Uitspraak 202307157/1/V1


Volledige tekst

202307157/1/V1.
Datum uitspraak: 28 maart 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 oktober 2023 in zaak nr. 23/2397 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: het COa).

Procesverloop

Bij e-mail van 3 februari 2023 heeft het COa de vreemdeling meegedeeld dat het zijn verstrekkingen krachtens de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen zal beëindigen.

Bij uitspraak van 20 oktober 2023 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep kennis te nemen.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Görsültürk, advocaat te Oss, hoger beroep ingesteld.

Overwegingen

1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 5 van de uitspraak van de rechtbank over.

1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).

2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.K. de Keizer, griffier.

w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. De Keizer
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2024

716-1046