Uitspraak 202306544/1/A2


Volledige tekst

202306544/1/A2.
Datum uitspraak: 10 april 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,

en

de commissie van beroep voor de examens van de Stichting ROC Summa College (hierna: de CBE),

verweerder.

Procesverloop

Op 10 juli 2023 heeft de loopbaanbegeleider van [appellant] namens het Summa aan hem laten weten dat hij een negatief bindend studieadvies (hierna: NBSA) voor de opleiding software development ontvangt en dat de onderwijsovereenkomst daardoor wordt beëindigd.

Bij beslissing van 29 augustus 2023 heeft de CBE het door [appellant] daartegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze beslissing heeft [appellant] bij de Afdeling beroep ingesteld.

De CBE heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] en de CBE hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 januari 2024, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde] , en de CBE, vertegenwoordigd door N.H.J.M. de Win, P.J.M. van der Linden en L.E.J. van Meijl, zijn verschenen. De Afdeling heeft de behandeling van de zaak aangehouden.

Na de zitting heeft de Afdeling aan beide partijen schriftelijke vragen gesteld en beide partijen in de gelegenheid gesteld op de gegeven antwoorden te reageren.

Partijen hebben toestemming gegeven voor het achterwege laten van een nadere zitting. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding

1.       Bij de beslissing van 10 juli 2023 heeft [appellant] een NBSA ontvangen voor het volgen van de opleiding software development aan het Summa College. Daarvoor heeft [appellant] op 2 maart 2023 en op 16 mei 2023 voorlopige studieadviezen ontvangen. [appellant] heeft het NBSA op 10 juli 2023 gekregen omdat hij slechts 41 studiepunten heeft behaald. Hij moest aan het einde van onderwijsperiode vier 45 studiepunten halen om de opleiding te kunnen vervolgen. [appellant] is daarom per 31 juli 2023 uitgeschreven voor de opleiding. De CBE heeft in de beslissing van 29 augustus 2023 overwogen dat het NBSA in overeenstemming met artikel 8.1.7a, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (hierna: de WEB) en dus rechtmatig is afgegeven. Daarom kon het Summa de inschrijving voor de opleiding beëindigen.

Beroep bij de Afdeling

2.       [appellant] heeft op 16 oktober 2023 beroep ingesteld tegen de beslissing van de CBE. De CBE heeft de Afdeling vervolgens op 24 oktober 2023 laten weten dat het NBSA per 29 september 2023 is ingetrokken, naar aanleiding van een gesprek tussen de opleidingsdirecteur en [appellant] over een ingediende klacht. De Afdeling heeft [appellant] bij brief van 25 oktober 2023 gevraagd of hij het beroep wil intrekken. [appellant] heeft aangegeven dat hij het beroep wil handhaven, omdat er bij de intrekking van het NBSA niet een positief studieadvies is gegeven.

2.1.    In het verweerschrift stelt de CBE zich op het standpunt dat er met de intrekking van het bestreden besluit geen sprake meer is van een besluit waarover de Afdeling haar oordeel zou kunnen geven. De CBE betwist daarmee de ontvankelijkheid van het beroep.

2.2.    Na de zitting van 26 januari 2024 heeft de Afdeling aan partijen schriftelijke vragen gesteld. In de beantwoording van de schriftelijke vragen stelt de CBE dat aan het NBSA de beëindiging van de inschrijving voor de opleiding is verbonden en dat alleen dat onderdeel is ingetrokken en niet het gehele NBSA. [appellant] blijft in zijn reactie op de beantwoording van de vragen door de CBE bij zijn standpunt dat het NBSA in zijn geheel is ingetrokken door het Summa en dat er een positief advies moet worden gegeven.

Beoordeling van het beroep bij de Afdeling

3.       De Afdeling volgt de CBE niet in het standpunt dat in de brief van 29 september 2023 is bedoeld om slechts de beëindiging van de inschrijving voor de opleiding in te trekken. In de brief heeft het Summa aangegeven tot een positief oordeel te zijn gekomen als het gaat om de wens van [appellant] om hem weer toe te laten tot de opleiding. Ook is vermeld dat is afgesproken dat bij een voortzetting van de opleiding met [appellant] concrete afspraken gemaakt zullen worden over de opleiding en begeleiding. In de brief is uitdrukkelijk en ondubbelzinnig vermeld dat met inachtneming van de in de brief opgesomde voorwaarden het NBSA voor [appellant] voor de opleiding software development is ingetrokken. Dat slechts de beëindiging van de inschrijving voor de opleiding is ingetrokken staat er niet en ook in het verweerschrift in reactie op het beroep bij de Afdeling heeft de CBE dat niet gesteld. De Afdeling is dan ook van oordeel dat met de brief van 29 september 2023 het NBSA in zijn geheel is ingetrokken. Vervolgens heeft [appellant] de opleiding voor enige tijd ook voortgezet.

3.1.    Dat het NBSA is ingetrokken betekent dat [appellant] geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep tegen het NBSA. Die beoordeling kan namelijk niet leiden tot een voor hem gunstiger resultaat. De intrekking van het NBSA betekent dat [appellant] zijn studie mocht voortzetten. Wat hij daarnaast met een "positief" BSA nog beoogt is niet duidelijk. De Afdeling merkt verder op dat de afspraken rondom de intrekking van het NBSA over de wijze waarop [appellant] de opleiding dient te vervolgen om deze succesvol te kunnen afronden, geen betrekking hebben op dit studieadvies. Aan een bespreking van wat door [appellant] is aangevoerd over de gemaakte afspraken komt de Afdeling daarom niet toe.

Conclusie

4.       Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de overige gronden van [appellant] niet hoeven te worden besproken.

5.       De CBE hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. J.F. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. van Zanten, griffier.

w.g. Willems
voorzitter

w.g. Van Zanten
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 10 april 2024

97-1089