Uitspraak 202002631/4/R2


Volledige tekst

202002631/4/R2.
Datum uitspraak: 24 april 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te Riel, gemeente Goirle,

en

de raad van de gemeente Goirle,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2022 heeft de raad van de gemeente Goirle het bestemmingsplan "[locatie 1]" gewijzigd vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[verzoeker] heeft nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 april 2023, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. W. Krijger, en de raad, vertegenwoordigd door T. Li, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het plan voorziet in de realisatie van een pension voor maximaal 45 honden en 20 katten op het perceel [locatie 1]. Het plangebied ligt ten zuidwesten van de bebouwde kom van Riel, in het buitengebied. Aan gronden, gelegen in het noordelijke deel van het plangebied, is de bestemming "Bedrijf-Dierenpension" en de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - parkeerplaats" en de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie" toegekend. Deze gronden worden door partijen aangeduid als "parkeervoorziening P2". [verzoeker] woont aan de [locatie 2], in de directe nabijheid van parkeervoorziening P2.

3.       Het besluit van 20 december 2022 is genomen ter uitvoering van de tussenuitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1886. In die uitspraak had de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na verzending van de tussenuitspraak met inachtneming van de overwegingen 3.4, 3.5, 4.3, en 6.3 de gebreken in het besluit van 18 februari 2020 te herstellen. Bij het besluit van 18 februari 2020 had de raad het bestemmingsplan "[locatie 1]" vastgesteld. In het plan, zoals dat was vastgesteld bij het besluit van 18 februari 2020, was aan de gronden waarop P2 is gerealiseerd,  een agrarische bestemming toegekend. Gelet op artikel 3.1, aanhef en onder a, en onder g, van de planregels, mocht op die gronden worden geparkeerd ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijfsvoering met bijbehorende voorzieningen.

4.       Parkeervoorziening P2 is in 2020 gerealiseerd en in gebruik genomen.

Het verzoek

5.       Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening heeft, blijkens het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting, uitsluitend betrekking op de gronden met de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - parkeerplaats" (parkeervoorziening P2). Het verzoek is in de eerste plaats erop gericht om te voorkomen dat op basis van het plan positief wordt beslist op een op 18 november 2022 ingediende aanvraag om een omgevingsvergunning voor de aanleg van parkeervoorziening P2, met het oog op de legalisering ervan. In de tweede plaats is het verzoek, blijkens de nadere reactie van [verzoeker] van 20 maart 2023 en het verhandelde ter zitting, erop gericht om te bewerkstelligen dat de parkeervoorziening P2 niet als zodanig mag worden gebruikt totdat de Afdeling einduitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure.

Spoedeisend belang

6.       Het college van burgemeester en wethouders van Goirle heeft te kennen heeft gegeven te wachten tot de einduitspraak in de bodemprocedure voordat zal worden beslist op de aanvraag om omgevingsvergunning, ingediend op 18 november 2022. De voorzieningenrechter is niettemin van oordeel dat spoedeisend belang aanwezig is. Door de toekenning van de bestemming "Bedrijf" en de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - parkeerplaats" is het met het plan mogelijk gemaakt om parkeervoorziening P2 te gebruiken als parkeervoorziening ten behoeve van het dierenpension. [verzoeker] heeft gesteld overlast te ondervinden van dat gebruik.

Aanlegvergunning

7.       Voor zover het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening erop is gericht om te voorkomen dat op basis van het plan positief wordt beslist op de ter legalisering aangevraagde omgevingsvergunning op 18 november 2022, wordt als volgt overwogen. Ingevolge artikel 5.5.1, aanhef en onder d, van de planregels is het verboden op of in de gronden, waaraan de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie" is toegekend, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning

niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakken van meer dan 100 m2 anders dan een bouwwerk aan te brengen. Het aanlegvergunningenstelsel, dat is opgenomen in 5.5 van de planregels, ziet uitsluitend op de bescherming van aan de gronden met die dubbelbestemming toegedichte archeologische waarden. Ook in de planregels van het bestemmingsplan "[locatie 1]", zoals dat was vastgesteld op 18 februari 2020, was voor die gronden in een aanlegvergunningenstelsel voorzien, dat ook ziet op de bescherming van  aan die gronden toegedichte archeologische waarden. Een eventuele schorsing van het besluit van 20 december 2022 op het in deze procedure aan de orde zijnde onderdeel heeft daarom niet tot gevolg dat de aangevraagde omgevingsvergunning niet zou kunnen worden verleend. Dit nog daargelaten de vraag of een omgevingsvergunning voor de aanleg van parkeervoorziening P2 nodig is. Initiatiefnemers hebben ter zitting immers aangegeven dat aldaar geen onomkeerbare verharding is aangebracht.

Gebruik parkeervoorziening P2

8.       [verzoeker] betoogt voorts dat voor het dierenpension slechts zeven parkeerplaatsen nodig zijn, namelijk vijf voor bezoekers en twee voor personeel en dat de aanleg van een extra parkeerterrein in de vorm van parkeervoorziening P2 en het gebruik daarvan daarom overbodig is. [verzoeker] wijst erop dat de parkeerplaatsen, die zich op het eigen terrein bevinden, door partijen aangeduid als "P1", nimmer in gebruik zijn geweest. Vanaf de start van het dierenpension is parkeervoorziening P2 aangelegd en in gebruik genomen, met alle overlast van dien. [verzoeker] heeft een notitie ingediend van Sain milieuadvies/Vliex Akoestiek en Lawaaibeheersing van 3 april 2023.

8.1.    De relevante planregels luiden:

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Dierenpension' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. een dierenpension;

[…]

f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - parkeerplaats' uitsluitend een parkeervoorziening ten behoeve van het bedrijf;

[…]

met dien verstande dat bij de ingebruikname van deze gronden en gebouwen tevens de voorwaardelijke verplichting in artikel 4 lid 4.2 van toepassing is.

4.4.2 Voorwaardelijke verplichting […]

Het gebruik van het perceel als een dierenpension als bedoeld in

artikel 4 lid 1 is uitsluitend toegestaan als:

a. Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing" gebiedseigen (erf) beplantingen is aangebracht en in stand gehouden overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan als opgenomen in de bijlage horend bij dit bestemmingsplan.

b. De geluidsisolerende maatregelen zijn toegepast zoals opgenomen in de geluidsrapportage van 18 juni 2019 (rapportnummer 219-RLo1-il-v1) onder paragraaf 4.2.1, 4.2.2, 4.2.3 en 4.2.4.

c. De buitenzijde van de buitenweiden/ruimten over een hoogte van 1,5 meter is afgesloten met een gesloten schutting (minimale massa van 10 kg/m²), welke absorberend (bijvoorbeeld middels Kokowall) is uitgevoerd aan de zijde waar zich de honden bevinden.

d. Er 7 parkeerplaatsen op het eigen terrein zijn gerealiseerd ten behoeve van de bezoekers die dieren komen brengen en halen.

4.4.3 Maximaal aantal te houden honden, bedrijfstijden, uitlaattijden

Binnen de bestemming 'Bedrijf - Dierenpension' is het toegestaan om:

a. Maximaal 45 honden en 20 katten bedrijfsmatig te huisvesten.

b. Om uitsluitend gedurende de dagperiode (7:00 tot 19:00 uur) dieren te laten brengen èn halen.

c. […]

d. Maximaal 30 lichte verkeersbewegingen in de dagperiode en 2 zware voertuigbewegingen en 6 lichte voertuigbewegingen in de avondperiode te laten plaatsvinden van of naar de inrichting.

4.4.4 Gebruik ontsluitingstoegang en parkeervoorziening

Binnen de bestemming 'Bedrijf - Dierenpension' geldt dat ter plaatse van de aanduidingen:

[…]

b. 'specifieke vorm van bedrijf - parkeerplaats' uitsluitend het gebruik als parkeervoorziening bij het bedrijf is toegestaan, met dien verstande dat bezoekers die het bedrijf met honden betreden geen gebruik mogen maken van deze parkeervoorziening. Andere vormen van bedrijfsvoering zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - parkeerplaats' niet toegestaan.

8.2.    In de plantoelichting is vermeld dat voor het personeel van het dierenpension (de initiatiefnemers die ter plaatse wonen), twee parkeerplaatsen benodigd zijn, die gedurende de hele dag bezet zijn. Ervan uitgaande dat de helft van de auto’s in de ochtendperiode het dierenpension bezoekt, dat (worst case) alle auto’s in één uur komen en gaan en dat dan gemiddeld 15 minuten wordt geparkeerd, zijn in deze maatgevende situatie vijf parkeerplaatsen nodig voor het parkeren van bezoekers. Op het eigen terrein worden zeven parkeerplaatsen gerealiseerd. Hiermee wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid om op eigen terrein volledig in de parkeerbehoefte te voorzien, aldus de plantoelichting.

8.3.    In artikel 4.4.2, onder d van de planregels is de voorwaardelijke verplichting opgenomen om zeven parkeerplaatsen op het eigen terrein te realiseren. Anders dan [verzoeker] kennelijk veronderstelt, wordt met "eigen terrein" niet alleen het erf met bebouwing en met, volgens initiatiefnemers, ruimte voor vier parkeerplaatsen, bedoeld, maar het gehele eigen terrein van het dierenpension, en tot welk eigen terrein in ieder geval kunnen worden gerekend de gronden met de bestemming "Bedrijf - Dierenpension", waartoe parkeervoorziening P2 ook behoort.

8.4.    Ervan uitgaande dat - gelet op de parkeerbehoefte van het dierenpension van zeven parkeerplaatsen en de omstandigheid dat vier parkeerplaatsen ten behoeve van het dierenpension op het erf nabij de bebouwing ervan aanwezig zijn - op de parkeervoorziening P2 maximaal drie parkeerplaatsen ten behoeve van het dierenpension aanwezig behoeven te zijn, heeft [verzoeker] naar het oordeel van de voorzieningenrechter met de door hem ingebrachte notitie niet aannemelijk gemaakt dat een dergelijk gebruik van de parkeervoorziening P2 tot een zodanig onaanvaardbaar te achten geluidsoverlast ter plaatse van zijn perceel leidt dat de uitkomst in de bodemprocedure niet zou kunnen worden afgewacht. Bij dit oordeel betrekt de voorzieningenrechter dat het aantal verkeersbewegingen ten behoeve van het dierenpension in artikel 4.4.3, onder d van de planregels is gemaximeerd tot dertig lichte verkeersbewegingen in de dagperiode en twee zware voertuigbewegingen en zes lichte voertuigbewegingen in de avondperiode van of naar het dierenpension. Verder betrekt de voorzieningenrechter bij dit oordeel dat ingevolge artikel 4.4.4, onder b, van de planregels, de bezoekers van het dierenpension, die hun hond naar het dierenpension brengen of bij het dierenpension ophalen, op parkeervoorziening P2 hun auto niet mogen parkeren, zodat in zoverre geen overlast van blaffende honden ter plaatse van parkeervoorziening P2 hoeft te worden gevreesd.

8.5.    De gronden met de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - parkeerplaats" hebben echter een zodanig oppervlak dat aldaar veel meer parkeerplaatsen aanwezig kunnen zijn dan de slechts drie parkeerplaatsen, die daar ingevolge de voor het dierenpension berekende parkeerbehoefte ten behoeve van het dierenpension aanwezig behoeven te zijn, en waarbij dan op het erf nabij de bebouwing van het dierenpension nog eens vier parkeerplaatsen aanwezig zijn. Voor de voorzieningenrechter is dat aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen, daaruit bestaande dat totdat in de bodemprocedure op het beroep van [verzoeker] tegen het besluit van 20 december 2022 is beslist, aan de eerste volzin van artikel 4.4.4 onder b van de planregels geacht wordt de volgende zinsnede te zijn toegevoegd: "en dat ter plaatse van deze parkeervoorziening door maximaal drie voertuigen tegelijkertijd mag worden geparkeerd". Met een dergelijke voorlopige voorziening wordt voorkomen dat de volledige parkeerbehoefte van het dierenpension wordt afgewenteld op parkeervoorziening P2, met de daarbijbehorende gevolgen voor het woon- en leefklimaat van [verzoeker] van dien.

Conclusie

9.       De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.

10.     De raad moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad

van State:

I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat totdat de Afdeling op het beroep van [verzoeker] tegen het besluit van 20 december 2022 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "[locatie 1]" heeft beslist, aan de eerste volzin van artikel 4.4.4, onder b van de planregels geacht wordt de volgende zinsnede te zijn toegevoegd: "en dat ter plaatse van deze parkeervoorziening door maximaal drie voertuigen tegelijkertijd mag worden geparkeerd". Artikel 4.4.4 komt daarmee totdat de Afdeling op het beroep van [verzoeker] tegen het besluit van

20 december 2022 heeft beslist, als volgt te luiden:

"4.4.4 Gebruik ontsluitingstoegang en parkeervoorziening

Binnen de bestemming 'Bedrijf - Dierenpension' geldt dat ter plaatse van de aanduidingen:

[…]

b. 'specifieke vorm van bedrijf - parkeerplaats' uitsluitend het gebruik als parkeervoorziening bij het bedrijf is toegestaan, met dien verstande dat bezoekers die het bedrijf met honden betreden geen gebruik mogen maken van deze parkeervoorziening en dat ter plaatse van deze parkeervoorziening door maximaal drie voertuigen tegelijkertijd mag worden geparkeerd. Andere vormen van bedrijfsvoering zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - parkeerplaats' niet toegestaan."

II.       veroordeelt de raad van de gemeente Goirle tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.674,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III.      gelast dat de raad van de gemeente Goirle aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 178,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier.

w.g. Hoekstra
voorzieningenrechter

w.g. Nales
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2023

680