Uitspraak 202300208/1/V3


Volledige tekst

202300208/1/V3.
Datum uitspraak: 16 maart 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-­Hertogenbosch, van 16 december 2022 in zaak nr. NL22.24459 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 29 november 2022 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.

Bij uitspraak van 16 december 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.A.M. Karsten, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.

De vreemdeling is in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten.

Overwegingen

1.       De termijn voor het instellen van hoger beroep eindigde op 23 december 2022. Het hogerberoepschrift is daarna bij de Raad van State binnengekomen. De vreemdeling heeft het hogerberoepschrift daarom niet op tijd ingediend. De vreemdeling heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid redenen aan te voeren waarom het hoger beroep toch in behandeling moet worden genomen.

2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, griffier.

w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Melse
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2023

191-967