Uitspraak 202401222/2/V2


Volledige tekst

202401222/2/V2.
Datum uitspraak: 28 maart 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 26 januari 2024, gerectificeerd op 2 februari 2024, in zaak nr. NL23.12088 in het geding tussen:

[de vreemdeling]

en

de staatssecretaris.

Procesverloop

Bij besluit van 8 november 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, ingewilligd.

Bij besluit van 24 maart 2023 heeft de staatssecretaris het verzoek van de vreemdeling om heroverweging van het besluit van 8 november 2021 afgewezen.

Bij uitspraak van 26 januari 2024, gerectificeerd op 2 februari 2024, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit en dat de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt verleend met ingang van 15 april 2018.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter in deze vreemdelingenrechtelijke procedure geldt totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

2.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat de uitspraak van de rechtbank wordt geschorst totdat de Afdeling op het door hem ingestelde hoger beroep heeft beslist.

3.       Gelet op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, ziet de voorzieningenrechter aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. Daarom herleeft de situatie in rechte van voor de uitspraak van de rechtbank. Dit betekent dat de ingangsdatum van de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning asiel 9 december 2020 blijft totdat de Afdeling op het hoger beroep van de staatssecretaris heeft beslist.

4.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

schorst bij wijze van voorlopige voorziening de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 26 januari 2024, gerectificeerd op 2 februari 2024, in zaak nr. NL23.12088 totdat de Afdeling op het door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ingestelde hoger beroep heeft beslist.

Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.

w.g. Drop
voorzieningenrechter

w.g. Van Kesteren
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2024

897