Uitspraak 202305940/4/A3


Volledige tekst

202305940/4/A3.
Datum beslissing: 26 maart 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op het verzoek van:

[verzoeker], wonend te [woonplaats],
verzoeker,

om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).

Procesverloop

Bij brief, ingekomen op 19 maart 2024, heeft [verzoeker] verzocht om wraking van staatsraad mr. H. Benek (hierna: de staatsraad) als lid van de enkelvoudige kamer belast met de behandeling van de zaak nr. 202305940/2/A3.

Overwegingen

1.       Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

2.       Artikel 3, vierde lid, van de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 (hierna: de Wrakingsregeling) luidt:

"De wrakingskamer kan zonder daartoe een zitting te houden beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien:

[…];

b. het is gedaan nadat in de hoofdzaak de einduitspraak openbaar is gemaakt;

[…]."

3.       Bij uitspraak van 23 februari 2024 heeft de Afdeling na vereenvoudigde behandeling het hoger beroep van [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaard, omdat [verzoeker] buiten de hoger beroepstermijn hoger beroep heeft ingesteld. Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] bij brief, ingekomen op 19 maart 2024, verzet gedaan. In deze brief heeft [verzoeker] ook verzocht om wraking van de staatsraad. Aan dit verzoek heeft hij ten grondslag gelegd dat de staatsraad vooringenomen is en ten onrechte geen onderzoek heeft verricht. [verzoeker] vindt daarom dat zijn gedane verzet en de mogelijk inhoudelijke behandeling van het door hem ingestelde hoger beroep door een andere staatsraad moet geschieden.

4.       De uitspraak van de Afdeling is op 23 februari 2024 openbaar gemaakt en aan [verzoeker] toegezonden. Het verzoek om wraking van de staatsraad is dus ingediend nadat uitspraak is gedaan. Uit artikel 8:15 van de Awb volgt dat een verzoek om wraking moet worden gedaan voordat uitspraak is gedaan in de hoofdzaak. Nadat uitspraak is gedaan is de zaak immers niet langer bij de rechter in behandeling. Gelet hierop en op artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wrakingsregeling wordt het verzoek zonder een zitting te houden, buiten behandeling gelaten.

Voor zover [verzoeker] met zijn verzoek beoogt te bereiken dat zijn verzet niet wordt behandeld door de staatsraad, overweegt de Afdeling dat in artikel 11 van de "Regeling toedeling zaken Afdeling bestuursrechtspraak 2020" is bepaald dat een zaak waarin verzet is gedaan, wordt behandeld door leden die de uitspraak waartegen verzet is gedaan, niet hebben gedaan. Dat betekent dat het gedane verzet niet zal worden behandeld door de staatsraad. [verzoeker] heeft dan ook in zoverre geen belang bij de behandeling van zijn verzoek.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

laat het verzoek buiten behandeling.

Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzitter, mr. J.Th. Drop en mr. B. Meijer, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.

w.g. Knol
voorzitter

w.g. Deen
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2024