Uitspraak 202400076/1/A2


Volledige tekst

202400076/1/A2.
Datum uitspraak: 3 april 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], wonend te [woonplaats],
appellante,

en

het college van beroep voor de examens van de Hogeschool van Amsterdam (hierna: het CBE),
verweerder.

Procesverloop

Bij beslissing van 14 september 2023 heeft de examencommissie van de Faculteit Onderwijs en Opvoeding Tweedegraads van de Hogeschool van Amsterdam (hierna: de examencommissie) het verzoek van [appellante] om een vrijstelling voor het studieonderdeel Werkplekleren 2 afgewezen.

Bij beslissing van 18 december 2023 heeft het CBE het hiertegen door [appellante] ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

Het CBE heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 februari 2024, waar [appellante], vergezeld door haar moeder en het CBE, vertegenwoordigd door mr. O. Jungst, zijn verschenen. Tevens is namens de examencommissie [gemachtigde] gehoord.

Overwegingen

Wettelijk kader

1.       Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

Inleiding

2.       [appellante] is overgestapt van de tweedegraads lerarenopleiding natuur- en scheikunde naar de tweedegraads lerarenopleiding wiskunde. Tijdens de eerste opleiding heeft [appellante] het studieonderdeel Werkplekleren 2 behaald en daarom heeft zij verzocht om een vrijstelling voor dit studieonderdeel in haar tweede opleiding. Het verzoek is door de examencommissie afgewezen omdat de vakken qua inhoud, omvang en niveau niet in voldoende mate overeenstemmen. Het CBE heeft in administratief beroep die beslissing in stand gelaten.

Gronden van beroep

3.       [appellante] betoogt dat de onderwijseenheden in beide opleidingen hetzelfde zijn. Dat blijkt uit de Handleiding Werkplekleren Voltijd en deeltijd 2023-2024, want de opdrachten zijn identiek geformuleerd. Daarnaast hebben natuur- en scheikunde en wiskunde veel gemeenschappelijke raakvlakken. Met het behalen van het studieonderdeel Werkplekleren 2 in het kader van de opleiding natuur- en scheikunde heeft [appellante] de basis gelegd voor de bekwaamheid als docent. Voor zover het gaat om de vakinhoudelijke en vakdidactische bekwaamheid bestaat in de vervolgstages voldoende ruimte om zich verder te ontwikkelen. [appellante] heeft voor het studieonderdeel Werkplekleren 2 op twee scholen stage gelopen en bovendien loopt zij momenteel ook al twee dagen in de week stage voor het vak wiskunde. Ten slotte wijst [appellante] erop dat er een lerarentekort is, waarbij er ook onbevoegde leraren voor de klas staan. Tegelijkertijd wordt het haar moeilijker gemaakt om haar diploma te halen, zodat zij als bevoegd leraar voor de klas kan gaan staan, aldus [appellante].

Beoordeling van het beroep

4.       De beoordeling of een vrijstelling moet worden verleend is bij uitstek een oordeel over het kennen en kunnen van een student. Volgens artikel 8:4, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), kan geen beroep worden ingesteld tegen een beslissing inhoudende een beoordeling van kennen of kunnen van een kandidaat of leerling die ter zake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst, dan wel inhoudende de vaststelling van opgaven, beoordelingsnormen of nadere regels voor die examinering of toetsing. Deze bepaling staat eraan in de weg, dat door het instellen van beroep tegen een beslissing van het CBE een oordeel van de bestuursrechter wordt verkregen over een beslissing, die als zodanig van de bestuursrechtelijke rechtsbescherming is uitgezonderd. Dit betekent dat de Afdeling slechts kan onderzoeken of het CBE terecht de afwijzing van de vrijstelling in stand heeft gelaten voor zover is voldaan aan de voorschriften van procedurele aard die bij of krachtens de Awb, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: de WHW) of enig andere wet in formele zin zijn gesteld.

5.       De bevoegdheid tot het verlenen van een vrijstelling is volgens artikel 7.12b, eerste lid, aanhef en onder d, van de WHW een taak van de examencommissie. De examencommissie heeft op basis van de uitgangspunten uit de Onderwijs- en Examenregeling 2023-2024 van de bacheloropleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in wiskunde (hierna: de OER) een Generieke Vrijstellingsmatrix 2023-2024 Tweedegraadslerarenopleidingen HvA opgesteld (hierna: matrix). In deze matrix is het studieonderdeel Werkplekleren 2 niet opgenomen.

Naast deze generieke matrix behoudt de examencommissie op basis van artikel 3.10 van de OER de mogelijkheid om maatwerk te bieden. Op de zitting bij de Afdeling heeft de examencommissie de aan de afwijzing van de vrijstelling ten grondslag gelegde overwegingen nogmaals toegelicht. De afweging is gemaakt of het studieonderdeel Werkplekleren 2 binnen de lerarenopleiding natuur- en scheikunde voldoende overeenstemt met die binnen de lerarenopleiding wiskunde, qua inhoud, omvang en niveau. De examencommissie acht de vakdidactische vaardigheden te verschillend. De formulering van de beoordelingscriteria in de modulehandleidingen voor beide opleidingen is weliswaar gelijk, maar bij de beoordeling van deze onderwijseenheid is juist de uitvoering van dit studieonderdeel van belang. De uitvoering in de context van een les wiskunde verschilt van die van een les natuur- en scheikunde.

Dit leidt tot de conclusie dat de afwijzing gebaseerd is op een zorgvuldige en voldoende gemotiveerde afweging. De Afdeling is dan ook van oordeel dat het CBE de beslissing van de examencommissie terecht in stand heeft gelaten.

6.       Het beroep is ongegrond.

7.       Het CBE hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. van Zanten, griffier.

w.g. Van Altena
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van Zanten
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 3 april 2024

97-1043

BIJLAGE - Wettelijk kader

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

Artikel 7.12b - Taken en bevoegdheden examencommissie

1. Naast de taken en bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 7.11 en 7.12, tweede lid, heeft een examencommissie de volgende taken en bevoegdheden:

[…]

d. het verlenen van vrijstelling voor het afleggen van één of meer tentamens, en

[…].

Onderwijs- en Examenregeling 2023-2024- Bacheloropleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Wiskunde

Artikel 3.10 - Verlenen vrijstellingen voor (onderdelen van) onderwijseenheid

1.  De examencommissie is  bevoegd een student vrijstelling te verlenen op grond van:

Elders met goed gevolg afgelegde toetsen en examens in het hoger onderwijs, die naar het oordeel van de examencommissie qua inhoud, omvang en niveau in voldoende mate overeenstemmen met de vrij te stellen (onderdelen van een) onderwijseenheid.

[…].