Uitspraak 202400029/4/A3


Volledige tekst

202400029/4/A3.
Datum beslissing: 26 januari 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het hoger beroep van:

de burgemeester van Heerenveen,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­-Nederland van 20 december 2023 in zaak nr. 22/1987 en 22/1989 in het geding tussen:

[wederpartij A] en [wederpartij B], beide gevestigd te Heerenveen,

en

de burgemeester.

Procesverloop

De burgemeester heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-­Nederland van 20 december 2023 in zaak nrs. 22/1987 en 22/1989. In deze uitspraak heeft de rechtbank de beroepen van [wederpartijen] gegrond verklaard, de besluiten op bezwaar van 14 april 2023 vernietigd en de burgemeester opgedragen om binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen. Tegen deze uitspraak heeft de burgemeester hoger beroep ingesteld. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter van de Afdeling verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De burgemeester heeft een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.

Het betreft hier de volgende stukken:

-         Advies LBB van 17 september 2021 over [wederpartij A] inclusief aanbiedingsbrief
-         Advies LBB van 17 september 2021 over [wederpartij B] inclusief aanbiedingsbrief
-         Aanvullend advies LBB van 5 november 2021 over [wederpartij A] inclusief aanbiedingsbrief
-         Aanvullend advies LBB van 5 november 2021 over [wederpartij B] inclusief aanbiedingsbrief

Overwegingen

1.       De burgemeester heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de stukken kennis zal nemen. Hij heeft dit als volgt toegelicht.

Delen van de stukken waarop het verzoek betrekking heeft, bevatten gegevens met betrekking tot een derde als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur. De gegevens bevatten ook persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer van deze derden dient te worden beschermd.

2.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.

3.       De Afdeling heeft kennisgenomen van de door de burgemeester overgelegde gedingstukken en stelt voorop dat de stukken op de zaak betrekking hebbende stukken zijn. Zij overweegt verder als volgt.

De stukken die de burgemeester heeft overgelegd zijn bekend bij [wederpartijen] en zitten ook in het dossier dat aan de Afdeling is voorgelegd. Zoals de Afdeling in haar uitspraak van 16 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:100, al heeft overwogen, zijn er geen derden die zich hebben gemeld. Zolang die zich niet hebben gemeld, kan de burgemeester zich er niet op beroepen dat het belang van derden moet worden beschermd, nog daargelaten dat de burgemeester in het geheel niet heeft geconcretiseerd wie deze derden zouden zijn. Voor toepassing van artikel 8:29 Awb op stukken die aan alle in een geding betrokken partijen bekend zijn is geen plaats.

4.       Al om deze redenen acht de Afdeling het verzoek tot beperkte kennisneming van de stukken niet gerechtvaardigd.

5.       Het verzoek dient te worden afgewezen. Omdat de stukken bij alle partijen bekend zijn, zal de Afdeling de stukken niet retourneren, maar toevoegen aan het dossier.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.

w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer

w.g. Soffner
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2024