Uitspraak 202004603/1/R2


Volledige tekst

202004603/1/R2.
Datum uitspraak: 15 maart 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1], wonend te Nuth, gemeente Beekdaelen,

2.       [appellant sub 2], wonend te Schinnen, gemeente Beekdaelen,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Beekdaelen,

verweerder.

Procesverloop

Bij het besluit van 7 juli 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Thull" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 28 juli 2022, waar [appellant sub 1] en [appellant sub 2], bijgestaan door mr. S.J.H.G.M. Schils, advocaat te Urmond, en de raad, vertegenwoordigd door ing. E. Knibbeler-Reiners, zijn verschenen. Verder heeft mr. F.J.M. Hendrikx, eveneens vertegenwoordiger van de raad, per videoverbinding aan deze zitting deelgenomen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het voorliggende plan is vastgesteld ter uitvoering van verschillende onderdelen van het project "Gebiedsontwikkeling Schinnen". Met dat project is beoogd om het gebied rond de Thull en Mulderplas - met als centrale spil de bierbrouwerij - verder te ontwikkelen. Het plan voorziet in de aanleg van parkeerplaatsen bij zowel de brasserie "De Muldermolen" aan de Thullerkerkweg 17 als bij de bestaande woning aan de Thull 19b alsook in een aantal ontwikkelingen op de groenstrook aan de voorzijde van de bestaande bierbrouwerij en op het kruispunt van de Thull en het Mulderwegske nabij de eerder vergunde brasserie op het perceel aan de Thull 14.

[appellant sub 1] en [appellant sub 2] vrezen dat als gevolg van het plan hun woon- en leefklimaat op onaanvaardbare wijze zal worden aangetast.

Toetsingskader

2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Intrekking

3.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben op de zitting de beroepsgronden over de watertoets en de bodembescherming ingetrokken. De raad heeft op de zitting het standpunt dat het beroep van [appellant sub 1] niet ontvankelijk zou dienen te worden verklaard laten vallen.

Belangen van omwonenden

4.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] stellen dat belangen van omwonenden hadden moeten worden meegewogen bij de ruimtelijke onderbouwing die aan het plan ten grondslag is gelegd. Zij stellen daartoe dat de doelstelling van de gebiedsontwikkeling is dat er een nieuwe brasserie door de bierbrouwerij kan worden gerealiseerd en dat de belangen van de omwonenden geen onderdeel uitmaken van de kerndoelstellingen. Zij stellen dat ook geen documenten zijn opgesteld door vereniging "Natuurmonumenten", zoals de raad heeft gesteld.

4.1.    De Afdeling overweegt dat de raad in de nota van zienswijzen gemotiveerd heeft uiteengezet dat de meeste onderdelen van de beoogde gebiedsontwikkeling, waaronder de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] bedoelde brasserie, al binnen de geldende bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen zijn toegelaten en dat het voorliggende plan alleen betrekking heeft op de onderdelen van de gebiedsontwikkeling die niet rechtstreeks zijn toegestaan. De raad heeft in de nota van zienswijzen uitgelegd dat de betreffende brasserie niet leidend is geweest voor de voorgenomen gebiedsontwikkeling en het gebied rondom de "Mulderplas" wordt ontwikkeld vanwege de natuurlijke waarde. Daarbij heeft de raad verder aangegeven dat de gebiedsontwikkeling in samenwerking met "Natuurmonumenten" is ontwikkeld. Uit de nota van zienswijzen volgt dat de raad naast de belangen die zijn gediend bij de gebiedsontwikkeling voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van omwonenden. Daarbij is van belang dat de raad met het oog op de belangen van omwonenden meerdere onderzoeken heeft verricht naar onder meer geluid. Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de raad voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van omwonenden en volgt zij niet het betoog dat uitsluitend de belangen van de brasserie zouden zijn meegewogen.

Het betoog slaagt niet.

Integrale gebiedsontwikkeling

5.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] stellen dat het plan deel uitmaakt van een integrale gebiedsontwikkeling, waardoor volgens hen een ruimtelijke onderbouwing voor dat gehele projectgebied had dienen te worden opgesteld en niet alleen voor de percelen waarvoor een bestemmingswijziging nodig is.

Daartoe stellen zij dat het plan voor de gebiedsontwikkeling slechts schetsmatig is uitgewerkt in het document "Alfa gebiedsontwikkeling Thull" en dat het op basis daarvan niet mogelijk is om een goed beeld te krijgen van de gehele gebiedsontwikkeling. Daarbij wijzen zij erop dat in de toelichting op het plan onder andere een karrespoor is voorzien dat deel moet uitmaken van de fietsroute "Beekdaelenroute", maar dat onduidelijk is hoe fietsverkeer daar vanaf de groenstrook terecht zal komen en dat dit karrespoor ook doodloopt.

Verder stellen zij dat in de zienswijzennota weliswaar staat beschreven dat een aantal ontwikkelingen in het geheel wordt beoordeeld, maar dat conclusies uit het flora- en faunaonderzoek die betrekking hebben op gevolgen buiten het plangebied, de gevolgen van verhardingen voor paden en karresporen met betrekking tot de waterhuishouding en de gevolgen van het verdwijnen van de parkeercapaciteit ten zuiden van de Mulderplas en  langs de Thullerkerkweg allemaal buiten beschouwing zijn gelaten.

5.1.    De Afdeling overweegt naar aanleiding van dit betoog dat in paragraaf 1.1 van de plantoelichting is beschreven dat op basis van de strategische visie "Leven en werken in het landschap" de as Schimmert-Schinnen-Schinveld kansen biedt voor enerzijds nieuwe landschappelijke verbindingen en anderzijds werkfuncties. Eén van de projecten om de voorgenomen programmadoelstellingen te kunnen behalen is de "Gebiedsontwikkeling Schinnen", waarmee inkleuring wordt gegeven aan ambities op het gebied van duurzame economische ontwikkeling, landschap, wonen en vitale kernen. De raad heeft in de "Gebiedsontwikkeling Thull", die als bijlage bij de toelichting op het plan is opgenomen, inzicht gegeven in het totaalbeeld van de gebiedsontwikkeling, hetgeen naar het oordeel van de Afdeling voldoende is uitgewerkt in deze bijlage "Gebiedsontwikkeling Thull". De raad heeft gemotiveerd dat als onderdeel van het genoemde project het gebied rondom de Thull, Mulderplas en omgeving is ontwikkeld. In paragraaf 1.2 van de plantoelichting en de zienswijzennota heeft de raad toegelicht dat de gebiedsontwikkeling voor het grootste gedeelte binnen de geldende bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen mogelijk is en dat het voorliggende plan uitsluitend betrekking heeft op de onderdelen van deze gebiedsontwikkeling die niet rechtstreeks zijn toegestaan. De raad heeft voor zover dat op specifieke onderdelen noodzakelijk is geacht rekening gehouden met de hele gebiedsontwikkeling.

Gelet op de aard van het plan, dat voorziet in ondersteunende voorzieningen voor de gebiedsontwikkeling, is de Afdeling van oordeel dat de raad zich met deze motivering op het standpunt heeft kunnen stellen dat het opstellen van één gemeenschappelijke, ruimtelijke onderbouwing voor de desbetreffende integrale gebiedsontwikkeling niet nodig was.

Het betoog slaagt niet.

Omgevingsvergunning

6.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] stellen dat een ruimtelijke motivering nodig is voor de wijzigingen in het onderhavige plan ten opzichte van de omgevingsvergunning uit 2018. Daarbij stellen zij dat de aanleg van parkeerplaatsen op de percelen die kadastraal bekend zijn als sectie C, nummers 3377 en 3929, niet binnen de omgevingsvergunning kan plaatsvinden en daarom een nieuwe omgevingsvergunning nodig is. Daarbij stellen zij dat in de omgevingsvergunning is uitgegaan van ontsluiting van deze parkeerplaats en laad- en loszone over een nieuw te realiseren weg, maar deze ontsluitingsweg maakt geen deel uit van het voorliggende plan.

6.1.    De Afdeling overweegt naar aanleiding van dit betoog dat in deze procedure alleen het besluit tot vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan aan de orde kan komen en dat de (onherroepelijke) omgevingsvergunning "Thull 15 - Schinnen" alsmede de vraag of een nieuwe omgevingsvergunning noodzakelijk is niet voorliggen. In de zienswijzennota staat verder dat de omgevingsvergunning uitsluitend is overgenomen voor zover deze omgevingsvergunning nog relevant is. De raad heeft toegelicht dat de in de omgevingsvergunning voorziene ontsluitingsweg niet langer noodzakelijk wordt geacht en aldus geen onderdeel meer uitmaakt van het plan. De Afdeling is van oordeel dat de beoogde parkeerplaatsen binnen de voornoemde percelen kunnen worden gerealiseerd, nu de met de bestemming "Groen" aangewezen gronden onder meer zijn bestemd voor de aanleg van parkeervoorzieningen. De Afdeling is van oordeel dat de raad eveneens genoegzaam heeft onderbouwd dat de ontsluitingsweg die in deze omgevingsvergunning nog was beoogd bij de vaststelling van het plan vanuit ruimtelijk oogpunt niet langer noodzakelijk is.

Het betoog slaagt niet.

Ladder voor duurzame verstedelijking

7.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de ladder voor duurzame verstedelijking had moeten worden toegepast. Daartoe voeren zij aan dat de voorziene parkeergelegenheid vooral voor de brasserie aan de Thull 14 wordt aangelegd. Zij stellen verder dat is aangegeven dat de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing zou zijn voor de beoogde parkeerplaats bij "De Muldermolen" ter vervanging van de huidige parkeerplaats, maar de raad heeft dat niet nader onderbouwd. Ten slotte stellen zij onder verwijzing naar enkele passages uit de "Omgevingsverordening Limburg 2014" dat de ladder voor duurzame verstedelijking juist breed moet worden toegepast.

7.1.    Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) luidt:

"2. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

Artikel 1.1.1, aanhef en onder i, van het Bro luidt: "In dit besluit en de hierop berustende bepalingen wordt verstaan onder: stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen."

7.2.    De Afdeling ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de in het voorliggende plan voorziene ontwikkelingen moeten worden aangemerkt als stedelijke ontwikkelingen, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, bezien in onderlinge samenhang met artikel 1.1.1, aanhef en onder i, van het Bro. In paragraaf 2.2.1 van de plantoelichting is beschreven dat de parkeerplaatsen zullen worden gerealiseerd voor de recreanten van het recreatie- en natuurgebied en de bezoekers van de bierbrouwerij en brasserie. Nu deze behoefte aan de parkeerplaatsen afhankelijk is van de aanwezigheid van het bestaande recreatiegebied en de bestaande bierbrouwerij en brasserie, is de Afdeling van oordeel dat de parkeerplaatsen niet kunnen worden aangemerkt als stedelijke ontwikkelingen als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro (zie de uitspraak van 5 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:943). Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de ladder voor duurzame verstedelijking in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing is.

Het betoog slaagt niet.

Verkeersveiligheid

8.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] stellen dat een onderbouwing ontbreekt met betrekking tot de verkeersveiligheid, terwijl de ontsluitingsweg die bij de eerder verleende omgevingsvergunning was voorzien niet wordt gerealiseerd en aldus compenserende maatregelen noodzakelijk zijn. Zij stellen daartoe dat het verkeer op het kruispunt van Thull, Thullerkerkweg en Mulderwegske zal worden samengevoegd zonder dat is voorzien in een veilige en overzichtelijke verkeersafwikkeling voor met name automobilisten, fietsers en wandelaars.

8.1.    De Afdeling overweegt dat de raad afdoende heeft gemotiveerd dat de omgevingsvergunning "Thull 15 - Schinnen" uitsluitend is overgenomen voor zover deze omgevingsvergunning nog relevant is en de daarin voorziene ontsluitingsweg geen onderdeel meer uitmaakt van het voorliggende plan. In de zienswijzennota staat beschreven dat de verkeersveiligheid als gevolg van het voorliggende plan op een aantal onderdelen zal verbeteren. Daarbij heeft de raad toegelicht dat binnen de bestemming "Groen", die wordt toegekend aan twee hoekpunten van het kruispunt van de Thull, Thullerkerkweg en het Mulderwegske, verkeersvoorzieningen kunnen worden aangelegd. In de nota van zienswijzen staat verder dat vanaf het parkeerterrein op het perceel aan de Thull 19b een voetpad zal worden aangelegd naar de bierbrouwerij en op de groenstrook voor de bierbrouwerij fiets- en voetpaden worden aangelegd.

Verder heeft de raad op de zitting nader toegelicht dat de genoemde kruising in overleg met "Veilig Verkeer Nederland" is ingericht en is aangewezen als een 30-km/u-zone.

De Afdeling is van oordeel dat het plan op deze kruising niet zal leiden tot een verkeersonveilige situatie. Gelet op het voorgaande is de Afdeling ook van oordeel dat de raad zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het plan geen onaanvaardbare aantasting van de verkeersveiligheid met zich zal brengen.

Het betoog slaagt niet.

Flora en fauna

9.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] stellen dat de conclusies van het flora- en faunaonderzoek niet in acht zijn genomen en het vervolgonderzoek nog niet heeft plaatsgevonden. Daarbij wijzen zij erop dat het verkennend flora- en faunaonderzoek een concept is en nooit is afgerond. Het onderzoek gaat uit van de omgevingsvergunning uit 2018 en een aantal ontwikkelingen die in het voorliggende plan mogelijk worden gemaakt, maar de brasserie aan de Thull 14 is niet meegenomen. In het onderzoek staat onder meer beschreven dat er mogelijk soorten voorkomen die niet mogen worden verstoord en dat voor een aantal soorten vervolgonderzoek nodig is. Verder stellen zij dat de bevindingen die niet direct betrekking hebben op het plangebied ten onrechte buiten beschouwing zijn gelaten. Verder stellen zij dat, anders dan in deze plantoelichting is gesuggereerd, de op deze overzichtskaart bedoelde bomen worden gekapt. Tot slot stellen zij dat een ecoloog heeft beoordeeld of de parkeerplaatsen gevolgen hebben voor het foerageergebied, maar dat vervolgens ten onrechte geen nader onderzoek heeft plaatsgevonden.

9.1.    De Afdeling overweegt over dit betoog dat in deze procedure uitsluitend het hier aan de orde zijnde plan ter beoordeling staat en dus niet de door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] aangehaalde ontwikkelingen die al planologisch zijn bestemd of vergund.

De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling dan wel ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wet natuurbescherming (hierna: de Wnb) nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wnb. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen indien en voor zover hij op voorhand redelijkerwijs heeft moeten inzien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

In paragraaf 2.3.5 van de plantoelichting staat onder de verwijzing naar het "Verkennend flora- en faunaonderzoek herinrichting Mulderplas" van bureau Bosgroep Zuid-Nederland dat er voor de integrale gebiedsontwikkeling verkennend flora- en faunaonderzoek is verricht. Uit het onderzoek blijkt dat  het grasperceel waar de parkeerplaats bij "De Muldermolen" wordt voorzien mogelijk onderdeel uitmaakt van het foerageergebied van vleermuizen. In het onderzoek is uitgegaan van de kap van de aangrenzende bomensingel, maar die bomen worden niet gekapt. Op 4 september 2019 heeft een ecoloog van "Natuurmonumenten" aangegeven dat nu geen (grote) bomen worden gekapt en sprake zal zijn van een kleinschalige ontwikkeling, geen gevolgen voor het foerageergebied van vleermuizen zijn te verwachten en dat daarom ook geen aanvullend onderzoek noodzakelijk is. Daarnaast zijn de parkeerplaats en het voetpad op het perceel aan de Thull 19b niet meegenomen, omdat daar sprake is van bestaande verhardingen en daarom geen nadelige gevolgen voor flora en fauna worden verwacht. Ten slotte is voor de beoogde parkeerplaats op de groenstrook voor de bierbrouwerij in het kader van de eerder verleende omgevingsvergunning al beoordeeld dat geen negatieve gevolgen voor de beschermde soorten zijn te verwachten.

[appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben geen gegevens overgelegd die een begin van bewijs opleveren dat zich ter plaatse (rust- en verblijfplaatsen van) te beschermen soorten bevinden.

Gelet op het voorgaande, heeft de raad zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat het soortenbeschermingsregime uit de Wnb in zoverre op voorhand niet aan uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

Het betoog slaagt niet.

Parkeren

10.     [appellant sub 1] en [appellant sub 2] stellen dat het plan vooral is gericht op het realiseren van parkeergelegenheid, maar dat niet zal worden voorzien in de benodigde parkeerbehoefte met alle overlast voor omwonenden van dien.

Daartoe stellen zij dat de parkeerbehoefte aanzienlijk meer bedraagt dan 100 parkeerplaatsen, terwijl in het onderhavige plan 70 parkeerplaatsen zijn opgenomen. Zij stellen dat voor de resterende parkeerbehoefte aanspraak zal worden gemaakt op de omgeving, maar dat daar geen of niet voldoende openbare parkeergelegenheid aanwezig is. Zij betogen dat daarom op de groenstrook voor de bierbrouwerij mogelijk extra parkeerplaatsen worden aangelegd met alle gevolgen voor hun woon- en leefklimaat van dien.

Verder stellen zij dat hoewel zij primair van mening zijn dat niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien, het voorziene parkeerterrein bij de woning op het perceel aan de Thull 19b niet gewenst is. Daartoe stellen zij dat in de bij de omgevingsvergunning behorende toelichting is uitgegaan van "parkeren onder het groen", maar dat dit principe voor deze parkeerplaatsen ten onrechte wordt verlaten. Daarbij stellen zij dat aan deze gronden waarop de parkeerplaats is voorzien een woonbestemming is toegekend en daarmee is voorbijgegaan aan het principe van planologische scheiding van functies.

Ten slotte stellen zij dat ook de verplaatsing van de parkeerplaats bij "De Muldermolen" niet is onderbouwd. Daarbij stellen zij dat de bestaande parkeerplaats door bomen wordt onttrokken aan het zicht. In de voorgestelde situatie worden deze auto’s opvallend opgesteld en dat gaat vooral ten koste van het uitzicht vanaf de Krekelberg richting de Mulderplas. Verder stellen zij dat een boomgaard aanwezig is op de voorziene parkeerplaats, waarvoor op grond van het vorige bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting gold.

10.1.  De Afdeling stelt allereerst vast dat het hier voorliggende plan geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, maar voorziet in de aanleg  van parkeerplaatsen voor een aantal ontwikkelingen die op grond van de vigerende bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen al zijn toegelaten. In de zienswijzennota is onderbouwd dat er bij "De Muldermolen"  in totaal 28 parkeerplaatsen zullen worden aangelegd. Daarnaast staat in de zienswijzennota dat in het kader van de verleende omgevingsvergunning ten behoeve van de brasserie op het perceel aan de Thull 14 reeds is beoordeeld dat daarvoor 70 parkeerplaatsen nodig waren en dat in de omgeving van de brasserie voldoende openbare parkeerplaatsen aanwezig waren. In het nu voorliggende plan zijn 70 parkeerplaatsen op het terrein van de bierbrouwerij voorzien, waarvan 46 nieuwe parkeerplaatsen. In de zienswijzennota heeft de raad onderbouwd dat daarmee voldoende parkeergelegenheid zal worden gerealiseerd voor de verschillende bestaande functies binnen deze omgeving. De Afdeling is van oordeel dat de raad zich op dit standpunt heeft mogen stellen, waarbij ook in aanmerking wordt genomen dat het plan geen nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt en een bestemmingsplan geen bijdrage hoeft te leveren aan het oplossen van een eventueel bestaand parkeertekort.

Het betoog slaagt in zoverre niet.

10.2.  Daarnaast overweegt de Afdeling over het betoog dat het voorziene parkeerterrein op het perceel Thull 19b onaanvaardbaar zou zijn, dat aan dit perceel de bestemming "Wonen" met de functieaanduiding "parkeerterrein" is toegekend. In artikel 5.1.1 van de planregels is bepaald dat gronden met de bestemming "Wonen" uitsluitend ter plaatse van deze functieaanduiding "parkeerterrein" bestemd zijn voor een openbaar parkeerterrein. In de op dit punt verder niet onderbouwde stelling van [appellant sub 1] en [appellant sub 2], ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de onderhavige planregeling in zoverre vanuit het oogpunt van de scheiding van functies onaanvaardbaar moet worden geacht.

Het betoog slaagt in zoverre niet.

10.3.  Verder overweegt de Afdeling over het betoog dat de verplaatsing van de parkeerplaats bij "De Muldermolen" niet zou zijn onderbouwd, dat in de toelichting op het plan staat beschreven dat in het kader van het project "Gebiedsontwikkeling Schinnen" het parkeren bij "De Muldermolen" wordt geherstructureerd. Daartoe worden zowel de huidige parkeervoorziening bij "De Muldermolen" als het langsparkeren aan de Thullerkerkweg opgeheven en zal ter vervanging bij "De Muldermolen" een nieuwe parkeerplaats worden aangelegd die uitgaat van het principe het "parkeren onder het groen" en ook zodanig is vormgegeven. Uit de landschappelijke inpassing, die als bijlage bij de planregels is gevoegd, volgt dat deze parkeerplaats wordt ingepast door onder andere het aanplanten van tien bomen en een bosplantsoen. In artikel 4.5.1 van de planregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat het gebruik van gronden voor de doeleinden zoals bedoeld in artikel 4.1 van de planregels uitsluitend is toegestaan als uiterlijk 2 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan het landschapsplan - zoals opgenomen in bijlage 1 bij de planregels - ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van verkeer - landschappelijke inpassing" is gerealiseerd en daarna in stand wordt gehouden.

De Afdeling is van oordeel dat de verplaatsing en de landschappelijke inpassing van de parkeerplaats bij "De Muldermolen" met het voorgaande voldoende is onderbouwd.

Het betoog slaagt in zoverre niet.

10.4.  Tot slot overweegt de Afdeling over het betoog dat op de gronden voor de bierbrouwerij extra parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd, dat aan deze gronden de bestemming "Groen" is toegekend en dat op grond van artikel 3.1.1, aanhef en onder e, van de planregels deze gronden onder meer zijn aangewezen voor parkeervoorzieningen. Dit brengt met zich dat ter plaatse van de hele groenstrook parkeerplaatsen kunnen worden gerealiseerd en niet uitsluitend ter plaatse van het gedeelte van deze groenstrook waar de parkeerplaatsen zijn beoogd. De raad heeft bij de vaststelling van het plan de (ruimtelijke) gevolgen van het benutten van de gehele groenstrook voor de aanleg van parkeerplaatsen niet bezien. De raad heeft in het plan evenmin een maximum percentage aan verharding of maximum aantal parkeerplekken opgenomen. Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de raad deze gronden voor de bierbrouwerij met de bestemming "Groen" zonder nader onderzoek niet geheel heeft kunnen mede bestemmen voor parkeervoorzieningen. De Afdeling is van oordeel dat het voorliggende plan in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb is vastgesteld.

Het betoog slaagt.

Nachtafsluiting parkeerterrein aan de Thull 19b

11.     [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de raad heeft aangegeven dat het parkeerterrein op het perceel aan de Thull 19b in de nachtperiode zal worden afgesloten, maar dat deze afsluiting niet in de planregels is geborgd.

11.1.  De Afdeling overweegt dat de raad in de nota van zienswijzen heeft vermeld dat de afsluiting van het voorziene parkeerterrein op het perceel Thull 19b in de nachtperiode uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk is geacht ter voorkoming van onder meer geluidoverlast voor de omwonenden. Het plan voorziet echter niet in de waarborg dat deze nachtafsluiting ook plaats zal vinden en in stand wordt gelaten. Het plan is daarom in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb vastgesteld.

Het betoog slaagt.

Overige beroepsgronden

12.     De Afdeling komt, gelet op wat hiervoor is overwogen, nu niet toe aan de beroepsgronden die in het kader van het verkeer en geluid en de passende beoordeling naar voren zijn gebracht, omdat die nauw samenhangen met de beroepsgrond dat op de gehele groenstrook parkeerplaatsen zijn toegestaan waarvan de gevolgen niet zijn onderzocht. De Afdeling zal daarover in de einduitspraak een oordeel geven, voor zover dan nog nodig.

Conclusie

13.     De Afdeling ziet met het oog op een spoedige beslechting van het geschil aanleiding om de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen om binnen 16 weken na de verzending van deze tussenuitspraak:

- met inachtneming van 10.4 een planregeling vast te stellen, die waarborgt dat, zoals door de raad is beoogd, de gronden voor de bestaande bierbrouwerij waaraan de bestemming "Groen" is toegekend niet geheel kunnen worden benut voor parkeren, bijvoorbeeld door in de verbeelding en/of planregels aan te geven waar en hoeveel parkeerplaatsen worden toegestaan, en voor die situatie de ruimtelijke gevolgen van het plan inzichtelijk te maken;

- met inachtneming van 11.1 in de planregels te regelen dat de parkeerplaats op het perceel aan de Thull 19b gedurende de nachtperiode wordt afgesloten.

14.     De raad dient de Afdeling en andere partijen de uitkomst mede te delen en een gewijzigd of nieuw besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen. Afdeling 3.4 van de Awb hoeft bij de voorbereiding van een gewijzigd of nieuw besluit niet opnieuw te worden toegepast.

15.     In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

draagt de raad van de gemeente Beekdaelen op:

- om binnen 16 weken na de verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van wat is overwogen onder 13, de daar omschreven gebreken in het besluit van de raad van de gemeente Beekdaelen van 7 juli 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Thull" te herstellen, en

- de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en een gewijzigd of nieuw besluit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. J.E.M. Polak en mr. A.J.C. Moor-van Vugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. K. van Baaren, griffier.

w.g. Scholten-Hinloopen
voorzitter van de meervoudige kamer

w.g. Van Baaren
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2023

914