Uitspraak 202104298/1/R1


Volledige tekst

202104298/1/R1.
Datum uitspraak: 5 april 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       Custom Powders B.V. en [appellant sub 1B] (hierna: Custom Powders), gevestigd, respectievelijk wonend te Helmond,

2.       Vocawel Beheer B.V., gevestigd te Helmond,

3.       [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant sub 3]), wonend te Helmond,

appellanten,

en

het college van burgemeester en wethouders van Helmond,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 25 mei 2021 heeft het college vastgesteld dat op het bedrijfsterrein gelegen aan de [locatie], kadastraal bekend gemeente Helmond, sectie R, nr. 187 (hierna: de locatie), ernstige bodemverontreiniging met PFAS aanwezig is, waarvan spoedige sanering noodzakelijk is. Het college heeft voorts besloten dat uiterlijk binnen 6 maanden na inwerkingtreding van het besluit het saneringsplan moet zijn ingediend en uiterlijk binnen 1 jaar na inwerkingtreding van het besluit met de sanering moet worden begonnen.

Tegen dit besluit hebben Vocawel Beheer, Custom Powders  en [appellant sub 3] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend. Het college heeft het verweerschrift aangevuld.

Vocawel Beheer en Custom Powders hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 april 2022, waar Vocawel Beheer, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], [gemachtigde B] en mr. J.C.W. van Eekeren, advocaat te Eindhoven, Custom Powders, vertegenwoordigd door [appellant sub 1B], [gemachtigde C], [gemachtigde D], mr. K.A.M. van Kampen, advocaat te 's-Hertogenbosch en mr. R.M. Königel-de Pijper, advocaat te Etten-Leur, [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] en het college, vertegenwoordigd door M.M. Nass, mr. L.C.A. Nuyts en mr. M.G. Stienstra, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       In 2017 zijn door waterkwaliteitsbeheerders verhoogde concentraties GenX-stoffen gemeten in oppervlaktewateren, waaronder de Zuid-Willemsvaart, en in rioolwaterzuiveringsinstallaties. GenX behoort tot de groep poly- en perfluoralkylverbindingen die worden aangeduid als PFAS (Per Fluor Alkylated Substances). Naar aanleiding hiervan is door waterkwaliteitsbeheerders een onderzoek gestart naar de bron ervan. Custom Powders heeft toen bij de Omgevingsdienst Zuid-Oost Brabant gemeld dat zij een potentiële bronlocatie is. Op de locatie werden voor het bedrijf Chemours waterige suspensies met teflon gedroogd. Daarbij werd van 2013 tot en met 2017 GenX-houdende waterdamp uitgestoten naar de lucht. Verder is van 1997 tot en met 2012 waterdamp met daarin de stof PFOA, een voorloper van GenX en ook een PFAS, uitgestoten naar de lucht. De uitstoot van GenX en PFOA naar de lucht was voorzien in de milieuvergunning, maar lozing van PFAS-houdend afvalwater op oppervlaktewater was niet toegestaan. Omdat verhoogde concentraties GenX in het oppervlaktewater werden aangetroffen, zijn in 2018 en 2019 door verschillende bestuursorganen diverse onderzoeken verricht. Uit de onderzoeken kwam, samengevat weergegeven, naar voren dat in de grond, de waterbodem, het grond-, oppervlakte- en afvalwater PFAS aanwezig zijn en dat de bedrijfsactiviteiten van Custom Powders de belangrijkste bron waren voor de verhoogde waarden in het oppervlaktewater van de Nieuwe Aa en het afvalwater in de RWZI te Aarle-Rixtel. Naar aanleiding hiervan heeft het college het besluit van 25 mei 2021 genomen.

1.1.    Het college heeft in het besluit van 25 mei 2021 vastgesteld dat zich op de locatie een ernstige verontreiniging als bedoeld in artikel 29 van de Wet bodembescherming (hierna: de Wbb) voordoet, waarvan spoedige sanering als bedoeld in artikel 37, eerste lid, noodzakelijk is. Het college heeft bepaald dat de sanering uiterlijk binnen 1 jaar na inwerkingtreding van het besluit moet zijn gestart en heeft Custom Powders op grond van artikel 37, vijfde lid, gelezen in samenhang met artikel 55b, eerste lid, van de Wbb aangewezen als degene die de sanering van het geval van verontreiniging moet uitvoeren. Custom Powders is de eigenaar van het bedrijfsterrein op de locatie. Zij stelt dat geen sprake is van een historische en ernstige verontreiniging, dat noodzaak tot spoedige sanering niet vaststaat, onderzoeken onzorgvuldig zijn geweest en de saneringstermijn onredelijk is. Volgens Vocawel Beheer, die eigenaar is van het naastgelegen terrein, is de omvang van de verontreiniging van de bodem en het grondwater onjuist vastgesteld en is Custom Powders gehouden tot een verdergaande sanering dan in het besluit staat. [appellant sub 3], die werkzaam is geweest voor Custom Powders, stelt onder meer dat het college niet, dan wel niet op tijd, juiste maatregelen heeft genomen tegen de bodemverontreiniging door Custom Powders. De Afdeling zal hierna de beroepsgronden per appellant beoordelen, waarbij zij de volgorde zoals vermeld op het voorblad hanteert.

Het beroep van Custom Powders

Heeft het college de juiste wettelijke grondslag gebruikt?

2.       Custom Powders betoogt dat in dit geval geen sprake is van een historische verontreiniging en dat het college zich daarom ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de artikelen 29 en 37 van de Wbb van toepassing zijn. Hiertoe stelt Custom Powders dat de verontreiniging op de locatie na de inwerkingtreding van artikel 13 van de Wbb is ontstaan, te weten in de periodes van 1997 tot 2012 en van 2013 tot en met 2017, en dat daarom geen sprake kan zijn van een historische verontreiniging. Zij verwijst hiertoe naar de uitspraak van de Afdeling van 9 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1247.

2.1.    Het college heeft, op grond van artikel 37, vijfde lid, gelezen in samenhang met artikel 55b, eerste lid, van de Wbb Custom Powders, als eigenaar van de locatie, verplicht de bodem te saneren. Uit de geschiedenis en totstandkoming van de Wbb (zie de door partijen aangehaalde kamerstukken II, 1989/90, 21556, nr. 3, p. 42, 1991/92, 21556, nr. 14, p. 25 en 2003/04, 29462, nr. 3, p. 9), noch uit de systematiek van deze wet volgt dat het college in alle gevallen van verontreinigingen van ná 1986 uitsluitend toepassing mag geven aan artikel 13 van de Wbb. Dat het voor de toepassing van artikelen 29 en 37 van de Wbb relevant is wanneer de verontreiniging is ontstaan, blijkt daaruit ook niet. Uit de door Custom Powders aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 9 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1247, volgt dat, om als historische verontreiniging te worden aangemerkt, de verontreiniging (in ieder geval ten dele) moet zijn ontstaan in de periode voorafgaand aan 1987. Uit deze uitspraak en de eveneens door Custom Powders aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 4 maart 2020, ECLI:NL:RVS:2020:669, kan verder worden afgeleid dat artikel 13 van de Wbb niet kan worden toegepast bij verontreinigingen die vóór 1987 zijn ontstaan. Vóór 1987 bestond de verplichting als bedoeld in artikel 13 namelijk niet, zodat het in strijd met de rechtszekerheid zou zijn om dat artikel op verontreinigingen van daarvoor toe te passen. Deze uitspraken gaan over de vraag wanneer artikel 13 van de Wbb mag worden toegepast en niet over de vraag wanneer artikel 37 van de Wbb mag worden toegepast. Ook betekenen deze uitspraken niet dat bij verontreinigingen van ná 1986 uitsluitend toepassing mag worden gegeven aan artikel 13 van de Wbb en niet aan de artikelen 29 en 37 van de Wbb. Voor verontreinigingen van na 1986 kunnen zowel artikel 13 als artikel 37 worden toegepast, waarbij van belang is dat artikel 13 alleen verplichtingen oplegt aan de vervuiler en artikel 37 een ruimer toepassingsbereik heeft en ook verplichtingen aan anderen kan opleggen. Dat is ook in deze zaak van belang omdat Custom Powders niet de overtreder van artikel 13 van de Wbb is, maar op grond van artikel 55b, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 37, vijfde lid, in haar hoedanigheid als eigenaar van de locatie, wel verantwoordelijk kan worden gesteld voor de sanering. Ook zijn de omvang en mate van verplichtingen die artikel 13 van de Wbb oplegt anders dan die op basis van artikel 37 van de Wbb kunnen worden opgelegd. Artikel 13 van de Wbb verschilt dus zowel wat betreft reikwijdte, als wat betreft de op grondslag daarvan op te leggen verplichtingen van de artikelen 29 en 37 van de Wbb, zodat toepassing van het ene artikel toepassing van de andere artikelen niet uitsluit.

2.2.    In de Beleidsregels PFAS Helmond 2019 wordt een onderscheid gemaakt tussen nieuwe en historische bodemverontreiniging en worden regels gegeven over de wijze waarop kan worden bepaald of iets een nieuwe of een historische verontreiniging is en worden uitgangspunten gegeven voor de beoordeling van die verontreinigingen. In de tekst van de beleidsregels wordt echter niet uitgesloten dat bij nieuwe verontreinigingen (ook) artikel 37 van de Wbb wordt toegepast. Ter zitting is namens het college toegelicht dat de beleidsregels voor nieuwe verontreinigingen zo worden toegepast dat als artikel 13 van de Wbb voldoende instrumenten biedt, dat artikel wordt ingezet en anders toepassing wordt gegeven aan de artikelen 29 en 37. Dat in de toelichting bij de beleidsregels staat dat voor nieuwe verontreinigingen het beoordelingskader van artikel 13 geldt en voor historische artikel 37, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel, omdat dit niet uit de beleidsregels zelf kan worden opgemaakt en ook deze toelichting niet uitsluit dat artikel 37 ook wordt toegepast op nieuwe verontreinigingen.

2.3.    Gelet op wat hiervoor onder 2.1 en 2.2 staat, volgt de Afdeling het college daarom in zijn betoog dat uit de wet noch uit het beleid volgt dat het college in alle gevallen van verontreinigingen van ná 1986 uitsluitend toepassing mag geven aan artikel 13 van de Wbb en de artikelen 29 en 37 niet kunnen worden ingezet. Het college heeft in dit geval dus toepassing mogen geven aan de artikelen 29 en 37 van de Wbb.

2.4.    Het betoog van Custom Powders slaagt niet.

Is sprake van één geval van verontreiniging dat is te herleiden tot het terrein van Custom Powders?

3.       Custom Powders betoogt verder dat, anders dan het college stelt, geen sprake is van technische, organisatorische en ruimtelijke samenhang en dat daarom niet kan worden gesproken van één geval van verontreiniging. Volgens Custom Powders zijn (dan wel waren) er in Helmond verschillende (voormalige) stortplaatsen aanwezig en kan de verontreiniging ook een andere oorzaak hebben. Verder betoogt Custom Powders dat de aan het besluit ten grondslag gelegde onderzoeken onzorgvuldig zijn geweest, omdat geen vooronderzoek naar historie en het gebruik van de locatie is verricht en in verschillende onderzoeken is aangegeven dat de verontreiniging mogelijk een andere bron, veroorzaker of oorzaak heeft. Zij verwijst in dit verband onder meer naar het rapport 'Onderzoek naar PFOA en GenX in het milieu in Helmond - Fase 2' van het Expertisecentrum PFAS van 14 maart 2019, het eindrapport van het Expertisecentrum van 20 november 2020, een rapport van Tauw van 10 maart 2022 en een notitie van Tauw van 1 oktober 2021.

3.1.    In het besluit van 5 mei 2021 staat dat sprake is van één geval van bodemverontreiniging met PFAS op het bedrijfsterrein van Custom Powders. Volgens het college laten de onderzoeksresultaten zien dat de bedrijfsactiviteiten op het bedrijfsterrein van Custom Powders de meest realistische bron zijn voor de vastgestelde verontreiniging.

3.2.    Het college heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat uit de verrichte onderzoeken de conclusie kan worden getrokken dat er sprake is van één geval van verontreiniging dat te herleiden is tot het bedrijfsterrein van Custom Powders. Hierbij heeft het college onder meer kunnen betrekken dat het sterkst met GenX verontreinigd afvalwater aangetroffen is in de rioolstreng en het rioolgemaal waarop het bedrijfsterrein van Custom Powders is aangesloten. Verder heeft het college bij zijn standpunt kunnen betrekken dat de gehaltes in de grond en de concentraties in het grondwater afnemen met de afstand tot het terrein van Custom Powders en dat de hoeveelheid PFAS in de omgeving van het bedrijf duidelijk hoger is dan de elders reeds aanwezige achtergrondbelasting met PFAS uit andere (diffuse) bronnen. Er blijkt bovendien een duidelijke verhoging van GenX en PFOA ten opzichte van de anders PFAS stoffen en ook dat wijst naar Custom Powders, omdat juist zij GenX en PFOA heeft verwerkt. Het college heeft verder uiteengezet dat de mogelijkheid van een andere bron wel is onderzocht, maar dat er geen realistische andere bron (anders dan diffuse belasting) is gevonden. Custom Powders heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de verontreiniging afkomstig is van een andere bron. Dat betekent dat het college heeft mogen uitgaan van één geval van verontreiniging te herleiden tot het bedrijfsterrein van Custom Powders. Het betoog van Custom Powders slaagt niet.

Is sprake van een ernstige verontreiniging?

4.       Custom Powders betoogt verder dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een ernstige verontreiniging. Hiertoe stelt Custom Powders dat in de Circulaire bodemsanering 2013 (hierna: de Circulaire) en in de Regeling bodemkwaliteit voor PFAS, PFOA en GenX geen interventiewaarden, indicatieve niveaus voor verontreiniging (INEV's) of streef- en achtergrondwaarden zijn opgenomen. Daarom is niet duidelijk of en wanneer sprake is van ernstige bodemverontreiniging.

4.1.    Artikel 1 van de Wbb bepaalt dat een geval van ernstige verontreiniging een geval van verontreiniging is waarbij de bodem zodanig is of dreigt te worden verontreinigd, dat de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant of dier heeft, ernstig zijn of dreigen te worden verminderd. Artikel 36 van de Wbb bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald in welke gevallen de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant of dier heeft, ernstig zijn of dreigen te worden verminderd. Ingevolge artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit (hierna: het Bbk) wordt onder interventiewaarden verstaan de bij regeling van Onze Ministers vastgestelde generieke waarden die aangeven dat bij overschrijding sprake is van potentiële ernstige vermindering van de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant of dier heeft, als bedoeld in artikel 36 van de Wet bodembescherming. In Bijlage B van de op het Bbk gebaseerde Regeling bodemkwaliteit wordt ten aanzien van de stoffen die niet genormeerd zijn voor de interventiewaarden verwezen naar paragraaf 2 van bijlage 6 ‘Richtlijn voor het omgaan met niet-genormeerde stoffen’ van de Circulaire bodemsanering per 1 juli 2013.

4.2.    Zoals Custom Powders terecht stelt zijn geen interventiewaarden of INEV's in de Circulaire opgenomen. Het gaat hier om niet-genormeerde stoffen en dan volgt, zoals het college terecht stelt, uit bijlage 6 van de Circulaire op welke wijze daarmee moet worden omgegaan.  Als de waarden worden vastgesteld overeenkomstig deze bijlage, zijn deze via de Regeling en het Besluit bodemkwaliteit te herleiden tot artikel 36 van de Wbb en daarmee tot een ernstige verontreiniging als bedoeld in artikel 1 van de Wbb.

Uit die bijlage 6 van de Circulaire volgt dat bij het bepalen van de interventiewaarde van die niet genormeerde stoffen kan worden aangesloten bij de meest recente wetenschappelijke inzichten. Dat heeft het college gedaan door lokale interventiewaarden in de Beleidsregels PFAS Helmond 2019 vast te stellen, die zijn gebaseerd op door het RIVM verzamelde wetenschappelijke inzichten. Ook het door Custom Powders ingeschakelde bureau Tauw bestrijdt niet dat deze interventiewaarden goed onderbouwd zijn. Deze waarden zijn dus overeenkomstig bijlage 6 juist vastgesteld.

Custom Powders bestrijdt verder niet dat de in de Beleidsregels PFAS Helmond 2019 vastgestelde interventiewaarden voor GenX in de grond en voor GenX en PFOA in grondwater ruim worden overschreden. Het college heeft zich dus op het standpunt mogen stellen dat sprake is van een ernstige verontreiniging.

4.3.    In dit verband is tot slot van belang dat de omstandigheid dat binnen de gevalscontour ook verontreiniging afkomstig kan zijn van een andere bron, op zichzelf niet betekent dat het college zich ten onrechte op het standpunt stelt dat binnen die contour sprake is van één geval van verontreiniging dat is te herleiden tot het bedrijfsterrein van Custom Powders (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 26 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1096, r.o. 3.5).

4.4.    Het betoog van Custom Powders slaagt niet.

Is spoedige sanering noodzakelijk?

5.       Custom Powders betoogt verder dat de noodzaak tot spoedige sanering niet vaststaat. Hiertoe stelt zij dat in het besluit is vermeld dat de bodemverontreiniging met PFAS niet leidt tot actuele humane of ecologische risico’s. Verder betoogt Custom Powders dat het criterium van ‘onbeheersbare situatie’ als bedoeld in paragraaf 6.2.2. van bijlage 2 van de Circulaire niet van toepassing is, omdat het niet gaat om een historische verontreiniging. Dit blijkt volgens Custom Powders uit de omstandigheid dat er meer dan 6.000 m³ grondwater aanwezig is met gehalten boven de interventiewaarde. De Circulaire gaat in zo’n geval uit van een historische verontreiniging. In dit geval is echter geen sprake van een historische verontreiniging. Verder stelt zij dat volgens de Circulaire geen sprake kan zijn van noodzaak tot spoedige sanering als jaarlijks niet meer dan 1.000 m³ bodemvolume extra verontreinigd raakt met gehalten boven de interventiewaarden. In de door het college aan het besluit ten grondslag gelegde rapporten is volgens Custom Powders geen onderbouwing te vinden waaruit blijkt dat sprake is van een volumetoename van PFAS van meer dan 1.000 m³ per jaar.

5.1.    In paragraaf 6.2.2. van bijlage 2 van de Circulaire staat dat sprake is van een onbeheersbare situatie ten gevolge van verspreiding van verontreiniging in het grondwater als het bodemvolume dat wordt ingesloten door de interventiewaarde contour in het grondwater groter is dan 6.000 m3. De aanname daarbij is dat indien verontreiniging is veroorzaakt in het verleden (vóór 1987) en inmiddels is uitgegroeid tot een verontreiniging in het grondwater met een omvang groter dan 6.000 m3, er nog altijd sprake zal zijn van verspreiding van de verontreiniging. De Afdeling volgt het college in zijn standpunt dat als dit volgens de Circulaire kan worden aangenomen bij verontreinigingen van vóór 1987, een dergelijke aanname ook voor deze verontreiniging, veroorzaakt door activiteiten op het bedrijfsperceel van Custom Powders tussen 1997 en 2017, kan worden gehanteerd. Ook van deze verontreiniging staat vast dat deze inmiddels is uitgegroeid tot een verontreiniging in het grondwater met een omvang van meer dan 6.000 m3, zodat het college de aanname heeft mogen maken dat er nog steeds verspreiding zal zijn. Gelet hierop is het college op goede gronden tot het oordeel gekomen dat het gaat om een onbeheersbare situatie waarbij tevens sprake is van onacceptabele risico's ten gevolge van de verspreiding voor mens, plant of dier. Over het betoog dat niet is onderbouwd dat meer dan 1.000 m³ bodemvolume extra verontreinigd raakt met gehalten boven de interventiewaarden geldt dat het college terecht heeft betoogd dat het niet verplicht is om een locatiespecifieke risicobeoordeling, stap 3 volgens de Circulaire, uit te voeren (zie de uitspraak van de Afdeling van 16 februari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP4763). Het college heeft te kennen gegeven dat Custom Powders een dergelijk onderzoek kan laten uitvoeren en aan de hand daarvan een wijziging van het besluit op grond van artikel 37, zevende lid, van de Wbb kan indienen.

5.2.    Het betoog van Custom Powders slaagt niet.

Is de gestelde termijn haalbaar?

6.       Custom Powders betoogt tot slot dat het besluit dat binnen een termijn van 12 maanden met sanering moet worden begonnen onredelijk is. Hiertoe stelt Custom Powders dat een aanvullend onderzoek noodzakelijk zou kunnen zijn, mede gelet op de omstandigheid dat de wetenschappelijke inzichten en het beleid rond PFAS nog volop in ontwikkeling zijn. Verder vindt Custom Powders dat er ook lichtere maatregelen mogelijk waren, zoals beheersmaatregelen.

6.1.    Het college heeft toegelicht dat Custom Powders ook de optie heeft om een gefaseerd saneringsplan in te dienen, waarbij in de eerste fase de ernstige grondverontreiniging wordt verwijderd en vervolgens wordt begonnen aan de tweede fase. Verder heeft het college gesteld dat Custom Powders, als zij de termijn niet haalt ondanks de daadwerkelijk verrichte inspanningen, bij hem een verzoek om wijziging van het besluit op dat punt kan indienen.

6.2.    Het betoog van Custom Powders slaagt daarom niet.

Het beroep van Vocawel Beheer

7.       Vocawel Beheer betoogt dat sprake is van een geval veroorzaakt na 1987 en dat daarom geen besluit omtrent de ernst en spoed als bedoeld in de artikelen 29 en 37 van de Wbb kan worden genomen. Dit geval van verontreiniging had overeenkomstig artikel 13 van de Wbb moeten worden beoordeeld, zodat Custom Powders was gehouden tot een verdergaande sanering dan in het besluit staat.

7.1.    Gelet op wat de Afdeling hiervoor onder 2.1 heeft overwogen, faalt dit betoog en heeft het college voor de in het bestreden besluit opgenomen wijze van sanering mogen kiezen.

8.       Vocawel Beheer betoogt verder dat het college de omvang van de verontreiniging onjuist heeft vastgesteld. Haar perceel behoort ook tot de onderzoekslocatie en daarom had ook de verontreiniging op haar perceel goed en volledig in beeld moeten worden gebracht. Ook betoogt Vocawel Beheer dat de beschikbare analysemogelijkheden niet zijn toegepast. Vocawel Beheer betoogt ten slotte dat er nog onduidelijkheid is over de gezondheidsgevolgen van PFAS. Recent zijn veel strengere normen vastgesteld vanwege een nieuwe EFSA-opinie en dat naar aanleiding daarvan 2 memo's opgesteld zijn door het RIVM. Volgens Vocawel Beheer moet het college alle recente informatie betrekken bij zijn besluit.

8.1.    De Afdeling stelt voorop dat het voor het vaststellen van de ernst van een bodemverontreiniging en de spoedeisendheid van de sanering niet noodzakelijk is dat de volledige omvang van de verontreiniging van het geval vaststaat. In dat verband verwijst zij naar haar uitspraken van 23 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3573, en 26 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2021. Een geval van verontreiniging moet voldoende afgebakend zijn om een beslissing over ernst en spoedeisendheid te kunnen nemen.

8.2.    Het college heeft toegelicht dat het klopt dat er geen grondwatermonsters van het terrein van Vocawel Beheer zijn geanalyseerd. Dat was ook niet nodig voor het nemen van het besluit. Daarvoor was voldoende dat in het al wel uitgevoerde onderzoek de verontreiniging voldoende is afgebakend en in kaart gebracht en op basis daarvan al de conclusie kan worden getrokken dat het om een geval van ernstige verontreiniging gaat, waarvan spoedige sanering noodzakelijk is. Het is verder aan Custom Powders om naar de omvang van het geval van verontreiniging nader onderzoek te doen in het kader van het op te stellen saneringsplan. Over het gebruik van de analysemethoden heeft het college gemotiveerd gesteld dat het gebruik heeft gemaakt van de meest recente wetenschappelijke inzichten over het voorkomen van PFAS in Nederland, zoals onder meer weergegeven in rapporten van het RIVM. Het college stelt zich in dit verband terecht op het standpunt dat de omstandigheid dat er ook andere analysemogelijkheden zijn niet betekent dat het college die andere analysemogelijkheden ook had moeten gebruiken, althans dat het onderzoek als onzorgvuldig moet worden aangemerkt als die mogelijkheden niet zijn gebruikt. Over de stelling van Vocawel Beheer dat er nog veel onduidelijkheid is over de gezondheidsgevolgen van PFAS, heeft het college kunnen stellen dat de omstandigheid dat er nog onduidelijkheden zijn niet kan leiden tot verder uitstel, omdat dit tot ongewenste vertraging in de aanpak zou leiden. Daarbij is van belang dat toereikend gemotiveerd is dat wel gebruik is gemaakt van de meest recente wetenschappelijke inzichten die op het moment van het besluit beschikbaar waren.

8.3.    De betogen van Vocawel slagen niet.

Het beroep van [appellant sub 3]

9.       [appellant sub 3] betoogt dat het college niets heeft gedaan naar aanleiding van zijn ziek worden en ten onrechte niet heeft onderkend dat Custom Powders jarenlang onder verkeerde vergunningen chemische stoffen heeft verwerkt. Het college heeft artikel 22 van de Grondwet overtreden, omdat het niet de juiste maatregelen heeft getroffen ter bevordering van de volksgezondheid in Helmond. [appellant sub 3] betoogt verder dat het college ten onrechte geen onderzoek heeft gedaan naar andere chemische en schadelijke stoffen. [appellant sub 3] betoogt tot slot dat het college, omdat het de bodem zo snel gesaneerd wil hebben, een verder onderzoek onmogelijk maakt en kennelijk het bewijsmateriaal wil vernietigen.

9.1.    De Afdeling stelt vast dat in dit geval ter toets voorligt of het college Custom Powders heeft kunnen verplichten tot het opstellen van een saneringsplan en spoedige sanering van de locatie. Dat [appellant sub 3] ziek is geworden, zoals hij stelt, van jarenlange blootstelling aan chemische stoffen en dat het college hier niets tegen heeft gedaan, betekent, wat er ook zij van deze bewering, niet dat het besluit dat nu bij de Afdeling voorligt onrechtmatig is. Daarbij is namelijk niet van belang wat het college in het verleden niet heeft gedaan, maar hoe en waarom het college het bestreden besluit heeft genomen. Het college heeft in de enkele omstandigheid dat sanering van de bodem maakt dat de situatie daarvan verandert, zodat verder onderzoek lastiger wordt, geen aanleiding hoeven zien om een ander besluit te nemen.

9.2.    Het betoog van [appellant sub 3] slaagt niet.

Conclusie

10.     De beroepen zijn ongegrond.

11.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, voorzitter, en mr. J.J.W.P. van Gastel en mr. C.H. Bangma, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Yildiz, griffier.

w.g. Van Ravels
voorzitter

w.g. Yildiz
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 5 april 2023

594