Uitspraak 202301253/2/V1


Volledige tekst

202301253/2/V1.
Datum uitspraak: 15 maart 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende de hoger beroepen van onder meer:

[de vreemdeling],

verzoekster,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 9 februari 2023 in zaak nr. NL22.23706 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 24 oktober 2022 heeft de staatssecretaris de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, ingetrokken met terugwerkende kracht tot 9 april 2020.

Bij uitspraak van 9 februari 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd voor zover de intrekking terugwerkt tot 9 april 2020, bepaald dat haar uitspraak in plaats treedt van het vernietigde deel van het besluit en dat de rechtsgevolgen voor het overige in stand blijven.

Tegen deze uitspraak hebben de vreemdeling en de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist.

2.       Gelet op wat is aangevoerd treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.

3.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt uitgezet, totdat op het door haar ingestelde hoger beroep is beslist;

II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, griffier.

w.g. Bijloos
voorzieningenrechter

w.g. De Groot
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2023

210