Uitspraak 202300965/2/R4


Volledige tekst

202300965/2/R4.
Datum uitspraak: 17 maart 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:

Stichting Werkgroep voor Milieuzorg Apeldoorn (hierna: de stichting), gevestigd te Apeldoorn,

verzoekster,

en

de raad van de gemeente Apeldoorn,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 december 2022 heeft de raad het bestemmingsplan ‘[locatie] Wenum Wiesel’ vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft de stichting beroep ingesteld.

De stichting heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De stichting heeft een nader stuk ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 maart 2023, waar de stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. J. Rutteman, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door J.J.B. van Bussel en mr. S.K. Vosselman, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [partij A] en [partij B], als partij gehoord.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.       De eigenaar van het perceel [locatie] in Wenum Wiesel wil op deze locatie een bestaande schuur, die wordt gebruikt als paardenstalling, verbouwen en vergroten en deze gaan gebruiken als bedrijfswoning voor het beheer van het landgoed Berkenhoeve. Daarbij is het de bedoeling om de paardenstalling te verplaatsen naar twee daartoe om te bouwen bestaande hooibergen op het perceel. Het plan voorziet in deze ontwikkelingen. De planlocatie is gelegen in het buitengebied van Wenum Wiesel. De beoogde ontwikkeling was niet mogelijk binnen het bestemmingsplan "Wenum Wiesel en buitengebied". In dat bestemmingsplan had de planlocatie de bestemming "Agrarisch". De stichting vreest voor negatieve gevolgen van het plan voor het nabijgelegen natura 2000-gebied de Veluwe.

Ontvankelijkheid

3.       De raad heeft gesteld dat de stichting geen belanghebbende is bij het plan. Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt. De raad stelt dat de stichting niet zodanige feitelijke werkzaamheden verricht dat deze toereikend zijn om van een rechtstreeks belang te kunnen spreken. Volgens de raad volgt uit de website van de stichting dat de stichting al geruime tijd geen feitelijke werkzaamheden van enige omvang heeft verricht en dateert het laatste jaarverslag op de website van 2018. Volgens de stichting zijn wel recentelijk relevante feitelijke werkzaamheden verricht. Ook zijn er recentere jaarverslagen, maar deze zijn om onbekende redenen niet op de website gepubliceerd.

3.1.    De stichting heeft geen zienswijze ingediend. De vraag of kan worden geconcludeerd dat de stichting zodanige feitelijke werkzaamheden verricht dat deze toereikend zijn om van een rechtstreeks belang te kunnen spreken, moet in de bodemprocedure worden beantwoord. Omdat onvoldoende gegevens beschikbaar zijn kan in deze voorlopige voorziening procedure deze vraag niet worden beantwoord. De voorzieningenrechter zal daarom aan de hand van het verzoek van de stichting bepalen of vooruitlopend op de beoordeling in de bodemprocedure een voorlopige voorziening moet worden getroffen.

Spoedeisend belang

4.       Gelet op de al ingediende aanvraag om een omgevingsvergunning voor het veranderen en vergroten van de schuur tot woning, neemt de voorzieningenrechter spoedeisend belang aan.

Stikstofdepositie aanlegfase

5.       Om te onderzoeken welke gevolgen de met het plan voorziene ruimtelijke ontwikkelingen hebben op de stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden, en specifiek het gebied de Veluwe, is een stikstofdepositieberekening opgesteld die heeft geleid tot het rapport AERIUS Calculator 2021 stikstofberekening [locatie] Wenum Wiesel, van Ad Fontem van 16 november 2022 (hierna: het Ad Fontem rapport). Aan de hand van AERIUS Calculator 2021 is berekend wat de mogelijke toename in de stikstofdepositie is in de aanlegfase en in de gebruiksfase. In het Ad Fontem rapport is geconcludeerd dat er slechts in de aanlegfase een toename in de stikstofdepositie op het gebied de Veluwe zal zijn. Volgens het Ad Fontem rapport leidt de toename in de depositie niet tot significant negatieve gevolgen, omdat het gaat om een beperkte toename van maximaal 0,01 mol/ha/jr voor een tijdelijke periode, veroorzaakt door de inzet van werkvoertuigen gedurende enkele dagen.

5.1.    De stichting betoogt dat er niet van mag worden uitgegaan dat de toename in de stikstofdepositie in de aanlegfase niet kan leiden tot significant negatieve gevolgen voor het Natura 2000-gebied Veluwe, ook al gaat het om een beperkte toename voor een tijdelijke periode.

5.2.    Gelet op tijdelijkheid en de geringe omvang van de stikstofdepositiebijdrage in de aanlegfase, en gelet het feit dat daarbij is uitgegaan van een referentiesituatie waarbij geen sprake is van depositie van stikstof, geeft hetgeen de stichting heeft aangevoerd geen aanleiding voor de conclusie dat er niet van kan worden uitgegaan dat die toename in de depositie niet leidt tot significant negatieve gevolgen voor Natura 2000-gebieden. In het betoog ziet de voorzieningenrechter daarom geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Stikstofdepositie gebruiksfase: planologische mogelijkheden

6.       In het Ad Fontem rapport is vermeld dat voor de gebruiksfase alleen de verkeersbewegingen relevant zijn, omdat er gasloos wordt gebouwd. Uitgaande van een woonerf met vrijstaande woning bedraagt de gemiddelde verkeersgeneratie volgens het Ad Fontem rapport 8,2 verkeersbewegingen per dag. Daarmee gaat een NOx-emissie van 0,8 kg/jr gepaard. Er zijn volgens het rapport geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jr. De totale stikstofemissie op Natura 2000-gebieden, als gevolg van de gebruiksfase van de voorgenomen activiteit, is volgens de AERIUS Calculator 2021 nergens hoger dan de grenswaarde van 0,00 mol/ha/jr, aldus het Ad Fontem rapport.

6.1.    De stichting betoogt dat in het Ad Fontem rapport voor de gebruiksfase ten onrechte niet is uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden. Op gronden met de bestemming "Agrarisch - Landgoed" zijn volgens de stichting verschillende andere gebruiksmogelijkheden toegestaan. Zo zijn volgens de stichting diverse nevenactiviteiten, zoals een gebruiksgerichte paardenhouderij, toegestaan. Ter zitting is gebleken dat de stichting met name vreest dat op grond van het plan een camping, "Bed & Breakfast" en een streekwinkel zou kunnen worden gerealiseerd. Al die activiteiten leiden volgens de stichting tot een toename in verkeersbewegingen die leiden tot extra stikstofdepositie en ook de activiteiten zelf veroorzaken volgens de stichting extra stikstofdepositie.

6.2.    Gelet op artikel 3.1 van de planregels zijn de voor "Agrarisch - Landgoed" aangewezen gronden bestemd voor meer activiteiten dan waarvan in het Ad Fontem rapport voor de gebruiksfase lijkt te zijn uitgegaan. In de bodemprocedure zal moeten worden bezien of het plan daarmee, ondanks de conclusies van het Ad Fontem rapport, ontwikkelingen mogelijk maakt die significant negatieve effecten kunnen hebben voor het Natura 2000-gebied de Veluwe. Voor de voorlopige voorziening procedure is echter van belang dat niet is gebleken dat, behalve de activiteiten die in het Ad Fontem rapport zijn betrokken, deze andere activiteiten zullen worden verricht voordat de Afdeling in de hoofdzaak uitspraak heeft gedaan. De stichting heeft dat niet aannemelijk gemaakt en ter zitting is uit navraag bij de raad en de initiatiefnemer ook gebleken dat dergelijke activiteiten op dit moment niet zijn te verwachten. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter ook dat in de huidige situatie al sprake is van een paardenhouderij, die binnen de planlocatie van de huidige schuur naar de om te bouwen hooibergen zal worden verplaatst. Daarnaast zijn op grond van artikel 3.5.8 van de planregels onder de bestemming "Agrarisch - Landgoed" weliswaar een "Bed & Breakfast" en detailhandel mogelijk, maar deze zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Gelet op de grootte van het bouwvlak en de verklaring ter zitting dat de initiatiefnemer met zijn gezin met kinderen in de bedrijfswoning wil wonen, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat binnen het bouwvlak een "Bed & Breakfast" en/of detailhandel zullen worden gerealiseerd. Of met het plan nevenactiviteiten in de vorm (kleinschalig) kamperen mogelijk worden gemaakt, is een vraag die zo nodig in de bodemprocedure kan worden beantwoord. Artikel 3.6.7 van de planregels lijkt echter voor deze nevenactiviteiten in een afwijkingsbevoegdheid te voorzien voor uitsluitend gronden met de bestemming "Wonen". De conclusie is dat de voorzieningenrechter in het betoog geen aanleiding ziet voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Stikstofdepositie: heersend verkeersbeeld

7.       In het Ad Fontem rapport is voor zowel de aanlegfase als voor de gebruiksfase in de stikstofberekening betrokken dat het door het plan gegenereerde verkeer vanaf een bepaald punt opgaat in het heersende verkeersbeeld. Voor de aanlegfase is dat volgens het Ad Fontem rapport vanaf het punt dat het verkeer de Elburgerweg heeft bereikt. Voor de gebruiksfase is dat volgens het Ad Fontem rapport vanaf het punt dat het verkeer de maximaal toegestane snelheid op de Greutelseweg (60 km/u) heeft bereikt.

7.1.    De enkele opmerkingen van de stichting dat in het Ad Fontem rapport een procentuele verhouding van de verschillende verkeersstromen ontbreekt en dat het verkeer op de Elburgerweg slechts is geschat, geven geen aanleiding voor twijfel aan de conclusies van het Ad Fontem rapport. Voor zover de stichting in algemene zin betoogt dat er in het kader van een stikstofdepositieberekening niet van mag worden uitgegaan dat het door een plan gegenereerde verkeer vanaf een bepaald punt opgaat in het heersende verkeersbeeld, ziet de voorzieningenrechter in dat enkele, niet nader onderbouwde, betoog geen aanleiding om over die kwestie een ander oordeel te geven dan in eerdere uitspraken van de Afdeling, waarin is geoordeeld dat dit in beginsel wel mag. In het betoog ziet de voorzieningenrechter daarom geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Conclusie

8.       Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

9.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Es, griffier.

w.g. Uylenburg
voorzieningenrechter

w.g. Van Es
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2023

826