Uitspraak BRS.24.000063


Volledige tekst

BRS.24.000063
ECLI:NL:RVS:2024:1647

Datum uitspraak: 23 april 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 2 februari 2024 in zaak nr. NL24.2571 in het geding tussen:

[de vreemdeling]

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 20 januari 2024 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.

Bij uitspraak van 2 februari 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. van Bennekom, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.

De rechtbank heeft desgevraagd schriftelijke inlichtingen gegeven.

De vreemdeling is in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten.

Overwegingen

1.       De termijn voor het instellen van hoger beroep eindigde op 9 februari 2024. Het hogerberoepschrift is daarna bij de Raad van State binnengekomen. De vreemdeling heeft het hogerberoepschrift daarom niet op tijd ingediend. De vreemdeling heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid redenen aan te voeren waarom het hoger beroep toch in behandeling moet worden genomen.

2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.

w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Schipper
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2024

872