Uitspraak 202401321/2/A3


Volledige tekst

202401321/2/A3.
Datum uitspraak: 18 april 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:

Stichting Blije Buren, gevestigd te Amsterdam,

verzoekster,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 januari 2024 in zaak nr. 23/6912 en 23/6914 in het geding tussen:

Blije Buren

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.

Openbare zitting gehouden op 18 april 2024 om 10:45 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. J.E.M. Polak, voorzieningenrechter
griffier: mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken

Verschenen:

Stichting Blije Buren, vertegenwoordigd door mr. K.J.T.M. Hehenkamp, advocaat te Amsterdam en [gemachtigde];

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, vertegenwoordigd door F. Timmermans, A. Alilaj, vergezeld door V. van den Brink en mr. drs. S. Holvast van Waternet;

Het verzoek richt zich tegen de uitspraak van 19 januari 2024 van de rechtbank Amsterdam. Blije Buren heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter

wijst het verzoek af

Gronden:

Voorgeschiedenis

Op 22 april 2023 heeft Blije Buren de woonboot [naam woonboot] afgemeerd op de locatie tegenover Wittenburgergracht 12 in Amsterdam zonder dat zij een ligplaatsvergunning had. De woonboot ligt naast de sluis/noodkering Nieuwe vaart. De beheerder van die sluis heeft op 25 april 2023 aan Nautisch Toezicht laten weten dat de woonboot hinder veroorzaakt omdat die te dichtbij ligt. De zogenoemde schaag van de sluisdeur zou de woonboot (kunnen) raken als die dichtgaat. Daardoor is de situatie niet meer veilig. Omdat Blije Buren de woonboot niet heeft verplaatst terwijl het college daar wel om heeft verzocht, heeft het college dat op 17 mei 2023 alsnog laten doen. Sindsdien ligt de boot in de bewaarhaven van de gemeente Amsterdam. De kosten voor het bewaren zijn inmiddels zodanig opgelopen dat het college de woonboot wil laten vernietigen.

Nadat Blije Buren tevergeefs bezwaar had gemaakt, heeft de rechtbank het door Blije Buren daartegen gestelde beroep ongegrond verklaard.

Blije Buren heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank en verzocht om als voorlopige voorziening de boot te kunnen terugplaatsen.

Beoordeling van het verzoek

De voorzieningenrechter stelt voorop dat vaststaat dat Blije Buren niet beschikt over de vereiste ligplaats- en/of omgevingsvergunning voor de beoogde ligplaats. Het verzoek komt er dus op neer dat Blije Buren hangende de bodemprocedure weer illegaal ligplaats mag innemen. Dat is naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen passende ordemaatregel. Alleen daarom al ligt het in de rede de gevraagde voorziening af te wijzen. Daar komt bij dat de voorzieningenrechter, gelet op de beoordelingsruimte van het college, er niet op voorhand vanuit gaat dat het oordeel van de rechtbank dat het college de boot mocht wegslepen, in de bodemprocedure geen stand zal houden (zie artikel 3.2.4, eerste lid, van de Verordening op het binnenwater 2010). De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat het college Blije Buren nog tot een week na deze uitspraak de gelegenheid geeft om de boot tegen betaling van de kosten op te halen.

w.g. Polak
voorzieningenrechter

w.g. Van Tuyll van Serooskerken
griffier

290