Uitspraak 202301090/1/V3 en 202301090/3/V3


Volledige tekst

202301090/1/V3 en 202301090/3/V3.
Datum uitspraak: 17 maart 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 15 februari 2023 in zaak nr. NL22.26578 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 23 december 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.

Bij uitspraak van 15 februari 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.H. Hekman, advocaat te Utrecht, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Bij uitspraak van 20 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:686, heeft de voorzieningenrechter bij ordemaatregel bepaald dat de voorgenomen overdracht op die dag achterwege blijft.

Overwegingen

1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht tot het oordeel gekomen dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat voor Spanje in zijn geval niet uit kan worden gegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Wat betreft het AIDA-rapport "Country Report: Spanje 2021 Update", waarop de vreemdeling zich heeft beroepen, wijst de Afdeling op haar uitspraak van 27 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:364.

1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).

2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;

II.       wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.

w.g. Van Breda
voorzieningenrechter

w.g. Van Meurs-Heuvel
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2023

47-1041