Uitspraak 202205115/1/R2


Volledige tekst

202205115/1/R2.
Datum uitspraak: 20 februari 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:

het college van burgemeester en wethouders van Maastricht,

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 21 juli 2022 in zaak nr. 20/2999 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Maastricht

Openbare zitting gehouden op 20 februari 2024 om 13:15 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. E.A. Minderhoud, voorzitter

griffier: mr. M. Scheele

jurist: mr. T.T. Schipper

Verschenen:

Het college van burgemeester en wethouders van Maastricht, vertegenwoordigd door mr. T.J.T. Goessens.

Bij besluit van 5 december 2019 heeft het college aan Maastricht Sport een omgevingsvergunning verleend voor de legalisering van een al bestaande sportkooi op het parkeerterrein naast het perceel Bovenstraat 2 in Borgharen.

Bij besluit van 9 oktober 2020 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard onder aanvulling van de motivering.

Bij uitspraak van 21 juli 2022 heeft de rechtbank het daartegen door [appellant] ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 9 oktober 2020 vernietigd, het besluit van 5 december 2019 herroepen en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 9 oktober 2020.

Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank van 21 juli 2022.

De Afdeling

I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;

II.       bepaalt dat van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht een griffierecht van €548,00 wordt geheven.

Redenen voor dit oordeel:

1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning vóór deze datum is ingediend, blijft volgens artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet het oude recht van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 7 november 2019. Dat betekent dat in dit geval de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo), zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.

2.       Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het bouwen van de sportkooi in strijd is met het bestemmingsplan. Volgens het college staan de bouwregels van het bestemmingsplan de bouw van de sportkooi toe, en valt het gebruik van de sportkooi onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan.

3.       De Afdeling stelt vast, zoals door partijen ook niet is betwist, dat de sportkooi in strijd is met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" van het bestemmingsplan "Itteren - Borgharen", zoals vastgesteld door de raad op 23 oktober 2012.

4.       De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college de aanvraag ingevolge artikel 2.10, tweede lid, van de Wabo mede had moeten aanmerken als een aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning voor het met dit bestemmingsplan strijdige gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo. Het college had daarop een besluit dienen te nemen.

Dat het bestaande gebruik van de sportkooi op grond van het gebruiksovergangsrecht zou mogen worden voortgezet is, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, niet relevant. Zoals de Afdeling eerder heeft geoordeeld (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 17 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3325), brengt de omstandigheid dat het overgangsrecht bepaald gebruik toestaat niet mee dat ten behoeve van dat gebruik ook mag worden gebouwd. Dat in de bouwregels van het bestemmingsplan geen verband is gelegd met de doeleindenomschrijving in artikel 11.1 van de planregels, doet daar niet aan af.

5.       Dit betekent dat het hoger beroep ongegrond is.

6.       De proceskosten hoeven niet te worden vergoed.

7.       Gelet op artikel 8:109, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt van het college griffierecht geheven.

w.g. Minderhoud
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Scheele
griffier

723-1075