Uitspraak 202107157/2/R1


Volledige tekst

202107157/2/R1.
Datum uitspraak: 7 juni 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Eindhoven,
appellant,

en

de raad van de gemeente Eindhoven,
verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 16 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3313 (hierna: de tussenuitspraak), heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 16 weken na verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van de raad van 22 september 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "II Emmasingelkwadrant-Fellenoord 2013 (Victoriatoren)", te herstellen. De tussenuitspraak is aangehecht.

Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad een nadere motivering voor het bestreden besluit gegeven.

[appellant] heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, een zienswijze over de wijze waarop het gebrek volgens de raad is hersteld, naar voren gebracht.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

De tussenuitspraak

1.       De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder 4.2 overwogen dat niet kan worden beoordeeld of de raad de parkeerbehoefte voor de bewoners van de in het plan voorziene wooneenheden redelijkerwijs heeft kunnen vaststellen op 42 parkeerplaatsen. De raad heeft de bijstelling van de parkeerbehoefte voor de bewoners van de wooneenheden in de vorm van een vermindering van 47 parkeerplaatsen, niet op een navolgbaar uitgangspunt gebaseerd. Hij heeft in dit opzicht niet mogen volstaan met de overweging dat in de Actualisatie nota parkeernormen 2019 (hierna: de parkeernota 2019) een deelmobiliteitscorrectie is opgenomen. Die correctie houdt in dat in het centrum het gebruik van één deelauto tien parkeerplaatsen vervangt. In de tussenuitspraak heeft de Afdeling verder onder 4.3 overwogen dat ook niet duidelijk is geworden of een eventueel tekort aan parkeerplaatsen binnen het plangebied leidt tot een parkeerprobleem in de omgeving. Hoewel de raad stelt dat de 21 parkeerplaatsen voor bezoekers van de in het plan voorziene wooneenheden en overige functies kunnen worden belegd bij omliggende parkeergarages, is niet duidelijk geworden of deze parkeergarages plaats kunnen bieden aan de benodigde parkeerplaatsen. Het besluit van 22 september 2021 is in zoverre onvoldoende gemotiveerd, zo heeft de Afdeling in de tussenuitspraak geoordeeld.

2.       Gelet op wat in de tussenuitspraak is overwogen, is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 22 september 2021 gegrond. Dit besluit moet wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht worden vernietigd.

Opdracht in de tussenuitspraak

3.       In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opdracht gegeven om, met inachtneming van wat is overwogen onder 4.2 en 4.3 van die tussenuitspraak, het plan gewijzigd vast te stellen of nader te motiveren.

Aanvullende motivering

4.       Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad een aanvullende motivering gegeven. De raad heeft onder meer met het oog op deze onderbouwing een "second opinion" gevraagd aan het bureau Empaction en verschillende onderzoeksrapporten overgelegd. De raad heeft onder verwijzing naar deze overgelegde stukken toegelicht waarop de deelmobiliteitscorrectie van de parkeerbehoefte voor de bewoners is gebaseerd. Daarnaast heeft de raad toegelicht hoeveel plaats omliggende parkeergarages kunnen bieden aan de 21 benodigde parkeerplaatsen voor bezoekers van de in het plan voorziene wooneenheden en overige functies.

5.       De Afdeling zal hierna aan de hand van de door [appellant] naar voren gebrachte zienswijze over de wijze van het herstel beoordelen of de raad met deze nadere motivering heeft voldaan aan de opdracht in de tussenuitspraak. Als de gebreken in het besluit van 22 september 2021 zijn hersteld en dus voldaan is aan de opdracht in de tussenuitspraak, dan geeft dat aanleiding om de rechtsgevolgen van dat besluit in stand te laten.

Zienswijze

Herhaalde beroepsgrond

6.       [appellant] heeft in zijn zienswijze een beroepsgrond herhaald die in de tussenuitspraak is besproken en waarover de Afdeling al heeft geoordeeld. Hij betoogt namelijk opnieuw dat de raad de parkeerbehoefte voor het plan onjuist heeft berekend door een reductie van 50 procent toe te passen voor de aanwezigheid van hoogwaardig openbaar vervoer in de nabijheid van het plangebied.

7.       Voor zover [appellant] zich hiermee richt tegen overweging 4.2 van de tussenuitspraak, overweegt de Afdeling dat zij behalve in uitzonderlijke gevallen niet kan terugkomen van een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Omdat de Afdeling in wat is aangevoerd, geen grond ziet om een uitzonderlijk geval aan te nemen, moet worden uitgegaan van het in de tussenuitspraak gegeven oordeel.

Het betoog slaagt niet.

Nieuwe beroepsgronden

8.       [appellant] heeft in zijn zienswijze ook gronden naar voren gebracht die nu pas voor het eerst worden aangevoerd. Zo voert hij aan dat de raad het plan redelijkerwijs niet heeft kunnen vaststellen, omdat de raad een deel van de parkeerbehoefte wil beleggen bij omliggende parkeergarages, terwijl in het plan niet is geborgd dat deze parkeerplaatsen op langere termijn beschikbaar blijven. Daarnaast voert [appellant] aan dat de maximale loopafstand uit de parkeernota 2019 voor bestaande bewoners naar deze garages wordt overschreden.

8.1.    [appellant] heeft hiermee zijn beroepsgronden na de tussenuitspraak uitgebreid met nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgronden die hij al tegen het oorspronkelijke besluit naar voren had kunnen brengen. Dit is gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting en de rechtszekerheid, in het licht van de goede procesorde, niet aanvaardbaar. De Afdeling laat wat [appellant] in dit verband aanvoert, dan ook buiten inhoudelijke bespreking.

Deelmobiliteitscorrectie

9.       [appellant] betoogt dat de raad niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat de parkeerbehoefte met tien parkeerplaatsen kan worden bijgesteld als gevolg van het gebruik van één deelauto. Hij stelt dat deze conclusie ten onrechte is gebaseerd op een publicatie van "Greenwheels" uit 2019, omdat Greenwheels zelf een autodeelbedrijf is en cijfers gunstig zal presenteren ten behoeve van bedrijfs- en winstmaximalisatie. [appellant] stelt ook dat uit dit onderzoek niet kan volgen dat het gebruik van één deelauto tien parkeerplaatsen vervangt, omdat hieruit volgt dat maar 30 procent van de Greenwheels gebruikers de eigen auto van de hand heeft gedaan.

9.1.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad deugdelijk gemotiveerd dat de parkeerbehoefte met tien parkeerplaatsen kan worden bijgesteld als gevolg van het gebruik van één deelauto. Uit de aanvullende motivering volgt dat uit verschillende onderzoeken blijkt dat één deelauto tussen de acht en dertien reguliere auto's kan vervangen. Dit volgt bijvoorbeeld uit het onderzoek 'Benchmark autodelen in Gebiedsontwikkeling’ van Overmorgen in opdracht van Rijkswaterstaat uit 2021. Gelet hierop heeft de raad zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat één deelauto maximaal tien auto's vervangt, omdat deze norm voor de binnenstad van Eindhoven in het midden ligt van de normen die volgen uit de genoemde onderzoeken. Dat één van de onderzoeken waarop de raad zich heeft gebaseerd, is uitgevoerd door autodeelbedrijf Greenwheels en hieruit volgt dat maar 30 procent van de Greenwheels gebruikers de eigen auto van de hand heeft gedaan, biedt de Afdeling onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat het plan onvoldoende gemotiveerd is op dit punt. De Afdeling betrekt hierbij dat de raad zijn aanvullende motivering baseert op een zestal verschillende onderzoeken en een second opinion van het bureau Empaction die het uitgangspunt van de raad ondersteunen. Daarnaast volgt uit de motivering dat het autobezit afneemt en dat één deelauto steeds meer reguliere auto’s en dus autoparkeerplaatsen vervangt naarmate er meer aanbod is van andere vormen van mobiliteit en het aanbod van regulier autoparkeren wordt beperkt. De raad heeft toegelicht dat de binnenstad van Eindhoven aan deze voorwaarden voldoet, omdat andere vormen van (deel-)mobiliteit worden aangeboden en het reguliere auto parkeren steeds minder aantrekkelijk wordt gemaakt.

Het betoog slaagt niet.

Capaciteit omliggende parkeergarages

10.     [appellant] betoogt dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd dat de omliggende parkeergarages plaats kunnen bieden aan de benodigde parkeerplaatsen. Hij wijst erop dat er geen overzicht is van alle bouwplannen die gebruik gaan maken van een deel van de restcapaciteit van parkeergarage Mathildelaan. Volgens hem is het daarom niet duidelijk of er sprake is van een dubbele telling van beschikbare parkeerplekken in openbare garages.

10.1.  De Afdeling is van oordeel dat de raad deugdelijk heeft gemotiveerd dat 21 parkeerplaatsen ten behoeve van de bezoekers van de in het plan voorziene wooneenheden en overige functies kunnen worden belegd bij omliggende Q-park parkeergarages van de Mathildelaan, de Admirant en de Witte Dame. Uit de parkeerbalans van 2019 blijkt dat deze parkeergarages op het piekoment een bezetting hebben van 57 procent. Dat betekent dat er een restcapaciteit is van 722 parkeerplaatsen. Gelet op deze ruime restcapaciteit acht de Afdeling het niet aannemelijk dat een eventuele dubbele telling van beschikbare parkeerplekken in deze garages, zoals gesteld door [appellant], eraan in de weg staat dat de genoemde 21 parkeerplaatsen kunnen worden belegd bij de genoemde omliggende parkeergarages.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie nadere motivering en bestreden besluit

11.     De zienswijze over de nadere motivering treft geen doel. Er bestaat daarom geen aanleiding voor het oordeel dat niet is voldaan aan de opdracht die de Afdeling aan de raad in de tussenuitspraak heeft gegeven.

12.     Dit betekent dat aanleiding bestaat om de rechtsgevolgen van het besluit van 22 september 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "II Emmasingelkwadrant-Fellenoord 2013 (Victoriatoren)" in stand te laten. Dit betekent dat het bestemmingsplan in stand blijft.

Proceskosten

13.     De raad moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Eindhoven van 22 september 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "II Emmasingelkwadrant-Fellenoord 2013 (Victoriatoren)";

III.      bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven;

IV.     veroordeelt de raad van de gemeente Eindhoven tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.092,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V.      gelast de raad van de gemeente Eindhoven aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, voorzitter, en mr. J. Gundelach en mr. G.O. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.

w.g. Ten Veen
voorzitter

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 7 juni 2023

996