samenhang gelezen met artikel 6:24 van de Awb, ontstaan waarop de Afdeling nog moet beslissen.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.

w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Verbeek
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2024

574-966