Uitspraak 202400172/2/A3


Volledige tekst

202400172/2/A3.
Datum beslissing: 7 maart 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het hoger beroep van:

DPG Media B.V. h.o.d.n. de Stentor, gevestigd te Amsterdam,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 november 2023 in zaak nr. 22/2537 in het geding tussen:

De Stentor

en

het college van burgemeester en wethouders van Epe.

Procesverloop

De Stentor heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 november 2023 in zaak nr. 22/2537.

X en Y willen als derde partij deelnemen aan dat geding. Zij hebben verzocht dat alleen de Afdeling van hun reacties ongeanonimiseerd kennis mag nemen.

Overwegingen

Inleiding

1.       De Stentor heeft op grond van de Wet openbaarheid van bestuur verzocht om openbaarmaking van documenten over de wachtgeldregeling voor oud-wethouders (hierna: het Wob-verzoek). Het college heeft, voor zover van belang, een overzicht van de totaalbedragen die oud-wethouders aan wachtgelden hebben ontvangen over de periode 2011 tot 2021 openbaar gemaakt. Dit overzicht heeft het college geanonimiseerd. Daarvoor heeft het de financiële gegevens en de persoonsgegevens van individuele oud-wethouders en ambtenaren onleesbaar gemaakt. De Stentor is het daar niet mee eens. Zij heeft daarom hoger beroep ingesteld tegen onder meer het oordeel van de rechtbank dat haar beroepsgrond hierover niet slaagt.

2.       X en Y zijn aangemerkt als derde belanghebbenden in dit geschil. Zij hebben de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de ongeanonimiseerde versie van hun reacties kennis zal nemen. Zij vrezen dat hun integriteit en eer verder wordt aangetast als hun namen bekend worden bij de andere partijen.

Beoordeling

3.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.

4.       Het gaat in deze zaak om een Wob-verzoek. Het is aan de zittingskamer die het hoger beroep behandelt om te beslissen of het college in dit geval de persoonsgegevens en de financiële gegevens van individuele oud-wethouders en ambtenaren heeft mogen weglakken. Om niet op dat oordeel vooruit te lopen, zal de Afdeling het verzoek van X en Y toewijzen. Het onderwerp van het hoger beroep is mede de juistheid van het oordeel van de rechtbank over het weglaten van de persoonsgegevens. De rechtsbescherming van X en Y als derde-partij zou onaanvaardbaar worden beperkt als zij vooruitlopend op een uitspraak van de bodemrechter met de hun direct identificeerbare gegevens als procespartijen kenbaar worden. Afwijzing van het verzoek om zonder bekendmaking van de namen een reactie op het hoger beroep in te dienen, heeft onomkeerbare gevolgen. Hun namen worden dan nu reeds kenbaar bij de Stentor. Daardoor zou vooruit worden gelopen op de uiteindelijke inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep (vergelijk de uitspraak van de geheimhoudingskamer van 28 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1201).

5.       De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek toe.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, griffier.

w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer

w.g. Van Tuyll van Serooskerken
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2024

290