Uitspraak 202402090/1/R4


Volledige tekst

202402090/1/R4.
Datum uitspraak: 16 april 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoekster], wonend te [woonplaats],

verzoekster,

en

het college van gedeputeerde staten van Drenthe,

verweerder.

Procesverloop

Het college heeft bij besluit van 28 maart 2024 aan Royal Fireworks Nederland B.V. toestemming verleend als bedoeld in artikel 3B.1, derde lid, aanhef en onder a, van het Vuurwerkbesluit voor het tot ontbranding brengen van vuurwerk voor een vuurwerkevenement op 20 april 2024 tussen 23:00 en 00:45 uur op een terrein aan de Dorpsstraat 11 te Gasselte.

Tegen dit besluit heeft [verzoekster] bezwaar gemaakt.

[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld op 11 april 2024, waar [verzoekster], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. I. Weis en R. Struik, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       [verzoekster] verzoekt om schorsing van het besluit van 28 maart 2024. Zij betoogt dat het gezien de omvang van het vuurwerkevenement en de locatie waar het evenement is voorzien, gepast zou zijn geweest om de buurtbewoners van de aanvraag voor de ontbrandingstoestemming op de hoogte te stellen.

Verder vreest [verzoekster] voor de veiligheid. Zij wijst er op dat zich in de nabijheid van de afsteekplaats van het vuurwerk een kerk, een pastorie, een benzinepompstation en woonboerderijen en huizen met rieten daken bevinden.

Ten slotte heeft [verzoekster] aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat het ontbranden van vuurwerk volgens haar zal leiden tot schadelijke gevolgen voor dieren in de omgeving van het weiland waar het vuurwerk zal worden afgestoken. Volgens [verzoekster] zullen broedvogels, vleermuizen, boommarters, eekhoorns, dassen en wilde zwijnen worden verstoord. [verzoekster] heeft er bovendien op gewezen dat Gasselte aan de rand van een Natura 2000-gebied is gelegen.

1.1.    Artikel 3B.1, derde lid, van het Vuurwerkbesluit luidt:

"Aan de toepassingsvergunning wordt het voorschrift verbonden dat:

a. Voorafgaand aan het tot ontbranding brengen van vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik door de aanvrager toestemming is verkregen van gedeputeerde staten van de provincie waarin de artikelen tot ontbranding zullen worden gebracht en de aan de toestemming verbonden voorschriften worden nageleefd;

[…]."

Artikel 3B.3, eerste lid, luidt:

"De ontbrandingstoestemming kan worden geweigerd in het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu."

1.2.    Voor zover [verzoekster] betoogt dat zij en andere omwonenden door het college op de hoogte hadden moeten worden gebracht van de aanvraag voor het verlenen van de ontbrandingstoestemming, overweegt de voorzieningenrechter dat een dergelijke verplichting voor het college niet bestond. In het Vuurwerkbesluit zijn geen regels over participatie opgenomen.

Verder stelt de voorzieningenrechter vast dat in verband met mogelijk brandgevaar een veiligheidscirkel is vastgesteld van 165 meter rond de afsteekplaats. Tevens is Brandweer Drenthe in verband met de (brand)veiligheid om advies gevraagd. In het advies van 31 januari 2024 heeft Brandweer Drenthe geconcludeerd dat geen bijzonderheden zijn geconstateerd. Verder is geadviseerd om in de ontbrandingstoestemming op te nemen dat als sprake is van Fase 2, hetgeen inhoudt dat het al langere tijd droog is in de natuur, gekeken moet worden of er gevaar is voor natuurbranden door het afsteken van het vuurwerk. De voorzieningenrechter stelt vast dat in de ontbrandingstoestemming een voorschrift over extreme droogte is opgenomen. In dat geval dient de ontbrander contact op te nemen met de provincie Drenthe. Het college van gedeputeerde staten bepaalt dan in overleg met de regionale brandweer of het evenement kan doorgaan.

Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter in het aspect (brand)veiligheid geen grond voor het oordeel dat het besluit moet worden geschorst.

Over de gestelde gevolgen van het ontbranden van het vuurwerk voor (beschermde) diersoorten in het licht van de bepalingen van de Omgevingswet die zien op gebiedsbescherming en soortenbescherming, overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Het college heeft de toestemminghouder er op gewezen dat mogelijk ook andere regels gelden voor het tot ontbranding brengen van het vuurwerk. Het besluit dat in deze procedure voorligt, is de toestemming krachtens het Vuurwerkbesluit. De omstandigheid dat voor het ontbranden van het vuurwerk ook andere vergunningen of toestemmingen noodzakelijk zouden kunnen zijn, is in beginsel niet van belang voor de rechtmatigheid van de verleende toestemming voor het ontbranden van vuurwerk.

Het betoog slaagt niet.

2.       De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat het college op de zitting heeft aangegeven dat de duur van het vuurwerkevenement in het besluit had moeten worden beperkt tot maximaal 10 minuten. In plaats daarvan is toestemming verleend voor een vuurwerkevenement met een duur van 15 minuten.

3.       Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

4.       Het college moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de ontbranding van het vuurwerk maximaal 10 minuten mag duren;

II.       wijst het meer of anders verzochte af;

III.      veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Drenthe tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van  € 2.448,15, waarvan € 1.750,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

IV.      gelast dat het college van gedeputeerde staten van Drenthe aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 187,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Besselink, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Melenhorst, griffier.

w.g. Besselink
voorzieningenrechter

w.g. Melenhorst
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2024

490