Uitspraak 202108144/1/A3


Volledige tekst

202108144/1/A3.
Datum uitspraak: 8 maart 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 november 2021 in zaken nrs. 20/4603 en 21/4371 in het geding tussen:

[appellante]

en

Stichting Urgentiebepaling Woningzoekenden Rijnmond (hierna: SUWR).

Procesverloop

Bij besluit van 12 mei 2020 heeft SUWR aan [appellante] een urgentieverklaring verleend.

Bij besluit van 31 juli 2020 heeft SUWR het daartegen door [appellante] gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en beslist dat in het zoekprofiel woningen met lift worden opgenomen.

Bij besluit van 25 november 2020 heeft SUWR de urgentieverklaring van [appellante] ingetrokken.

Bij besluit van 9 juli 2021 heeft SUWR het daartegen door [appellante] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 23 november 2021 heeft de rechtbank de door [appellante] tegen de besluiten van 31 juli 2020 en 9 juli 2021 ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

SUWR heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellante] en SUWR hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 1 maart 2023. Partijen zijn - met kennisgeving - niet verschenen.

Overwegingen

1.       De van belang zijnde bepalingen uit de Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020 (hierna: de Verordening) zijn opgenomen in de aangehechte bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Inleiding

2.       Aan [appellante] is op 12 mei 2020 een urgentieverklaring verleend. Het zoekprofiel betrof een bovenwoning, flatwoning zonder lift of maisonnettewoning van twee kamers met een maximale huurprijs van € 619,01 in Rotterdam, met voorkeur voor subregio Zuidrand. In het besluit op bezwaar is wegens de komst van de Verordening ook woningen met lift toegevoegd aan het zoekprofiel.

2.1.    SUWR heeft de urgentieverklaring op 25 november 2020 ingetrokken, omdat [appellante] niet binnen drie maanden minstens twaalf keer heeft gereageerd op een op de website van Woonnet Rijnmond aangeboden woning die paste bij het zoekprofiel. Dit besluit heeft SUWR in bezwaar gehandhaafd. In deze drie maanden was er in de urgentieregio en met het betreffende zoekprofiel een aanbod van 55 woningen. [appellante] heeft volgens SUWR echter slechts vier keer passend, volgens het urgentieprofiel, gereageerd op woningen. Drie andere reacties waren met urgentie in een andere urgentieregio, terwijl vijf andere reacties niet passend en buiten de urgentieregeling om waren, aldus de beslissing op bezwaar.

Rechtbankuitspraak

3.       De rechtbank heeft onbestreden overwogen dat de door [appellante] op 1 november 2021 ingediende stukken, onder meer over de school van haar minderjarige kind, wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing worden gelaten. Daarnaast heeft zij overwogen dat er binnen het zoekprofiel voldoende aanbod van woningen was om tenminste twaalf keer te kunnen reageren op een woning. Het betoog dat het zoekprofiel te beperkt is om gezien het ernstige woningtekort een woning te kunnen vinden en dat daarom het aantal kamers, de typering van de woonruimte en de maximale huurprijs in het zoekprofiel moeten worden uitgebreid, volgt de rechtbank dan ook niet. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat de eerste fase van urgentie begon met de beslissing op bezwaar van 31 juli 2020, waarbij het zoekprofiel is uitgebreid met woningen met een lift, en liep tot en met 31 oktober 2020. In die periode heeft [appellante] slechts vier keer gereageerd op een passende woning. Ook als in aanmerking wordt genomen dat zij maar op maximaal twee woningen per keer kon reageren en dan enkele dagen moest wachten, was het mogelijk om op ten minste twaalf woningen te reageren die pasten binnen het zoekprofiel. Het komt daarbij voor rekening en risico van [appellante] dat zij in augustus in het buitenland verbleef, aldus de rechtbank.

Hogerberoepsgronden over het zoekprofiel in het besluit van 31 juli 2020

4.       [appellante] betoogt allereerst dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het zoekprofiel deugdelijk is vastgesteld. Zij voert hiertoe aan dat het zoekprofiel niet aansluit bij de behoeften van haar minderjarige kind, dat door de gebeurtenissen beschadigd is en niet zomaar naar elke school kan en niet veel zou moeten reizen. Met zijn belangen heeft SUWR onvoldoende rekening gehouden.

4.1.    Dit betoog heeft [appellante] niet in de bestuurlijke fase of tijdig bij de rechtbank naar voren gebracht, zodat SUWR en de rechtbank daar geen rekening mee konden houden. Zoals SUWR in haar schriftelijke uiteenzetting terecht naar voren heeft gebracht, is niet gebleken van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 3.3, vierde lid, van bijlage 1 van de Verordening die rechtvaardigen dat wordt afgeweken van de standaard woonruimtetypen in het zoekprofiel. [appellante] heeft, mede in aanmerking genomen dat de regio Rotterdam een groot aantal scholen kent, niet toegelicht en onderbouwd waarom het zoekprofiel niet aansluit bij de behoeften van haar minderjarige kind. Ook heeft zij niet aangegeven welk zoekprofiel daar wel bij had aangesloten. Er bestaat dus geen grond voor het oordeel dat SUWR zich in het besluit van 31 juli 2020 onvoldoende rekenschap heeft gegeven van het belang van het kind van [appellante]. Het betoog slaagt niet.

Hogerberoepsgronden over de intrekking van de urgentieverklaring

5.       [appellante] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de omstandigheid dat zij in augustus 2020 in het buitenland verbleef voor haar rekening en risico behoort te komen. Zij voert hiertoe aan dat zij in die periode geen besluit hoefde te verwachten, omdat een bezwaarprocedure vaak maanden duurt. Aanvankelijk realiseerde zij zich ook niet dat de termijn van drie maanden vanaf 1 augustus 2020 zou beginnen.

5.1.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat de omstandigheid dat [appellante] naar gesteld niet direct bekend is geworden met het besluit omdat zij in het buitenland verbleef, voor haar rekening en risico komt en er niet aan af doet dat de eerste fase is gestart op 31 juli 2020 en liep tot en met 31 oktober 2020. Het valt onder de eigen verantwoordelijkheid van [appellante] dat zij hangende een bezwaar naar het buitenland is vertrokken zonder een regeling te treffen om op de hoogte te worden gesteld van haar post. Dit geldt temeer nu het gaat om een urgentieverklaring, waarbij het uitgangspunt is dat snel een einde wordt gemaakt aan een nijpende woonsituatie. Dat SUWR anderhalve week na het horen in bezwaar een besluit heeft genomen, is niet buitengewoon. Dat een nieuwe eerste periode van drie maanden is gaan lopen in verband met de aanpassing van het zoekprofiel, is geen punt van discussie tussen partijen. Dat de nieuwe zoekperiode ingaat op het moment dat het zoekprofiel wordt gewijzigd, is op zichzelf logisch. Voor zover bij [appellante] daarover toch onduidelijkheid bestond, had zij hierover contact kunnen opnemen met SUWR. Bovendien is bij brief van 1 oktober 2020 duidelijk gemaakt dat de nieuwe periode van drie maanden werd berekend vanaf 31 juli 2020. Het betoog faalt in zoverre.

6.       Verder betoogt [appellante] dat de rechtbank ten onrechte niet heeft vastgesteld op hoeveel woningen zij concreet had kunnen reageren. Zij voert hiertoe aan dat van de 55 woningen die werden aangeboden, er soms meerdere tegelijk werden aangeboden en zij technisch gezien maar op twee woningen tegelijk kon reageren.

6.1.    De rechtbank heeft met inachtneming van het door SUWR overgelegde overzicht van het woningaanbod en naar aanleiding van ditzelfde betoog, aan [appellante] nagegeven dat het niet mogelijk was om op alle 55 woningen te reageren. Zij heeft met inachtneming van de technische beperkingen van het systeem echter ook overwogen dat het voor [appellante] wél mogelijk was om op tenminste twaalf woningen te reageren die pasten binnen het zoekprofiel. [appellante] legt in reactie hierop niet aan de hand van het overzicht uit dat het toch praktisch onmogelijk was om op twaalf woningen te reageren. Haar betoog faalt reeds daarom.

7.       Tot slot betoogt [appellante] dat SUWR door de urgentieverklaring in te trekken de belangen van haar minderjarige kind onvoldoende in acht heeft genomen. Haar kind heeft psychische schade en kan er niets aan doen dat [appellante] ervoor heeft gekozen om alleen te reageren op woningen die zij voor hem geschikt acht.

7.1.    SUWR en de rechtbank konden geen rekening houden met specifieke belangen van het minderjarige kind van [appellante], omdat [appellante] hierover in de bestuurlijke fase of tijdig bij de rechtbank niets naar voren heeft gebracht. [appellante] heeft dit belang ook in hoger beroep niet verder toegelicht en onderbouwd. Gelet daarop bestaat geen grond voor het oordeel dat SUWR zich bij het besluit van 9 juli 2021 onvoldoende rekenschap heeft gegeven van het belang van het minderjarige kind van [appellante]. Zoals SUWR daarnaast in de schriftelijke uiteenzetting naar voren heeft gebracht, heeft [appellante] bovendien niet onderbouwd dat haar zoon psychische schade heeft opgelopen door de intrekking van de urgentieverklaring, terwijl hij daarnaast gewoon een dak boven het hoofd heeft, omdat de woning bij de echtscheiding aan [appellante] is toegewezen. Het betoog slaagt niet.

Conclusie

8.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

9.       SUWR hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.

w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van de Sluis
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2023

802

BIJLAGE

Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2020

Artikel 2.4 van Bijlage 1

1. Het bestuursorgaan dat de urgentieverklaring heeft verleend, is bevoegd tot intrekking van de urgentieverklaring indien sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden:

a. nadat de houder van de urgentieverklaring gedurende de eerste fase van de urgentie twee aanbiedingen van woonruimte, gedaan naar aanleiding van een reactie van de houder van de urgentieverklaring op via het regionaal aanbodinstrument aangeboden woonruimte, welke ten minste voldeden aan het geldende slaapkamertal en woonruimtetype, heeft afgewezen; of, indien na afloop van de eerste fase van de urgentie is vastgesteld dat de houder van de urgentieverklaring niet ten minste twaalf maal gereageerd heeft op twaalf verschillende, via het aanbodinstrument aangeboden woonruimten, welke voldoen aan het geldende slaapkamertal, woonruimtetype en urgentieregio genoemd in de urgentieverklaring.

Artikel 3.2 van Bijlage 1

1. De urgentieverklaring bevat een zoekprofiel voor woonruimte.

2. Het zoekprofiel voor woonruimte bevat een woonruimtetype en een zoekgebied.

3. Het in het zoekprofiel op te nemen zoekgebied omvat de gehele regio.

4. De urgentieverklaring bevat naast het zoekgebied een voorkeursurgentieregio, waar de houder van de urgentieverklaring wil wonen.

Artikel 3.3 van Bijlage 1

[…]

3. De typering van de woonruimte wordt dusdanig gekozen dat de houder met de urgentieverklaring geen wooncarrière kan maken, tenzij het maken van wooncarrière uitsluitend het gevolg is van het afhankelijk zijn van een woonruimtetype dat noodzakelijk is voor het oplossen van het huisvestingsprobleem. Onder wooncarrière wordt verstaan: het verhuizen naar een type woonruimte dat naar de maatstaf van een redelijk handelend woningzoekende als gewilder beschouwd moet worden.

4. De typering van de woonruimte wordt dusdanig gekozen dat sprake is van een standaard woonruimtetype. Dit betekent: alle woonruimtetypen met uitzondering van eengezinswoningen en benedenwoningen. Hiervan kan door het bestuursorgaan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden daarvoor aanleiding zijn.

Artikel 4.2 van Bijlage 1

1. De eerste fase van de urgentie begint op het moment dat de urgentieverklaring verleend is en duurt drie maanden.