Uitspraak 202206686/1/R2


Volledige tekst

202206686/1/R2.
Datum uitspraak: 6 maart 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Simpelveld,

appellant,

en

de raad van de gemeente Simpelveld,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 oktober 2022 heeft de raad het bestemmingsplan “Herziening bestemmingsplan Buitengebied 2021” vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 7 augustus 2023, waar [appellant], bijgestaan door G.G. Kranendonk, rechtsbijstandsverlener, en de raad, vertegenwoordigd door M.H.L Crins en M.J.J. Mevis, zijn verschenen.

Overwegingen

Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet

1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.

Het ontwerpplan is op 13 april 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.

Beroepsgronden

2.       [appellant] heeft over bijbehorende bouwwerken, het oneigenlijk wijzigen van deze planregels en de peilhoogte dezelfde beroepsgronden aangevoerd als in de procedure over het bestemmingsplan "Kernen gemeente Simpelveld herziening 2021". De planregels in beide bestemmingsplannen zijn op dit punt identiek. Daarom komt de Afdeling tot hetzelfde oordeel en volstaat zij met een verwijzing naar haar uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2024:861. De betogen slagen niet.

Conclusie

3.       Het beroep is ongegrond.

4.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.

w.g. Jurgens
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Ahmady-Pikart
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2024

638-1045