Uitspraak 202401232/2/R2
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2024:903
- Datum uitspraak
- 5 maart 2024
- Inhoudsindicatie
- Bij besluit van 17 oktober 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van 21 bomen nabij de Bredaseweg 125 te Breda. Op 6 september 2022 heeft de gemeente Oosterhout een omgevingsvergunning aangevraagd voor het vellen van 21 bomen, in een houtopstand. De bomen staan op gemeentegrond, ten zuiden en oosten van het perceel Bredaseweg 125 in Oosterhout. Op het perceel Bredaseweg 125 bevindt zich een particuliere woning met een rieten dak, die als gemeentelijk monument is aangewezen.
- Voorlopige voorziening
- Kapvergunningen
202401232/2/R2.
Datum uitspraak: 5 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over de opheffing of wijziging van de bij uitspraak van 27 februari 2024 in zaak nr. 202401232/3/R2 getroffen voorlopige voorziening (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: Awb), hangende het hoger beroep van:
Milieuvereniging Oosterhout, gevestigd te Oosterhout (Noord-Brabant),
verzoekster,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank ZeelandWestBrabant (hierna: de rechtbank) van 23 februari 2024 in zaken nrs. 23/11058 en 24/1398 in het geding tussen:
en
het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout.
Procesverloop
Bij besluit van 17 oktober 2022 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het kappen van 21 bomen nabij de Bredaseweg 125 te Breda.
Bij besluit op bezwaar van 10 oktober 2023 heeft het college het door Milieuvereniging Oosterhout daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 23 februari 2024 heeft de rechtbank het door Milieuvereniging Oosterhout daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft Milieuvereniging Oosterhout hoger beroep ingesteld. Tevens heeft Milieuvereniging Oosterhout de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 27 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:793 heeft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel de voorlopige voorziening getroffen dat het besluit van het college van 17 oktober 2022 wordt geschorst.
Partijen zijn uitgenodigd om te verschijnen ter zitting, om te onderzoeken of aanleiding bestaat de getroffen voorlopige voorziening op te heffen of te wijzigen met toepassing van artikel 8:87, eerste lid, van de Awb.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 februari 2024, waar Milieuvereniging Oosterhout, vertegenwoordigd door mr. R. Hörchner, advocaat te Breda en [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door J. van de Vrie en S.E.J. Wuijts, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Op 6 september 2022 heeft de gemeente Oosterhout een omgevingsvergunning aangevraagd voor het vellen van 21 bomen, in een houtopstand. De bomen staan op gemeentegrond, ten zuiden en oosten van het perceel Bredaseweg 125 in Oosterhout. Op het perceel Bredaseweg 125 bevindt zich een particuliere woning met een rieten dak, die als gemeentelijk monument is aangewezen.
2. Bij het besluit van 17 oktober 2022 heeft het college de aangevraagde omgevingsvergunning verleend. Het college heeft zich, onder verwijzing naar de resultaten van een onderzoek door de Vakfederatie Rietdekkers, op het standpunt gesteld dat de omgeving een substantiële negatieve invloed op de (rest)levensduur van de rieten dak van het gemeentelijk monument heeft en dat op termijn voor de instandhouding van het monument wordt gevreesd. Om meer licht en lucht te krijgen rondom het pand moeten de 21 bomen worden verwijderd, waardoor een aanzienlijke verlenging van de restlevensduur van het rieten dak kan worden bereikt. Het college heeft een groter belang gehecht aan de instandhouding van het rieten dak en daarmee het gemeentelijk monument dan aan het behoud van de bomen.
3. Bij het besluit op bezwaar van 10 oktober 2023 heeft het college het bezwaar van de milieuvereniging niet-ontvankelijk verklaard, omdat in de bezwaarfase de gemeentelijke Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) zodanig is gewijzigd dat het verbod om zonder omgevingsvergunning houtopstanden te vellen alleen nog maar geldt voor bomen die op de bomenlijst staan vermeld. Daarmee kunnen de betreffende bomen volgens het college zonder omgevingsvergunning worden geveld en heeft Milieuvereniging Oosterhout geen procesbelang meer.
4. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om de gewijzigde bepalingen in de APV buiten toepassing te laten. De rechtbank heeft het besluit op bezwaar in stand gelaten.
5. Gebleken is dat de gemeente voornemens is om de bomen zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval vóór 15 maart 2024, te kappen. Gelet hierop is spoedeisend belang aanwezig.
6. Milieuvereniging Oosterhout heeft naar voren gebracht dat de rechtbank ten onrechte geen aanleiding heeft gezien om de wijziging van de APV buiten toepassing te laten. Volgens Milieuvereniging Oosterhout dient dossier 1016069, dat heeft geleid tot het besluit van de raad van de gemeente Oosterhout van 4 juli 2023 tot wijziging van de APV en het besluit van de raad van 4 juli 2023 tot onder meer de vaststelling van het bomencompensatiebeleid, te worden gekwalificeerd als een groenplan als bedoeld in de inspraakverordening. Nu er geen inspraak is verleend, had volgens Milieuvereniging Oosterhout de wijziging van de APV wegens strijd met de inspraakverordening, hogere regelgeving dan wel een algemeen rechtsbeginsel buiten toepassing moeten worden gelaten. Daardoor geldt volgens Milieuvereniging Oosterhout voor het vellen van de bomen nog steeds een omgevingsvergunningplicht, waardoor haar bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Ter zitting heeft Milieuvereniging Oosterhout voorts onder meer een beroep gedaan op het Verdrag van Aarhus.
6.1. De vraag of de wijziging van de APV met de vaststelling van het bomencompensatiebeleid kan worden gekwalificeerd als een groenplan als bedoeld in de inspraakverordening, de vraag of deze wijziging buiten toepassing moet worden gelaten wegens strijd met hogere regelgeving dan wel een fundamenteel rechtsbeginsel of een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur, en de vraag wat de consequenties daarvan zouden zijn voor de vergunningplicht, zijn principiële vragen, waarbij bovendien de beantwoording van die vragen nader onderzoek vergt. Daarvoor leent de voorlopige voorzieningenprocedure zich niet goed. De voorzieningenrechter zal zich daarom beperken tot een belangenafweging.
6.2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt het door Milieuvereniging Oosterhout gestelde belang, dat ziet op het voorkomen van onomkeerbare gevolgen, zwaarder dan de belangen van het college, die zien op een spoedige aanvang van de kap. De voorzieningenrechter overweegt daartoe dat uit het besluit van 17 oktober 2022 blijkt dat het college erkent dat de bomen onderdeel vormen van de hoofdgroenstructuur en dat door het vellen van de bomen het stads- en dorpsschoon wordt aangetast en dat de beeldbepalende waarde van de houtopstand duidelijk wordt aangetast. Verder erkent het college dat de natuurwaarden en de leefbaarheid in enige mate worden aangetast. Daar staat tegenover het belang van het college, dat ziet op het behoud van (het rieten dak van) het gemeentelijk monument. Uit het onderzoek van de Vakfederatie Rietdekkers blijkt weliswaar dat de 21 bomen een versnelde slijtage van het riet veroorzaken door een vermindering van licht en lucht, maar uit dat onderzoek blijkt ook dat die versnelde slijtage mede wordt veroorzaakt door de hellingshoek van het dak en de kwaliteit van het destijds gebruikte riet. Bovendien blijkt uit dat onderzoek dat de rieten kap een levensduur heeft van ongeveer 30 jaar, waarvan al 12 jaren zijn verstreken, waarbij geldt dat het verwijderen van de bomen slechts een extra levensduur van de rieten kap zou bewerkstelligen van 4 tot 8 jaar (afhankelijk van de ligging). Het college heeft zijn standpunt, dat de eigenaar van het rieten dak de extra kosten die zijn gemoeid met het eerder vervangen van het rieten dak niet zou kunnen dragen, en dat daarom voor een aantasting van het gemeentelijk monument moet worden gevreesd, niet nader onderbouwd.
7. Gelet op het voorgaande dient de getroffen voorziening te worden gehandhaafd. Ter voorkoming van onomkeerbare gevolgen en gelet op het standpunt van het college, dat er geen vergunningplicht is, mede in aanmerking genomen het ter zitting gedane verzoek van Milieuvereniging Oosterhout om een maatregel te treffen, ziet de voorzieningenrechter tevens aanleiding om te bepalen dat de 21 bomen niet mogen worden gekapt.
8. Het college moet de proceskosten van Milieuvereniging Oosterhout vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. a. handhaaft de bij wijze van voorlopige voorziening uitgesproken schorsing van het besluit van het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout van 17 oktober 2022, waarbij het college een omgevingsvergunning heeft verleend voor het kappen van 21 bomen nabij Bredaseweg 125 te Breda, en voegt daaraan toe:
b. bepaalt dat deze 21 bomen niet mogen worden gekapt;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout tot vergoeding van bij Milieuvereniging Oosterhout in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.787,19, waarvan € 1.750,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Oosterhout aan Milieuvereniging Oosterhout het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 559,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Besselink, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier.
w.g. Besselink
voorzieningenrechter
w.g. Nales
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2024
680