Uitspraak 202300535/2/R4


Volledige tekst

202300535/2/R4.
Datum uitspraak: 19 april 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker A] en [verzoeker B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), wonend te Gaanderen, gemeente Doetinchem,

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Doetinchem,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 november 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "[locatie 1] - 2022" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[partij] heeft een nader stuk ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld op 30 maart 2023, waar [verzoeker A], bijgestaan door mr. J. Veltman, advocaat te Winsum, en de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Steenbeek-Leijdes, zijn verschenen. Voorts is op de zitting [partij], bijgestaan door [gemachtigde], als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Op het adres [locatie 1] in Gaanderen (hierna: het perceel) is het agrarisch loonwerk- en grondverzetbedrijf van [partij] gevestigd. Met het plan krijgt een deel van het perceel de bestemming "Bedrijf", waardoor het gebruik van de buitenruimte rondom de al aanwezige bedrijfsloods mogelijk wordt voor het bestaande bedrijf. Het gaat volgens de toelichting om manoeuvreerruimte, opslag van onder meer grond in verzamelvakken van maximaal 2 m hoog en een wasruimte voor de machines van het bedrijf. Het grootste deel van het perceel behoudt de bestemming "Agrarisch met waarden".

3.       [verzoeker] woont op het naastgelegen perceel [locatie 2] en houdt hobbymatig paarden. Met het verzoek wil [verzoeker] voorkomen dat door inwerkingtreding van het plan in verband met de zogeheten Tegelenjurisprudentie onomkeerbare gevolgen ontstaan doordat aanvragen om omgevingsvergunningen voor het oprichten van bouwwerken die in overeenstemming zijn met het plan moeten worden ingewilligd. Ook wil hij voorkomen dat vergunningvrij wordt gebouwd en dat hij geluid-, trilling- en stofhinder zal ervaren van de activiteiten die met het plan mogelijk worden gemaakt, voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure.

Behandeling van het verzoek

4.       [verzoeker] is het niet eens met het in het plan mogelijk gemaakte gebruik en heeft in beroep daartoe onder meer aangevoerd dat de gemeente in het verleden een ernstige fout heeft gemaakt waar [partij] nu van mag profiteren, terwijl aan zijn belangen van een goed woon- en leefklimaat onvoldoende aandacht is besteed. Verder is het plan volgens hem vastgesteld in strijd met de ladder voor duurzame verstedelijking en de Omgevingsverordening Gelderland. Ook ontbreekt een definitie van het begrip "agrarisch loon- en grondverzetbedrijf". Deze beroepsgronden zullen worden behandeld in de bodemprocedure. De voorzieningenrechter zal beoordelen of het treffen van een voorlopige voorziening gelet op de betrokken belangen gerechtvaardigd is.

5.       Op de locatie is al een bedrijfsloods aanwezig en het buitenterrein is  verhard. In onder meer het nadere stuk heeft [partij] aangegeven dat de gewenste activiteiten op het buitenterrein beperkt van omvang zijn. Het gaat om vervoersbewegingen, laad- en losactiviteiten, opslag van enkele grondstoffen en het stallen van materieel in de loods. De voorzieningenrechter stelt vast dat het terrein rond de loods (uitgezonderd de locatie van de wasplaats en het vlak met de functieaanduiding "silo") de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten" heeft, zodat gebouwen daar niet zijn toegestaan. De opslag buiten mag volgens het plan alleen plaatsvinden in verzamelvakken ter plaatse van de functieaanduiding "silo". Op de zitting heeft [partij] toegezegd geen aanvraag om een omgevingsvergunning voor het oprichten van bouwwerken voor de verzamelvakken te zullen indienen, voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure. Hieruit volgt dat zich in zoverre geen onomkeerbare gevolgen zullen voordoen als het plan in werking treedt. Verder vindt de voorzieningenrechter het, gelet op het beoogde gebruik van het terrein en de bouwregels in artikel 4, lid 4.2.3, van de planregels, niet aannemelijk dat [partij] bouwwerken geen gebouwen zijnde zal oprichten in een omvang dat dit een inbreuk zal zijn op het goede woon- en leefklimaat van [verzoeker]. Wat de door [verzoeker] gevreesde geluidhinder betreft, is op de zitting gebleken dat de wasplaats links van de bedrijfsloods is gesitueerd, zodat de bedrijfsloods een afschermende werking heeft voor het perceel van [verzoeker] aan de rechterkant van de loods. Bovendien staat in het aan het plan ten grondslag gelegde rapport "Akoestisch onderzoek [partij] Grondwerken Hertelerweg te Gaanderen" van 4 oktober 2022, opgesteld door Adviesburo Van der Boom B.V., dat het laden en lossen en de daarbij horende verkeersbewegingen voor geluid maatgevend zijn. In afwachting van de behandeling van de bodemzaak zal [verzoeker] geen geluidhinder ondervinden van het gebruik van de verzamelvakken, omdat [partij] heeft toegezegd tijdens de bodemprocedure geen omgevingsvergunning bouwen te zullen aanvragen voor deze vakken.

6.       Het belang van [verzoeker] dat het plan hangende de bodemprocedure niet in werking treedt, is dat daarmee mogelijk nadelige gevolgen voor zijn woon- en leefklimaat worden voorkomen. Naar is gebleken, gaat het [verzoeker] er vooral om dat hij hangende de bodemprocedure verschoond blijft van geluidhinder, ook voor de paarden die hij op zijn perceel houdt. Daartegenover staat het belang van [partij] bij de inwerkingtreding van het plan om het buitenterrein bij zijn bedrijfsactiviteiten te kunnen betrekken. Gelet op wat hiervoor is overwogen, zullen zich geen onomkeerbare gevolgen voordoen, zoals door [verzoeker] gevreesd. Verder heeft [verzoeker] niet aannemelijk gemaakt dat de geluidhinder ten gevolge van de inwerkingtreding van het plan zodanig zal zijn dat daarom het treffen van een voorlopige voorziening is gerechtvaardigd.

Slotoverwegingen

7.       Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter, na afweging van de betrokken belangen, geen aanleiding om in afwachting van de bodemprocedure een voorlopige voorziening te treffen.

8.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.T. de Jong, griffier.

w.g. Scholten-Hinloopen
voorzieningenrechter

w.g. De Jong
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 19 april 2023

628