Uitspraak 202007156/2/R2


Volledige tekst

202007156/2/R2.
Datum uitspraak: 5 april 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:

[appellant], wonend te Esbeek, gemeente Hilvarenbeek,

en

de raad van de gemeente Hilvarenbeek,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 oktober 2020 heeft de raad het bestemmingsplan Reparatieplan Buitengebied Hilvarenbeek 2019 (hierna: reparatieplan 2019) vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 december 2022, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door A. Engelse, zijn verschenen.

De Afdeling heeft de behandeling van het beroep van [appellant] afgesplitst van zaak nr. 202007156/1/R2. De behandeling van het beroep dat [partij] heeft ingesteld tegen het besluit van 15 oktober 2020 zal onder laatstgenoemd nummer worden voortgezet.

Overwegingen

1.       Het reparatieplan 2019 is vastgesteld voor onder meer het herstellen van fouten van zowel het bestemmingsplan "Buitengebied" uit 2014 (hierna: bestemmingsplan 2014) als van het bestemmingsplan "Buitengebied Hilvarenbeek 2014 reparatieplan" uit 2017.

2.       [appellant] exploiteert een agrarisch bedrijf op de percelen aan de [locatie 1] in Esbeek en [locatie 2] in Hilvarenbeek. [appellant] gebruikte voorheen de gronden aan de overzijde van het perceel [locatie 1] (hierna: het perceel) feitelijk voor zijn voeropslag. In het reparatieplan 2019 is op het perceel in de richting van het zandpad aan de noordzijde van het perceel, een differentiatievlak van ongeveer 1.178 m² voor de voeropslag van [appellant] opgenomen, met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bestaande voorzieningen".

Toetsingskader

3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Differentiatievlak

4.       [appellant] kan zich niet verenigen met het reparatieplan 2019 vanwege de omvang van het differentiatievlak voor zijn voeropslag.

[appellant] stelt dat het reparatieplan 2019 niet in overeenstemming is met een in december 2003 door het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning op grond van de Wet milieubeheer (hierna: milieuvergunning). Hij voert aan dat in de milieuvergunning een vlak van 5.000 m² aan de overzijde van het perceel was toegekend voor zijn voeropslag. Het differentiatievlak dat met het reparatieplan 2019 aan het perceel is toegekend, is volgens [appellant] dan ook te klein. Bovendien is het differentiatievlak volgens [appellant] praktisch ook niet als voeropslag te gebruiken, vanwege de smalle strook die is toegekend en omdat tot 20 m van de weg niet gebouwd mag worden.

[appellant] voert aan dat als op het perceel een differentiatievlak wordt toegekend zoals dat met de milieuvergunning is vergund aan de noordzijde van het bestaande bouwvlak, hij meer ruimte heeft om te ondernemen. Ook blijft daardoor de straatkant aan de Spaaneindsestraat open en wordt de omgeving niet ontsierd door een voeropslag met een lengte van 56 m direct langs de openbare weg. Bovendien wordt de ruimte en de doorkijk naar het achterland vanuit Hoog Spul maximaal geborgd.

4.1.    De raad stelt dat de voeropslag aan de overzijde van het perceel in strijd is met het bestemmingsplan "Buitengebied Hilvarenbeek" van 1998 en het bestemmingsplan 2014 en hiervoor ook geen vergunning is verleend of verleend kan worden. De milieuvergunning waar [appellant] naar verwijst is volgens de raad verleend voor vee verdeeld over de percelen [locatie 1] en [locatie 2]. Uit de milieuvergunning is volgens de raad niet af te leiden dat een aanduidingsvlak van 5.000 m2 voor de voeropslag is toegekend. Volgens hem kan voor de voeropslag worden volstaan met het differentiatievlak. Op de zitting heeft de raad toegelicht dat, als voor de voeropslag meer ruimte nodig is, die ook in het bouwvlak kan worden gerealiseerd.

4.2.    Op grond van het bestemmingsplan 2014 gold op het perceel de bestemming "Agrarisch" met specifieke functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch - overige veehouderijen". Het perceel had een bouwvlak met een oppervlakte van ongeveer 10.680 m2. In het bestemmingsplan 2014 was aan de voeropslag die indertijd aan de overzijde van het perceel lag, geen aanduiding toegekend.

In het reparatieplan 2019 heeft het perceel de bestemming "Agrarisch" en beschikt het over een bouwvlak met een oppervlakte van ongeveer 11.030 m2. Binnen het bouwvlak is een differentiatievlak van ongeveer 1.178 m2 voor de voeropslag van [appellant] toegekend. Het differentiatievlak heeft de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bestaande voorzieningen".

Ten opzichte van het bestemmingsplan 2014 is het totale bouwvlak op het perceel dus met ongeveer 350 tot 400 m2 vergroot.

4.3.    De Afdeling is van oordeel dat de raad niet inzichtelijk heeft gemaakt waar de in 4.2 genoemde afmetingen voor het differentiatievlak op zijn gebaseerd. De raad heeft niet gemotiveerd waarom met het reparatieplan 2019 het totale bouwvlak met ongeveer 400 m2 is vergroot ten opzichte van het vorige plan. Ook heeft de raad niet voldoende gemotiveerd waarom niet meer dan 400 m2 is toegekend. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat [appellant] heeft verzocht om een differentiatievlak van 5.000 m2 en dat op de plattegrond bij de milieuvergunning een vlak lijkt te zijn opgenomen van 7 x 60 m voor kuilvoeropslag. Desgevraagd heeft de raad op de zitting niet inzichtelijk kunnen maken welke afweging met betrekking tot de afmetingen van het differentiatievlak nu precies is gemaakt. Dat er volgens de raad voldoende ruimte binnen het bouwvlak aanwezig is voor de voeropslag van [appellant], is, zonder dat dit verder inzichtelijk is gemaakt, niet voldoende. Het besluit tot vaststelling van het reparatieplan 2019 is in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en berust op dit punt, in strijd met artikel 3:46 van de Awb, niet op een deugdelijke motivering.

Het betoog slaagt.

Conclusie en bestuurlijke lus

5.       Zoals onder 4.3 is overwogen, is het besluit van 15 oktober 2020 in zoverre genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb opdragen om het gebrek in het besluit van 15 oktober 2020 binnen 16 weken na verzending van deze uitspraak te herstellen.

Het gaat daarbij concreet om het gebrek dat is geconstateerd in overweging 4.3. De raad moet daartoe, met inachtneming van wat in die overweging is vermeld, ofwel alsnog deugdelijk motiveren en inzichtelijk maken waar de afmetingen van het differentiatievlak op het perceel [locatie 1] in Esbeek met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - bestaande voorzieningen" op is gebaseerd en de betrokken belangen afwegen, dan wel een ander besluit nemen.

De raad hoeft bij de voorbereiding van een gewijzigd besluit niet opnieuw afdeling 3.4 van de Awb toe te passen. De raad moet een eventueel gewijzigd besluit wel op de wettelijk voorgeschreven wijze bekendmaken en meedelen.

6.       In de einduitspraak wordt beslist over vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

draagt de raad van de gemeente Hilvarenbeek op om binnen 16 weken na verzending van deze tussenuitspraak:

- met inachtneming van overweging 4.3 en 5 het daar omschreven gebrek in het besluit van 15 oktober 2020 te herstellen, en;

- de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en een eventueel gewijzigd besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.F.W. Tuit, griffier.

w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Tuit
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 5 april 2023

425-1019