Uitspraak 202205908/1/R1


Volledige tekst

202205908/1/R1.
Datum uitspraak: 6 maart 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

Nieuwbouw Comité 300 Egmond-Binnen (hierna: het comité), Jongeren Vereniging Egmond-Binnen (hierna: de jongerenvereniging), en Ondernemersvereniging Jong Egmond-Binnen (hierna: de ondernemersvereniging), alle gevestigd te Egmond-Binnen, gemeente Bergen (NH),
appellanten,

en

de raad van de gemeente Bergen (NH),
verweerder.

Procesverloop

Op 7 juli 2022 heeft de raad geweigerd het bestemmingsplan "Dorp en Duin" (hierna: het bestemmingsplan) vast te stellen.

Hiertegen hebben het comité, de jongerenvereniging en de ondernemersvereniging beroep ingesteld.

Het comité, de jongerenvereniging en de ondernemersvereniging hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 18 januari 2024, waar het comité, de jongerenvereniging en de ondernemersvereniging, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. R. van der Hulle, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.

Overwegingen

Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet

1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van het beroep tegen het besluit van 7 juli 2022 is het recht zoals dat gold ten tijde van het nemen van dat besluit bepalend.

Inleiding

2.       Het bestemmingsplan zou, indien vastgesteld, de bouw van ongeveer 250 woningen mogelijk maken op de locaties Egmond-Binnen Zuid en Egmond aan den Hoef Oost. Het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland heeft een zienswijze ingediend over het ontwerpplan. De raad heeft, mede wegens het standpunt van het college van gedeputeerde staten, besloten het bestemmingsplan niet vast te stellen.

Ontvankelijkheid van het beroep

3.       De raad stelt zich op het standpunt dat het comité, de jongerenvereniging en de ondernemersvereniging geen belanghebbenden zijn bij het bestreden besluit.

3.1.    Ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

3.2.    De op de zitting aanwezige vertegenwoordigers van het comité en de jongerenvereniging hebben aangegeven dat zij alleen beroep wensen in te stellen namens die organisaties. Het comité en de jongerenvereniging komen op voor het algemeen belang van voldoende gevarieerde woningbouw en willen de gemeente ertoe bewegen om nieuwbouw van woningen mogelijk te maken in Egmond-Binnen. De vertegenwoordigers hebben toegelicht dat deze organisaties zijn ontstaan uit een groep bewoners die deelnamen aan gesprekken met de gemeente over het mogelijk maken van die nieuwbouw. Verder hebben zij toegelicht dat de samenstelling van de groep deelnemers aan die gesprekken wisselt en dat er geen ledenbestanden zijn voor het comité en de jongerenvereniging.

3.3.    Alleen rechtspersonen kunnen op grond van artikel 1:2, derde lid, van de Awb opkomen voor algemene en collectieve belangen. Het comité en de jongerenvereniging zijn niet opgericht bij notariële akte. Om als rechtspersoon te worden aangemerkt moeten de organisaties daarom kunnen worden gekwalificeerd als verenigingen met beperkte rechtsbevoegdheid in de zin van artikel 2:26 van het Burgerlijk Wetboek. Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 12 maart 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC6406, moet, om te kunnen spreken van een vereniging in de zin van artikel 2:26 van het Burgerlijk Wetboek, aan de volgende cumulatieve eisen worden voldaan:

- er moet een ledenbestand zijn;

- het moet gaan om een organisatorisch verband dat is opgericht voor een bepaald doel, zodat sprake moet zijn van regelmatige ledenvergaderingen, een bestuur en een samenwerking die op enige continuïteit is gericht;

- de organisatie dient als eenheid deel te nemen aan het rechtsverkeer.

Het comité en de jongerenvereniging voldoen in ieder geval niet aan de eerste eis, omdat ledenbestanden ontbreken. Beide organisaties zijn daarom niet aan te merken als verenigingen met beperkte rechtsbevoegdheid en zijn daarom geen rechtspersonen. De organisaties zijn daarom geen belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb.

Het beroep, voor zover dat is ingesteld door het comité en de jongerenvereniging, is daarom niet-ontvankelijk.

3.4.    De ondernemersvereniging is een bij notariële akte opgerichte vereniging met volledige rechtsbevoegdheid en is derhalve een rechtspersoon. Voor het antwoord op de vraag of een rechtspersoon die opkomt voor een algemeen belang, belanghebbende is bij een besluit, zijn de statutaire doelstelling en de feitelijke werkzaamheden van die rechtspersoon bepalend.

Het belang dat de ondernemersvereniging volgens haar statuten behartigt, is "het bevorderen van het ondernemersklimaat te Egmond-Binnen als het opzetten, stimuleren en ondersteunen van projecten van liefdadigheid en/of het ondersteunen van instellingen met een liefdadig of algemeen maatschappelijk doel." Op de zitting is door Van Velzen, de voorzitter van de ondernemersvereniging, toegelicht dat de feitelijke werkzaamheden van de vereniging bestaan uit het organiseren van de jaarlijkse sinterklaasintocht en de kerstverlichting in het dorp.

Uit de statutaire doelstellingen, in samenhang bezien met de feitelijke werkzaamheden van de ondernemersvereniging, blijkt niet dat deze de bij het besluit betrokken belangen, onder meer het mogelijk maken van woningbouw, in het bijzonder behartigt. Om die reden is de ondernemersvereniging geen belanghebbende bij het bestreden besluit. Het beroep, ook voor zover dat door de ondernemersvereniging is ingesteld, is niet-ontvankelijk.

Conclusie

4.       Het beroep is niet-ontvankelijk.

5.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. G.T.J.M. Jurgens, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.

w.g. Jurgens
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Zwemstra
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2024

91-1082