Uitspraak 202302195/1/A2


Volledige tekst

202302195/1/A2.
Datum uitspraak: 2 augustus 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], wonend te (woonplaats],

en

het college van beroep voor de examens van De Haagse Hogeschool (hierna: het CBE),

verweerder.

Procesverloop

Bij beslissing van 7 december 2022 heeft de Examencommissie van de Faculteit Social Work & Educatie (hierna: de examencommissie) geconcludeerd dat er een onregelmatigheid heeft plaatsgevonden tijdens de toets ‘Werken aan en in de wijk: ontwerpen en organiseren’ en aan [appellante] sancties opgelegd omdat de fraude aan haar toe te rekenen zou zijn.

Bij beslissing van 1 maart 2023 heeft het CBE het door [appellante] daartegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze beslissing heeft [appellante] beroep ingesteld.

Het CBE heeft een verweerschrift ingediend.

Het CBE heeft desgevraagd een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juni 2023, waar [appellante], bijgestaan door mr. R. Verspaandonk, advocaat te Den Haag, en het CBE, vertegenwoordigd door mr. J.J.A.W. Franssen, drs. M.L. Mes en E.J. Steenks, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.         Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

2.         [appellante] heeft op 10 november 2022 een toets gemaakt op een locatie van de hogeschool. De toets is gemaakt op een pc zonder toegang tot het internet. In de ruimte waren studenten van diverse opleidingen aanwezig. Ter voorkoming van fraude zijn studenten van dezelfde opleiding in één rij achter elkaar geplaatst.

Tijdens het tentamen zijn er geen onregelmatigheden geconstateerd door de surveillant(en). Bij het nakijken van de toetsen krijgt de docent een vermoeden van een onregelmatigheid en maakt daarvan melding bij de examencommissie. De onregelmatigheid bestaat uit de vrijwel identieke antwoorden die door twee studenten zijn gegeven, inclusief het gebruik van hoofd- en kleine letters, spel- en taalfouten en foute antwoorden. Deze melding is aanleiding voor een onderzoek.

3.         De examencommissie hoort [appellante] en de andere student afzonderlijk van elkaar. [appellante] ontkent te hebben gefraudeerd, ze verklaart dat zij ter voorbereiding diverse samenvattingen uit haar hoofd heeft geleerd. Hoe de overeenkomsten tot stand zijn gekomen kan zij niet verklaren. Zij benoemt de mogelijkheid dat de andere student dezelfde samenvattingen heeft gebruikt in de voorbereiding op het tentamen.

Na het horen stelt de examencommissie vast dat de overeenkomsten tussen de antwoorden van [appellante] en de andere student groter zijn dan op toeval kan berusten. Zij vindt, gelet op het grote percentage identieke antwoorden, fraude gepleegd door zowel [appellante] als de andere student bewezen. Hoe de fraude heeft plaatsgevonden heeft de examencommissie niet kunnen vaststellen. In deze procedure gaat het alleen over [appellante].

Bij de beslissing van 7 december 2022 concludeert de examencommissie dat er een onregelmatigheid heeft plaatsgevonden. Als gevolg van deze onregelmatigheid verklaart de examencommissie de toets ongeldig met registratie van ‘FRD’ en sluit [appellante] gedurende een half jaar uit van deelname aan alle toetsen met uitzondering van groepsopdrachten.

4.       In administratief beroep stelt [appellante] dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de omstandigheden waarin de toets is gemaakt. Zij ontkent alle betrokkenheid en probeert zelf een verklaring te vinden. De medestudent heeft volgens haar achter haar gezeten, wat volgens [appellante] doet vermoeden dat juist zij het slachtoffer is van meekijken. Zij blijft bij haar verklaring dat haar antwoorden komen uit de door haar gebruikte samenvattingen.

De examencommissie blijft bij het standpunt dat de overeenkomsten tussen de antwoorden van de twee studenten zo groot zijn dat zij moeten hebben samengewerkt. [appellante] is op twee momenten opvallend inactief geweest, zo is gebleken uit de digitale registratie van activiteiten tijdens het tentamen en de studenten hebben gelijktijdig een deel van de vragen beantwoord met een grote overlap. Daarbij vindt de examencommissie de verklaringen over de samenvattingen die zouden hebben geleid tot de overeenkomsten in de beantwoording niet geloofwaardig.

Het CBE volgt de examencommissie en laat de beslissing in stand.

Waarover gaat het geschil?

5.       Tussen partijen is niet in geschil dat er een duidelijke overlap in de antwoorden van [appellante] en de medestudent zit. Het feit dat de beantwoording grotendeels woordelijk overeenkomt en de antwoorden ook dezelfde spel-, taal- en typefouten bevatten maakt dat afkijken een onwaarschijnlijk scenario is. Partijen zijn het op zitting dan ook eens geworden over de conclusie dat het hier vrijwel zeker gaat om digitaal handelen, namelijk het knippen en plakken van de antwoorden.

6.       Waar partijen over van mening blijven verschillen zijn de rol die [appellante] heeft gespeeld en de consequenties die daaraan moeten worden verbonden.

Constatering onregelmatigheid

7.       Aan [appellante] is zowel een herstellende als een bestraffende sanctie opgelegd. De Afdeling heeft recentelijk de rechtspraak genuanceerd waardoor, zoals de wetgever wenst, de bestuursrechter nu uitgaat van een uniform overtredersbegrip voor alle sancties, zowel herstelsancties als bestraffende sancties. De Afdeling verwijst in dit verband naar de uitspraak van 31 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2071, r.o. 9.1.

Hierna beoordeelt de Afdeling eerst of buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat [appellante] heeft gefraudeerd. De Afdeling komt hierbij tot de conclusie dat dit niet het geval is.

Heeft [appellante] gefraudeerd?

7.1.     Hoe de overeenkomsten tussen de antwoorden tot stand zijn gekomen is niet vastgesteld. De vertegenwoordiger van de examencommissie heeft op de zitting bij de Afdeling, namens het CBE, nader toegelicht dat voor zover mogelijk is onderzocht wat er is gebeurd. De instelling heeft daarvoor contact opgenomen met de producent van het digitale toetssysteem. Duidelijk is dat in de registratie van de activiteiten tijdens het tentamen, die dit systeem maakt, geen verdachte omstandigheden zijn geconstateerd. Vermoedelijk heeft dat wat er is gebeurd zich buiten dit systeem afgespeeld. De vertegenwoordiger schetst een scenario met binnengesmokkelde telefoons en oppert de mogelijkheid van contact via een derde die zich buiten de toets locatie bevond.

7.2.      De Afdeling ziet zich voor de vraag gesteld of de feiten en omstandigheden zoals deze voorliggen de conclusie kunnen dragen dat buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat [appellante] heeft gefraudeerd. Die vraag beantwoordt zij ontkennend. Uit artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden volgt dat het bestuursorgaan, in dit geval de examencommissie, moet bewijzen dat in een concreet geval een overtreding is gepleegd. In geval van twijfel moet het bestuursorgaan aan de betrokkene het voordeel van de twijfel gunnen (vergelijk overweging 4.8.3 van het arrest van de Hoge Raad van 15 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BN6324, en de uitspraak van de Afdeling van 10  juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:234).

Het CBE heeft de toedracht van de fraude niet kunnen achterhalen. De aangedragen feiten en omstandigheden wijzen weliswaar in de richting van een vorm van fraude zoals omschreven in artikel 8.1, tweede lid, van de OER, maar sluiten niet uit dat [appellante] het slachtoffer is van het handelen door een medestudent. De examencommissie is niet in haar bewijslast geslaagd.

Gevolgen verbonden aan de onregelmatigheid

8.       De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (hierna: WHW) legt in artikel 7.12b, eerste lid, de taken en bevoegdheden van de examencommissie vast, waaronder het borgen van de kwaliteit van de tentamens en examens. In het derde lid is bepaald dat de examencommissie regels vaststelt over de uitvoering van deze taken en bevoegdheden en over maatregelen die zij in dat verband kan nemen.

8.1.      In dat kader is de Onderwijs- en Examenregeling Social Work 2022-2023 (hierna: OER) vastgesteld. De bepalingen van hoofdstuk 8, genaamd ‘Onregelmatigheden’ vormen de grondslag voor de beslissing van de examencommissie van 7 december 2022. De examencommissie heeft een onregelmatigheid als bedoeld in artikel 8.1, eerste lid, vastgesteld, waarna zij op grond van artikel 8.3 verschillende sancties aan [appellante] heeft opgelegd.

8.2.      Zoals in overweging 7.2 is geconcludeerd is betrokkenheid van [appellante] niet buiten redelijke twijfel vast komen te staan. Als gevolg hiervan kan haar geen van de onder artikel 8.3 van de OER opgesomde sancties worden opgelegd. Dit betekent dat de sancties van registratie van fraude en uitsluiting voor een half jaar voor alle toetsen met uitzondering van groepsopdrachten niet in stand kunnen blijven. Dit zijn bestraffende sancties. De ongeldigverklaring van de toets is opgelegd als herstelsanctie. Ook daarvoor is evenwel nodig dat [appellante] als overtreder kan worden aangemerkt, wat niet het geval is. Daarom kan ook deze sanctie niet in stand blijven.

De Afdeling merkt daarbij op dat artikel 4.14, eerste lid, van de OER de mogelijkheid biedt om een toets of deeltoets ongeldig te verklaren als onregelmatigheden bij een toets of deeltoets zijn vastgesteld. Deze maatregel, die haar eigen procedure kent, kan worden toegepast als de kwaliteit van de tentamens en examens (die de examencommissie op grond van artikel 7.12b, eerste lid, aanhef en onder a, van de WHW moet waarborgen), niet meer is gegarandeerd. Onderzocht kan worden of in een geval als dit, waarin niet kan worden vastgesteld wat er precies is gebeurd, dergelijke maatregelen, die geen sancties zijn, kunnen worden genomen als de kennis en kunde van de studenten die de toets maakten niet meer objectief kan worden vastgesteld.

Slotsom

9.       Het beroep van [appellante] is gegrond. De beslissing van het CBE van 1 maart 2023 moet worden vernietigd. Het administratief beroep moet gegrond worden verklaard en het besluit van de examencommissie van 7 december 2022 moet worden herroepen.

9.1.    Het CBE moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep gegrond;

II.       vernietigt de beslissing van 1 maart 2023;

III.      verklaart het administratief beroep gegrond;

IV.      herroept de beslissing van 7 december 2022;

V.       bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van de beslissing van 1 maart 2023;

VI.      veroordeelt het CBE tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.674,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VII.     gelast dat CBE aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 50,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter en mr. J.Th. Drop en mr. W. den Ouden, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. van Zanten, griffier.

w.g. Polak
voorzitter

w.g. Van Zanten
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2023

97-1043

BIJLAGE - Wettelijk kader

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

Artikel 7.12 b

1. Naast de taken en bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 7.11 en 7.12, tweede lid, heeft een examencommissie de volgende taken en bevoegdheden:

a .het borgen van de kwaliteit van de tentamens en examens onverminderd artikel 7.12c,

b. het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen binnen het kader van de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13, om de uitslag van tentamens en examens te beoordelen en vast te stellen,

c. het door de meest daarvoor in aanmerking komende examencommissie verlenen van toestemming aan een student om een door die student samengesteld programma als bedoeld in artikel 7.3j te volgen, waarvan het examen leidt tot het verkrijgen van een graad, waarbij de examencommissie tevens aangeeft tot welke opleiding van de instelling dat programma wordt geacht te behoren voor de toepassing van deze wet,

d. het verlenen van vrijstelling voor het afleggen van één of meer tentamens, en

e .het borgen van de kwaliteit van de organisatie en de procedures rondom tentamens en examens.

[…]

3. De examencommissie stelt regels vast over de uitvoering van de taken en bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en d, en het tweede lid, en over de maatregelen die zij in dat verband kan nemen. De examencommissie kan onder door haar te stellen voorwaarden bepalen dat niet ieder tentamen met goed gevolg afgelegd hoeft te zijn om vast te stellen dat het examen met goed gevolg is afgelegd.

Onderwijs- en Examenregeling Social Work 2022-2023 De Haagse Hogeschool

Artikel 4.14 Ongeldig verklaren van toetsen of deeltoetsen

1. Als onregelmatigheden bij een toets of deeltoets zijn vastgesteld, kan de examencommissie na overleg met de faculteitsdirecteur beslissen dat de desbetreffende toets of deeltoets ook ongeldig wordt verklaard voor studenten bij wie geen onregelmatigheden zijn vastgesteld, in het geval de examencommissie van oordeel is dat de borging van de kwaliteit van de toetsing en examens in het gedrang is gekomen.

2. Ook in het geval geen onregelmatigheden bij een toets of deeltoets zijn vastgesteld kan de examencommissie, na zorgvuldig onderzoek te hebben gedaan en na overleg met de faculteitsdirecteur, vanuit haar wettelijke taak om de kwaliteit van de toetsen en examens te borgen (artikel 7.12b lid 1 sub a van de WHW), bepalen dat een toets of deeltoets ongeldig is, als zij van oordeel is dat de kwaliteit van de toetsing niet meer gegarandeerd kan worden.

Artikel 8.1 Reikwijdte

1. Onder onregelmatigheden wordt onder andere, maar niet uitsluitend, verstaan:

a. het niet opvolgen van schriftelijk of mondeling gegeven regels of aanwijzingen omtrent de gang van zaken tijdens een toets;

b. fraude;

c. plagiaat.

2.  Onder fraude wordt onder andere, maar niet uitsluitend, verstaan:

a.  het afkijken tijdens een toets;

b.  het in het zicht of onder handbereik hebben van ongeoorloofd materiaal tijdens een toets;

c.  het inleveren van werk onder een andere naam dan de eigen naam;

d.  het zich niet houden aan regels die (mede) zijn ingesteld om fraude te voorkomen tijdens een toets;

e.  het ter beschikking stellen van eigen materiaal aan anderen;

f.  het zich voorafgaand aan de toets in kennis gesteld hebben van vragen, opgaven of modelantwoorden van de betreffende toets;

g.  het tijdens of na afloop van een toets overnemen van vragen en/ of modelantwoorden en deze zelf gebruiken of aan anderen ter beschikking stellen;

h.  het aanwenden van vervalste gegevens voor onderzoek in het kader van een onderwijseenheid of de scriptie;

i.  het vervalsen van beoordelingen.

Artikel 8.3 Sancties

1. Afhankelijk van de ernst van de onregelmatigheid, waarbij ook rekening wordt gehouden met eventueel herhaalde onregelmatigheden, kan de examencommissie de student de volgende sancties opleggen:

a. een waarschuwing;

b. het ongeldig verklaren van (een gedeelte van) de betreffende toets of deeltoets;

c. uitsluiting van deelname aan de betreffende toets tot een maximum van een jaar;

d. uitsluiting van meerdere, door de examencommissie aan te wijzen toetsen tot een maximum van een jaar;

e. een combinatie van bovengenoemde maatregelen.