Uitspraak 202202386/1/R1


Volledige tekst

202202386/1/R1.
Datum uitspraak: 5 april 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1], wonend te Heinkenszand, gemeente Borsele,

2.       [appellant sub 2] en anderen, allen wonend te Heinkenszand, gemeente Borsele,

appellanten,

en

1.       de raad van de gemeente Borsele,

2.       het college van burgemeester en wethouders van Borsele,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 3 februari 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Kern Heinkenszand, gedeelte brandweerpost Guldenroedestraat, 2022" vastgesteld.

Bij besluit van 1 maart 2022 heeft het college omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een brandweerpost op de locatie Guldenroedestraat 33 in Heinkenszand en voor het maken, hebben of veranderen van een uitweg.

De besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekend gemaakt met toepassing van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening.

Tegen deze besluiten hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen beroep ingesteld.

De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend.

Veiligheidsregio Zeeland heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant sub 2] en anderen en de raad en het college hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 februari 2023, waar [appellant sub 1], vertegenwoordigd door mr. R. Lagerwij, rechtsbijstandverlener te Apeldoorn, [appellant sub 2] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en de raad en het college, vertegenwoordigd door drs. ing. M.A.M. Heijdra, M.C.E. Valk en J.P.G. Rockx, zijn verschenen. Verder is de Veiligheidsregio Zeeland, vertegenwoordigd door [gemachtigde b], ter zitting als partij gehoord.

Het onderzoek is ter zitting niet gesloten, maar met partijen is afgesproken dat de raad het op zitting besproken verkeersonderzoek aan de Afdeling zou toesturen en appellanten de gelegenheid zouden krijgen hierop schriftelijk te reageren, waarna de Afdeling zonder nadere zitting het onderzoek zou kunnen sluiten. De raad heeft overeenkomstig die afspraak het verkeersonderzoek ingebracht. Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [appellant sub 2] en anderen daarop gereageerd. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het plangebied ligt aan de noordoostzijde van de kern Heinkenszand, aan de rand van de wijk "Over de Dijk" en naast de uitvalsweg de Drieweg. Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een brandweerpost op de locatie Guldenroedestraat 33, die dient ter vervanging van de voormalige brandweerpost aan de Stenevate 6A en 8 in Heinkenszand.

[appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen wonen in de directe nabijheid van het plangebied en kunnen zich niet met het bestemmingsplan verenigen. Zij stellen dat de bouw van de brandweerpost tot onomkeerbare gevolgen zal leiden en vrezen vooral voor geluidhinder en mede daardoor voor een aantasting van hun woon- en leefklimaat.

Toetsingskader

2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Gezamenlijke beroepsgronden

Locatiekeuze

3.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen betogen dat de raad er ten onrechte voor heeft gekozen om de brandweerpost te situeren op de locatie aan de Guldenroedestraat 33. Volgens [appellant sub 1] is een locatie aan een doorgaande weg een logischer oplossing dan deze locatie bij de ingang van een woonwijk, terwijl de stelling van de raad dat de zichtbaarheid van de brandweerpost zal leiden tot meer aanmeldingen van vrijwilligers niet is onderbouwd. [appellant sub 2] en anderen stellen dat voor slechts 3 vrijwilligers uit het dorp ’s-Heer Arendskerke de post aan de noordkant van Heinkenszand gesitueerd wordt, terwijl ’s-Heer Arendskerke tot de gemeente Goes behoort. [appellant sub 2] en anderen achten daarbij ook van belang dat er een tweede brandweerpost aan de ’s-Heer Hendrikskinderendijk komt. [appellant sub 2] en anderen stellen dat de raad niet heeft onderbouwd waarom het gerechtvaardigd is om de uitruktijden met 34 seconden te laten toenemen ten opzichte van de uitruktijd die wordt gehanteerd op de oude locatie van de brandweerpost aan de Stenevate 6A en 8. Hierbij achten [appellant sub 2] en anderen van belang dat de raad meerdere malen heeft benadrukt dat de kortste uitruktijd het belangrijkste argument is voor de keuze voor een locatie. Ook stellen [appellant sub 2] en anderen dat het onduidelijk is waarom de voormalige locatie van het bouwcentrum "Hubo" op het bedrijventerrein "Noordzak", niet geschikt is voor de brandweerpost. Volgens [appellant sub 1] is het bedrijventerrein ten onrechte op voorhand uitgesloten door de raad. Volgens [appellant sub 1] kan de brandweer vanaf die locatie een groter deel van de A58 bedienen. [appellant sub 1] stelt dat de wegen op een bedrijventerrein juist zijn ingericht op grote voertuigen, zoals een brandweerwagen. Volgens hem stond de uiteindelijke locatiekeuze van begin af aan al vast en is naar de gewenste keuze toe geredeneerd. Ter onderbouwing van zijn betoog verwijst [appellant sub 1] naar het door omwonenden opgestelde rapport "Onderzoek brandweerkazerne Heinkenszand" van 27 april 2019.

3.1.    De Afdeling overweegt dat de raad bij de keuze van een bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.

3.2.    Om een locatiekeuze te maken is een kwaliteitsteam in het leven geroepen door de gemeente Borsele. De raad stelt zich onder verwijzing naar het onderzoek "Advies kwaliteitsteam nieuwe brandweerpost Heinkenszand" van 11 februari 2019, dat als bijlage 1 bij de plantoelichting is gevoegd, op het standpunt dat de in het plan voorziene locatie aan de Guldenroedestraat 33 het meest geschikt is. De uitruktijd van de brandweer is volgens de plantoelichting het belangrijkste aspect geweest bij het zoeken naar een geschikte locatie voor een nieuwe brandweerpost. Ook de centrale ligging in het dekkingsgebied van de brandweer heeft volgens de plantoelichting een belangrijke rol gespeeld in de keuze voor de locatie van de brandweerpost. De raad heeft toegelicht dat het brandweerkorps Heinkenszand is samengevoegd met een deel van het korps uit 's-Heer Arendskerke. Dit is onderdeel van het in 2016 vastgestelde implementatieplan "Maatwerk Brandweerzorg" van de Veiligheidsregio Zeeland. In dit kader is de bouw van een brandweerpost op een nieuwe locatie in Heinkenszand volgens de raad gewenst.

3.3.    De Afdeling ziet, gegeven de aan de raad toekomende beleidsruimte, geen grond voor het oordeel dat de raad niet voor de locatie Guldenroedestraat 33 heeft kunnen kiezen. De raad heeft toegelicht dat met een locatie aan de noordoostzijde van Heinkenszand de brandweerpost tijdig bereikbaar is voor vrijwilligers uit ’s-Heer Arendskerke en daarmee ook nieuwe vrijwilligers vanuit ’s-Heer Arendskerke kunnen worden geworven. Het wervingspotentieel van dit dorp is volgens de raad belangrijk om in de toekomst een goed bemenste brandweerpost te houden en daarmee een adequate brandweerzorg te kunnen blijven bieden. Hieraan heeft de Veiligheidsregio Zeeland toegevoegd dat de zichtbaarheid van de brandweerpost van belang is voor de werving van vrijwilligers. De omstandigheid dat ’s-Heer Arendskerke in een andere gemeente ligt, maakt dit niet anders. In de plantoelichting is uiteengezet dat de voormalige locatie van de brandweerpost aan de Stenevate ongeschikt is voor de samenvoeging, omdat de aanrijtijd van de vrijwilligers uit 's-Heer Arendskerke naar de bestaande post in Heinkenszand te lang is. Verder heeft de raad de huidige locatie van de brandweerpost aan de Dorpsstraat niet geschikt geacht voor een samenvoeging, omdat de aanrijtijd van de vrijwilligers uit 's-Heer Arendskerke naar de bestaande post in Heinkenszand te lang is. Ook heeft de raad toegelicht dat een locatie aan de noordoostzijde van Heinkenszand vanuit dekkingsoogpunt wenselijk is, omdat die locatie dichter bij de A58 is gelegen. Over de voorgestelde alternatieve locatie van de brandweerpost op het bedrijventerrein "Noordzak" heeft de raad op de zitting toegelicht dat de aanrijtijd van vrijwilligers zal toenemen indien de brandweerpost op die locatie zou worden gesitueerd. Ook zou er een volwaardige tweede ontsluiting gemaakt moeten worden in verband met de drukte op het nabijgelegen kruispunt. Dit acht de raad niet wenselijk, gelet op het feit dat bij de voorziene ontwikkeling geen sprake is van een volwaardig bemande brandweerkazerne die overdag en/of 's-nachts in gebruik is, maar het gaat om een post waar het materieel opgeslagen staat en waar de vrijwilligers zich verzamelen als zij worden opgeroepen voor een uitruk en waar zij gemiddeld één keer per week bij elkaar komen voor theorie-instructie. Over de voormalige locatie van het bouwcentrum "Hubo" op het bedrijventerrein "Noordzak", heeft de raad op de zitting toegelicht dat deze niet meer beschikbaar is.

Gelet op het voorgaande en gelet ook op wat in de nota van zienswijzen dienaangaande is opgemerkt, is de Afdeling van oordeel dat de raad de voorgestelde alternatieve locaties voldoende heeft afgewogen en betrokken bij de vaststelling van het plan. De raad heeft daarbij toereikend gemotiveerd waarom niet daarvoor, maar voor de locatie aan de Guldenroedestraat 33 is gekozen. De enkele, niet nader onderbouwde stelling van [appellant sub 1] dat de uiteindelijke locatiekeuze al vaststond en de raad daar naartoe heeft geredeneerd, brengt in het voorgaande geen verandering.

Het betoog slaagt niet.

Geluid

4.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen voeren verder aan dat de voorziene brandweerpost zal leiden tot ernstige geluidhinder bij hun woningen. Volgens hen heeft de raad het plangebied ten onrechte aangemerkt als "gemengd gebied" in de zin van de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uit 2009 (hierna: de VNG-brochure). Volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen moet het gebied worden aangemerkt als "rustige woonwijk". Daarnaast betogen zij dat niet wordt voldaan aan de richtafstand die op grond van de VNG-brochure aangehouden dient te worden tussen de brandweerpost en de omliggende woningen. [appellant sub 1] stelt dat het aantal verkeersbewegingen, waaronder verkeersbewegingen vanwege oefenavonden van de brandweer, ten onrechte niet is betrokken bij het akoestisch onderzoek. Ook stelt hij dat een onjuist uitgangspunt in het akoestisch rapport is gehanteerd wat betreft het aantal uitrukbewegingen van de brandweer.

4.1.    De raad heeft voor de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de voorziene brandweerpost in verband met het woon- en leefklimaat van omliggende woningen aansluiting gezocht bij de VNG-brochure. In de VNG-brochure wordt onderscheid gemaakt tussen de omgevingstypen "rustige woonwijk" en "gemengd gebied".

4.2.    De Afdeling stelt vast dat bij het plangebied sprake is van een menging van functies. In de directe omgeving van het plangebied zijn op korte afstand woningen, een dierenkliniek, kantoren en het bedrijventerrein "Noordzak" aanwezig. Daarbij acht de Afdeling van belang dat voor de kwalificatie van een omgevingstype de begrenzing van het plangebied niet bepalend is. Vergelijk de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 26 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1180, onder 5.2. Gelet op de verschillende functies die ter plaatse voorkomen, is de Afdeling dan ook van oordeel dat de raad bij de voorbereiding van het plan heeft mogen aansluiten bij het omgevingstype "gemengd gebied". Voor het omgevingstype "gemengd gebied" geldt een richtafstand voor geluid van 30 m. De Afdeling stelt vast dat de afstand tussen de voorziene brandweerpost en de dichtstbijzijnde woning ongeveer 17 m bedraagt. Dit betekent dat de richtafstand die op grond van de VNG-brochure tussen de brandweerpost en omliggende woningen moet worden aangehouden bij het omgevingstype "gemengd gebied", wordt overschreden. Om die reden heeft de raad een akoestisch onderzoek laten uitvoeren. De resultaten hiervan zijn neergelegd in het rapport "Brandweerpost aan de Guldenroedestraat te Heinkenszand" van 4 maart 2021 van Anteagroup.

4.3.    De raad stelt zich onder verwijzing naar het akoestisch rapport op het standpunt dat wat betreft de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen weliswaar niet wordt voldaan aan de in de VNG-brochure aanbevolen richtafstand, maar dat deze afwijking in dit geval aanvaardbaar kan worden geacht. Aan zijn standpunt legt de raad ten grondslag dat in het akoestisch onderzoek wordt geconcludeerd dat de overlast als gevolg van de uitruk van brandweerauto's met sirenes in de omgeving minimaal is, gelet op de beperkte frequentie van hoogstens 14 uitrukbewegingen in de avond en 8 in de nacht op jaarbasis. Het treffen van technische maatregelen zoals een geluidscherm is om die reden volgens het akoestisch onderzoek niet nodig. Verder heeft de raad onder verwijzing naar het akoestisch onderzoek toegelicht dat de uitrit van de brandweerpost zo wordt aangelegd dat de brandweerauto bij een uitruk niet door de wijk rijdt en zo snel mogelijk op de Drieweg uitkomt.

4.4.    De Afdeling ziet in wat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat aan het akoestisch onderzoek zodanige gebreken kleven, of dat het akoestisch onderzoek zodanige leemten in kennis bevat dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan daarvan niet heeft mogen uitgaan. Hierbij betrekt de Afdeling dat de Veiligheidsregio Zeeland op de zitting heeft toegelicht dat er in 2019 37 keer werd uitgerukt door de brandweer, in 2020 en 2021 34 keer en in 2022 39 keer. Daarbij is in 2022 in totaal 8 keer ’s nachts uitgerukt, waarvan 5 keer zonder sirene en 3 keer met sirene. Naar het oordeel van de Afdeling geven die cijfers er blijk van dat het uitrukken met sirene in de nacht een incidentele gebeurtenis betreft. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen hebben deze aantallen niet gemotiveerd bestreden. Verder neemt de Afdeling de toelichting van de Veiligheidsregio Zeeland in aanmerking dat de brandweersirene alleen wordt aangezet indien dit uit het oogpunt van verkeersveiligheid noodzakelijk is. De Veiligheidsregio Zeeland heeft in dat verband gesteld dat de verkeerssituatie in de nachtperiode ter plaatse over het algemeen rustig is, zodat juist in die periode gebruik van de sirene vaak niet nodig is en het verstoren van de slaap van omwonenden dan dus niet aan de orde is. Daarnaast heeft de Veiligheidsregio Zeeland op de zitting toegelicht dat de communicatie in de brandweerauto verhinderd wordt door het aanzetten van de sirene. De ervaring is daarom dat de sirene in de meeste gevallen niet wordt aangezet, tenzij er sprake is van een zogenoemde "prioriteit 1-situatie", zijnde een spoedeisende situatie, aldus de Veiligheidsregio Zeeland. Ook betrekt de Afdeling hierbij dat de raad op de zitting heeft toegelicht dat een woning op meer dan 750 m afstand van de voorziene brandweerpost zal moeten liggen om geen sirene te kunnen horen en het in de praktijk niet haalbaar is een bruikbare locatie te vinden die daaraan voldoet. Wat betreft het betoog van [appellant sub 1] dat het aantal verkeersbewegingen, waaronder verkeersbewegingen vanwege oefenavonden van de brandweer, ten onrechte niet is betrokken bij het akoestisch onderzoek, overweegt de Afdeling dat uit paragraaf 3.2 van het akoestisch onderzoek volgt dat dit aspect betrokken is bij het bepalen van de representatieve bedrijfssituatie. Het betoog van [appellant sub 1] mist dan ook feitelijke grondslag.

Het betoog slaagt niet.

Verkeersveiligheid

5.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] en anderen voeren aan dat het plan leidt tot verkeersonveilige situaties in en rondom het plangebied. [appellant sub 2] en anderen stellen dat de verkeersveiligheid rondom het kruispunt Clara’s pad en Guldenroedestraat nu al slecht is en deze alleen maar meer zal afnemen door de komst van de brandweerpost. Hierbij wijzen zij op de aanwezigheid van een carpoolplaats, die volgens hen niet thuishoort in een woonwijk. Ook is volgens [appellant sub 2] en anderen de verkeersveiligheid voor kinderen in het geding. Volgens hen moet in beide richtingen van de Hoefbladstraat een maximum snelheid van 30 km/u gaan gelden. [appellant sub 2] en anderen voeren verder aan dat met het plan ten onrechte een uitrit mogelijk wordt gemaakt op de Guldenroedestraat, terwijl het bij de hoekkavels grenzend aan de Guldenroedestraat op grond van het vorige plan niet was toegestaan om een uitrit op de Guldenroedestraat te maken. Om die reden heeft één van de omwonenden niet gekozen voor de hoekkavel aan de Hoefbladstraat. Een vereiste was daarnaast dat alle hoekkavels grenzend aan de Guldenroedestraat voorzien zouden worden van een heg. In het voorliggende plan is echter geen heg voorzien, aldus [appellant sub 2] en anderen.

[appellant sub 1] betoogt verder dat een rapport over de verkeersveiligheid ten onrechte bij het plan ontbreekt. Dit is volgens hem wel nodig om te kunnen beoordelen of de brandweerpost op de locatie passend is. In dat verband acht hij van belang dat de gekozen ontsluitingsweg niet is aangelegd voor het gebruik van groot en zwaar materieel, maar voor regulier woon- en werkverkeer. Ook acht hij daarbij van belang dat de uitrit vlakbij een kruising wordt aangelegd, wat volgens [appellant sub 1] niet tot een overzichtelijke verkeerssituatie zal leiden, en dat het uitrukken door de brandweer met enige snelheid zal gebeuren.

5.1.    De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat de verkeersveiligheid door de komst van de brandweerpost niet in het geding is. Volgens hem is ook geen verkeersonderzoek nodig. De parkeerterreinen van het naastgelegen assurantiekantoor en de tegenoverliggende dierenkliniek worden volgens de raad ook op de Guldenroedestraat ontsloten en dat leidt volgens hem niet tot problemen. Verder is de verkeersintensiteit op de Guldenroedestraat volgens de raad niet dusdanig hoog dat sprake is van een continue verkeersstroom waardoor het lastig is om vanaf het perceel de weg op te draaien. Daarnaast is de situatie volgens de raad ook overzichtelijk. De schuine positionering van de uitrit maakt volgens hem niet dat er geen goed zicht is op de weg bij het wegrijden vanaf de kavel. Dat de chauffeurs van de brandweerauto getraind zijn in het rijden met hoge snelheid, toont volgens de raad juist aan dat verkeersveiligheid een punt is dat bij de brandweer hoog op de agenda staat. Verder is de Guldenroedestraat volgens de raad ook ingericht op de afwikkeling van vrachtverkeer.

5.2.    De Afdeling stelt voorop dat het voorliggende plan geen bijdrage hoeft te leveren aan het oplossen van een bestaand verkeersprobleem in de Guldenroedestraat en omgeving. Voor zover [appellant sub 2] en anderen hebben gewezen op de bestaande verkeersproblemen en de al aanwezige carpoolplaats, kunnen deze gronden alleen al daarom niet slagen. Wat betreft het betoog van [appellant sub 2] en anderen dat in beide richtingen van de Hoefbladstraat een maximum snelheid van 30 km/u moet gelden, overweegt de Afdeling dat dit betoog niet ziet op het besluit tot vaststelling van het plan, maar op besluiten in het kader van de Wegenverkeerswet. Die besluiten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen.

5.3.    De Afdeling stelt vast dat de raad - naar aanleiding van de brief van de Afdeling van 17 januari 2023 en de zitting op 14 februari 2023 - in het nadere stuk van 17 februari 2023 verkeerstellingen van de periode 26 januari 2023 tot 15 februari 2023 heeft overgelegd. De raad heeft in het nadere stuk toegelicht dat tijdens de zitting de resultaten van de verkeerstellingen zijn gedeeld van de meetperiode 26 januari 2023 tot 10 februari 2023 (periode 1). Na de zitting heeft de raad een tweede rapportage laten uitvoeren, namelijk van de meetperiode 26 januari tot 15 februari 2023(periode 2). [appellant sub 2] en anderen hebben met de brief van 5 maart 2023 op dit nadere stuk gereageerd. Allereerst betogen zij dat de gemeente pas naar aanleiding van de brief van de Afdeling verkeerstellingen heeft laten verrichten en er daarmee ten onrechte geen onderzoek naar de verkeersveiligheid heeft plaatsgevonden in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan. Het plan is daarom volgens [appellant sub 2] en anderen niet zorgvuldig tot stand gekomen. Ook betogen zij dat de verkeerstellingen niet alleen ter hoogte van de toekomstige in- en uitrit van de brandweerpost hadden moeten plaatsvinden, maar ook ter hoogte van het volgens hen drukke en onoverzichtelijke kruispunt Guldenroedestraat - Clara’s pad en de aansluiting op de Drieweg en de Daniëlsweg. Alleen op die manier wordt volgens hen duidelijk wat de daadwerkelijke verkeerssituatie is. De verrichte verkeerstellingen zijn volgens [appellant sub 2] en anderen bovendien onvolledig en onjuist, omdat slechts op 12 dagen metingen zijn uitgevoerd en de etmaalperiodes op 7, 8 en 9 februari 2023 in periode 1 en periode 2 niet met elkaar overeenkomen. Tot slot betogen zij dat er geen volledig verkeersonderzoek heeft plaatsgevonden, omdat de verkeersveiligheid voor fietsers en voetgangers volgens hen ten onrechte niet is onderzocht. Hierover overweegt de Afdeling als volgt.

5.4.    De Afdeling stelt vast dat aan het plan geen afzonderlijk rapport ten aanzien van de gevolgen van het plan voor het verkeer in de omgeving ten grondslag is gelegd. De raad stelt dat geen voorafgaand verkeersonderzoek nodig was gelet op de verkeerssituatie ter plaatse. De raad heeft hierover op de zitting toegelicht dat de verkeersintensiteit op de Guldenroedestraat niet dusdanig is dat sprake is van een verkeersonveilige situatie ter plaatse. Op de zitting heeft de raad gesteld dat hij naar aanleiding van de brief van de Afdeling begin 2023 verkeerstellingen heeft laten uitvoeren op de Guldenroedestraat. Weliswaar ontbreken van acht dagen wegens een technisch mankement de telgegevens, maar naar het oordeel van de Afdeling is met de telgegevens van de twaalf geregistreerde dagen in periode 2 een voldoende representatief beeld ontstaan van de verkeersintensiteit op de Guldenroedestraat. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de tellingen zowel doordeweeks als in het weekend hebben plaatsgevonden. Daarnaast hebben de tellingen niet tijdens een vakantieperiode plaatsgevonden. Dat volgens [appellant sub 2] en anderen de resultaten van de verkeerstellingen in periode 1 en periode 2 niet volledig met elkaar overeenkomen geeft - wat daar ook van zij - geen aanleiding voor een ander oordeel omdat de telgegevens van de twaalf geregistreerde dagen in periode 2 een voldoende representatief beeld geven. Wat betreft het betoog van [appellant sub 2] en anderen dat de verkeerstellingen ook ter hoogte van het kruispunt Guldenroedestraat - Clara’s pad en de aansluiting op de Drieweg en de Daniëlsweg hadden moeten plaatsvinden omdat dat volgens hen een druk en onoverzichtelijk kruispunt betreft, overweegt de Afdeling dat de verkeerstellingen tussen de Hoefbladstraat en Clara’s pad hebben plaatsgevonden, zowel richting noord (Clara’s pad) als richting zuid (Hoefbladstraat). Wat [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd geeft geen aanleiding tot het oordeel dat de gekozen locatie van de verkeerstellingen onvoldoende representatief is. Daarbij betrekt de Afdeling ook dat de gekozen locatie en de voorgestelde locatie slechts ongeveer 50 m van elkaar vandaan liggen.

Door de raad is verder te kennen gegeven dat de Guldenroedestraat een wijkontsluitingsweg is. De Afdeling stelt echter vast dat de Guldenroedestraat volgens de uitgangspunten van de CROW een erftoegangsweg is met een maximale snelheid van 50 km/uur die geschikt is voor een intensiteit van maximaal 5.000 à 6.000 mvt/etmaal, uitgaande van een wegbreedte van ongeveer 6 m. Het CROW is een gerenommeerd kennisinstituut voor onder meer infrastructuur, openbare ruimte en verkeer en vervoer. Uit het verkeersonderzoek volgt dat er momenteel op de Guldenroedestraat sprake is van een verkeersintensiteit van ongeveer 1.735 mvt/etmaal en de intensiteit daarmee in ruime mate onder de waarde van 5.000 à 6.000 mvt/etmaal zal blijven. Niet is gebleken dat de Guldenroedestraat niet de capaciteit heeft om de geringe toename van verkeersbewegingen te verwerken als gevolg van het realiseren van de nieuwe brandweerpost op het perceel Guldenroedestraat 33.

Hoewel de raad gelet op de aard van de voorziene ontwikkeling en gezien de bestaande verkeerssituatie op zichzelf niet gehouden was om vooraf een verkeersonderzoek te laten instellen, heeft de raad dat zekerheidshalve naar aanleiding van de ingestelde beroepen alsnog gedaan en de in dat verband verrichte verkeerstellingen bevestigen waar de raad al van uitging. Gelet daarop kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een toename van het verkeer in de omgeving, die aldaar tot een vanuit het oogpunt van verkeersintensiteit onaanvaardbare situatie zal leiden. Verder is de raad naar het oordeel van de Afdeling voldoende ingegaan op de gevolgen van het plan voor de verkeersveiligheid in de omgeving. Onder deze omstandigheden bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het risico voor de verkeersveiligheid van fietsers en voetgangers onvoldoende heeft onderkend. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat de raad voldoende heeft onderbouwd dat het plan vanwege het aspect verkeer in stand kan blijven.

Het betoog slaagt in zoverre niet.

5.5.    De raad heeft verder, onder verwijzing naar de nota van zienswijzen, toegelicht dat op de Guldenroedestraat veel doorgaand verkeer rijdt, waardoor ervoor is gekozen om het aantal in-/uitritten hierop zo beperkt mogelijk te houden en woonkavels in de wijk hierop niet direct te ontsluiten. De raad heeft ook toegelicht het van essentieel belang te vinden om zo snel mogelijk toegang te hebben tot een doorgaande weg. Ontsluiting via de Hoefbladstraat betekent volgens de raad onnodig tijdsverlies. Om die reden acht de raad een uitzondering voor de brandweer gerechtvaardigd. Verder heeft de raad toegelicht dat geen haag wordt aangeplant, maar dat de realisatie van het voorziene groenplan wel bijdraagt aan het groene karakter. De Afdeling ziet in wat [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd, gelet op deze toelichting van de raad, geen aanleiding voor het oordeel dat de uitrit op de Guldenroedestraat zodanig gesitueerd is dat de komst van de brandweerpost verkeersgevaarlijke situaties oplevert.

Het betoog slaagt ook niet in zoverre.

Het beroep van [appellant sub 2] en anderen voor het overige

Parkeren

6.       [appellant sub 2] en anderen betogen dat de parkeergelegenheid in het begin van de Hoefbladstraat ten onrechte zal afnemen als gevolg van het plan.

6.1.    De raad stelt, onder verwijzing naar de nota van zienswijzen, dat het aantal parkeerplekken in de Hoefbladstraat niet afneemt. Ter hoogte van de locatie van de brandweerpost blijft volgens de raad een parkeerstrook aanwezig die wordt uitgevoerd in doorgroeistenen. Hierdoor is volgens de raad sprake van een groener straatbeeld wanneer er geen auto’s geparkeerd staan.

6.2.    De Afdeling stelt vast dat de raad voor de berekening van het aantal parkeerplaatsen is uitgegaan van de meest actuele kencijfers van CROW-publicatie 381 "Toekomstbestendig Parkeren" van 1 december 2018. Deze publicatie bevat echter geen parkeer-kencijfers voor de functie "brandweerpost". Om die reden is de raad aangesloten bij de functie "arbeidsextensief/bezoekers extensief bedrijf". Hiervoor geeft de publicatie, uitgaande van de gebieds- en functietypering "rest bebouwde kom" en "niet stedelijk gebied", een parkeernorm van minimaal 0,8 tot maximaal 1,3 parkeerplaatsen per 100 m². Met het plan wordt een brandweerpost gerealiseerd met een bruto vloeroppervlakte van 490 m². Voor de voorziene brandweerpost zou daarmee een parkeerdruk van minimaal 4 tot maximaal 6 parkeerplaatsen bestaan. Het Programma van Eisen van de Veiligheidsregio Zeeland schrijft echter voor dat voor de vrijwilligers die naar de uitruk van een brandweerauto of een oefening komen voldoende parkeerplaatsen aanwezig moeten zijn. Het uitgangspunt is dat ongeveer 75% van het aantal vrijwilligers hun auto moeten kunnen parkeren, bij voorkeur op het eigen terrein. Bij een gemiddeld aantal van 20 vrijwilligers betekent dit dat er 15 parkeerplaatsen aanwezig moeten zijn. De Veiligheidsregio Zeeland heeft op de zitting toegelicht dat in geval van het moeten uitrukken de vrijwilligers in het bijzonder met de auto komen en bij theorie-instructie in het bijzonder met de fiets. De Afdeling stelt vast dat met het plan 15 parkeerplaatsen op eigen terrein aangelegd worden. [appellant sub 2] en anderen hebben de berekening van de Veiligheidsregio Zeeland niet gemotiveerd bestreden. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de parkeergelegenheid in het begin van de Hoefbladstraat zal afnemen als gevolg van het plan.

Het betoog slaagt niet.

Uitstraling van de wijk

7.       [appellant sub 2] en anderen betogen dat de bouw van een brandweerpost een negatieve invloed heeft op de uitstraling van de wijk "Over de Dijk" en met name de Hoefbladstraat. Hierbij is het voor [appellant sub 2] en anderen van belang dat oorspronkelijk op het desbetreffende perceel een beeldbepalende woning in de vorm van een boerderijwoning in Zeeuwse stijl zou komen te staan. De verwachting die de raad destijds heeft geschapen is ten onrechte niet waargemaakt, aldus [appellant sub 2] en anderen.

7.1.    De Afdeling stelt vast dat aan de gronden in het plangebied de bestemming "Maatschappelijk" met de functieaanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - brandweerpost" en de bestemming "Groen" is toegekend.

Artikel 4.1.1 van de planregels luidt:

"De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - brandweerpost': uitsluitend een brandweerpost;

b. tuinen, erven, paden, verhardingen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming."

Artikel 3.4.1 luidt:

"a. Het gebruik conform het bepaalde in artikel 4.1.1, sub a is uitsluitend toegestaan voor zover de beplanting in de vorm van bomen, gras en groen parkeren, conform het groenplan dat is opgenomen in Bijlage 1, is gerealiseerd;

b. De onder artikel 3.4.1, sub a bedoelde beplanting dient uiterlijk binnen twee jaar na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan te worden gerealiseerd. De beplanting dient vervolgens duurzaam in stand te worden gehouden."

7.2.    De Afdeling overweegt dat de raad in paragraaf 3.3 van de plantoelichting is ingegaan op het aspect stedenbouwkundige inpassing. De raad heeft in de plantoelichting toegelicht dat het ontwerp van de brandweerpost ziet op een duurzaam en compact gebouw met een uitrit schuin op de Guldenroedestraat, zo dicht mogelijk naar de kruising met Clara's pad. Verder is toegelicht dat - zoals ook in bedoeld groenplan is aangegeven - aan weerszijden van de uitrit en derhalve van de woonbebouwing af het parkeren zal plaatsvinden en dat het plangebied voor het overige groen zal worden ingericht. Het gebouw zal gedeeltelijk worden gebouwd op een terp waarop een bomenweide wordt gerealiseerd. Om te borgen dat de nieuwe brandweerpost zoveel mogelijk groen wordt ingebed, is in artikel 3.4.1 van de planregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Er zijn volgens de plantoelichting echter bewust geen hoge erfafscheidingen opgenomen om de brandweerpost zichtbaar te maken voor de samenleving. Hierover heeft de Veiligheidsregio Zeeland toegelicht dat de zichtbaarheid van de brandweerpost ook van belang is voor de werving van vrijwilligers voor de brandweer. In wat [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat de in het plan voorziene bebouwing passend is in de omgeving. Wat betreft het betoog van [appellant sub 2] en anderen dat er ten onrechte geen boerderijwoning meer zal worden gerealiseerd, heeft de raad toegelicht dat op grond van het geldende wijzigingsplan "Heinkenszand, gedeelte Over de Dijk, fase III Hoefbladstraat 73 en 75, 2010" van 26 januari 2010 geen beeldbepalende boerderijwoning op deze locatie meer was voorzien, maar twee vrijstaande woningen. Ook kunnen over het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Overigens bevatte het voorheen geldende wijzigingsplan geen voorwaardelijke verplichting voor een groene inpassing.

Gelet op het voorgaande heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling deugdelijk gemotiveerd dat het plan wat betreft stedenbouwkundige inpassing passend is in de omgeving.

Het betoog slaagt niet.

Lichthinder en uitzicht

8.       [appellant sub 2] en anderen betogen verder dat het plan onaanvaardbare lichthinder tot gevolg heeft vanwege het licht van de brandweerauto in de nacht en vanwege de voorziene zonnepanelen op het dak van de brandweerpost. Lichthinder kan volgens hen worden voorkomen door hiervoor een voorwaardelijke verplichting op te nemen in de planregels. Ook stellen [appellant sub 2] en anderen dat hun vrije uitzicht verloren gaat doordat zij als gevolg van het plan zicht zullen hebben op de brandweerpost.

8.1.    De raad stelt, onder verwijzing naar de nota van zienswijzen, dat onduidelijk is waarop de aanname dat sprake zal zijn van fel licht in de nachtperiode is gebaseerd. Momenteel is de wijze van verlichting nog niet bekend. In de buitenruimte wordt volgens de raad alleen verlichting aangebracht die nodig is om in het donker de weg op het terrein te kunnen vinden. Lichtbronnen worden op de verharding en de parkeervakken gericht, waardoor lichtuitstraling naar de omgeving beperkt is. Van fel licht zal volgens de raad geen sprake zijn. Om die reden bestaat volgens hem geen aanleiding voor het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in het plan. Verder stelt de raad dat de beoogde bouwlocatie momenteel braak ligt. Op basis van het voorheen geldende wijzigingsplan konden twee vrijstaande woningen worden gebouwd. Het plan levert daarom geen verslechtering van het uitzicht op, aldus de raad.

8.2.    De Afdeling overweegt dat het aannemelijk is dat het woon- en leefklimaat van [appellant sub 2] en anderen wat betreft de aspecten lichthinder en uitzicht als gevolg van het plan zal worden beïnvloed. De Afdeling ziet echter geen aanleiding voor het oordeel dat er sprake zal zijn van een zodanige beïnvloeding van het woon- en leefklimaat van [appellant sub 2] en anderen dat de raad daaraan bij de vaststelling van het plan een doorslaggevende betekenis had moeten toekennen. Daarbij neemt de Afdeling ook in aanmerking dat er geen blijvend recht op vrij uitzicht bestaat en in de voorheen bestaande situatie op grond van het geldende wijzigingsplan "Heinkenszand, gedeelte Over de Dijk, fase III Hoefbladstraat 73 en 75, 2010" al twee vrijstaande woningen mogelijk waren met een maximale bouwhoogte van 10 m. Wat betreft lichthinder acht de Afdeling de toelichting van de raad van belang dat alleen verlichting wordt aangebracht die nodig is om in het donker de weg op het terrein te kunnen vinden. Ook acht de Afdeling de toelichting van de raad daarbij van belang dat daarvoor noodzakelijke lichtbronnen op de verharde weg en de parkeervakken zullen worden gericht, waardoor lichtuitstraling naar de omgeving beperkt is. [appellant sub 2] en anderen hebben dit niet gemotiveerd bestreden. Voor zover [appellant sub 2] en anderen vrezen voor schitterhinder door de voorziene zonnepanelen op het dak van de brandweerpost, hebben zij onvoldoende onderbouwd dat deze zonnepanelen een zodanige lichtweerkaatsing met zich brengen, dat aanmerkelijke hinder vanwege lichtschittering zal optreden.

Het betoog slaagt niet.

Luchtkwaliteit

9.       [appellant sub 2] en anderen betogen dat de gevolgen van het plan voor wat betreft de luchtkwaliteit in de omgeving onvoldoende zijn onderzocht.

9.1.    In paragraaf 4.10 van de plantoelichting is ingegaan op het milieuaspect luchtkwaliteit. De conclusie van het luchtkwaliteitsonderzoek is dat dit milieuaspect geen belemmering vormt voor het vaststellen van het plan. Gelet op dit uitgevoerde onderzoek en omdat [appellant sub 2] en anderen hun betoog dat onvoldoende onderzoek is verricht naar de gevolgen van het plan op de omgeving in het beroepschrift niet nader hebben geconcretiseerd, slaagt het betoog niet.

Structuurvisie

10.     [appellant sub 2] en anderen betogen dat het plan in strijd met de Structuurvisie Provincie Zeeland (hierna: de Structuurvisie) is opgesteld. Volgens hen wordt niet voldaan aan het uitgangspunt dat een optimale scheiding wordt bewaakt tussen woningen en bedrijven die geluid produceren. De Zeeuwse burger wordt hierdoor volgens hen niet centraal gesteld, terwijl de Structuurvisie dat wel voorschrijft.

10.1.  Voor zover [appellant sub 2] en anderen hebben gewezen op de Structuurvisie Provincie Zeeland, begrijpt de Afdeling het betoog van [appellant sub 2] en anderen zo dat zij hiermee hebben willen verwijzen naar het Omgevingsplan Zeeland 2018 (hierna: het Omgevingsplan). De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het plan in strijd is met het Omgevingsplan. Hierbij acht de Afdeling van belang dat, zoals hiervoor onder 4.4 onder verwijzing naar het akoestisch rapport is overwogen, de overlast als gevolg van de uitruk van brandweerauto's met sirenes in de omgeving beperkt is. Dat in het Omgevingsplan staat dat het bij milieukwaliteit vooral gaat om het bewaken van een optimale scheiding tussen woningen en bedrijven die geluid produceren, betekent overigens niet dat die functies niet naast elkaar kunnen bestaan.

Het betoog slaagt niet.

Waardevermindering woningen

11.     [appellant sub 2] en anderen betogen verder dat hun woningen als gevolg van het plan in waarde zullen dalen.

11.1.  Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van de woningen van [appellant sub 2] en anderen betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat de raad bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. Daarnaast overweegt de Afdeling dat voor een eventuele tegemoetkoming in planschade een aparte procedure met eigen rechtsbeschermingsmogelijkheden bestaat.

Het betoog slaagt niet.

Financieel-economische uitvoerbaarheid

12.     [appellant sub 2] en anderen voeren tot slot aan dat de financieel-economische uitvoerbaarheid van het plan onvoldoende vaststaat. In dat kader stellen zij dat de gemeente de kosten voor de brandweerpost zou moeten laten controleren door een rekenkamer of rekenkamercommissie.

12.1.  Bij een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog over de uitvoerbaarheid van dat plan, waaronder de financieel-economische uitvoerbaarheid, alleen leiden tot vernietiging van het bestreden besluit als de raad redelijkerwijs had moeten inzien dat het plan om financieel-economische of andere redenen op voorhand niet uitvoerbaar is.

12.2.  De Afdeling overweegt dat de doelmatige besteding van het geld van een gemeente niet aan de orde kan komen in de voorliggende procedure. In wat [appellant sub 2] en anderen hebben aangevoerd bestaat ook anderszins geen aanleiding voor het oordeel dat de raad op voorhand redelijkerwijs had moeten inzien dat het plan niet financieel uitvoerbaar is.

Het betoog slaagt niet.

Omgevingsvergunning

13.     Ter zitting is bevestigd dat alle beroepsgronden zich richten tegen het bestemmingsplan van 3 februari 2022 en dat tegen de omgevingsvergunning van 1 maart 2022 geen zelfstandige beroepsgronden zijn aangevoerd. Nu de beroepsgronden tegen het bestemmingsplan niet slagen en daardoor het bestemmingsplan in stand kan blijven, blijft ook de omgevingsvergunning in stand.

Conclusie

14.     De beroepen zijn ongegrond.

15.     De raad en het college hoeven geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, voorzitter, en mr. J. Hoekstra en mr. J.C.A. de Poorter, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A. de Gast, griffier.

w.g. Ten Veen
voorzitter

w.g. De Gast
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 5 april 2023

928