Uitspraak 202201406/1/R1


Volledige tekst

202201406/1/R1.
Datum uitspraak: 8 maart 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Amsterdam,

appellant,

en

het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Zuid,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 januari 2022 heeft het dagelijks bestuur besloten om de ondergrondse restafvalcontainer (hierna: ORAC) ter hoogte van locatie Woestduinstraat 92 (locatiecode 159SW-92) op te heffen en de locaties ter hoogte van Katwijksestraat 25 (locatiecode 1059XM-59) en

Stolwijksestraat 2 (locatiecode 1059XW-2) te wijzigen.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

Boi Boi B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 december 2022, waar [appellant] en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. D.R. van Ee en C.N. van Bergen Henegouw, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Op 18 januari 2022 heeft het dagelijks bestuur besloten om de ORAC op de locatie ter hoogte van Woestduinseweg 92 op te heffen. Ook is besloten een ondergrondse container voor oud papier en karton te plaatsen bij de bestaande ORAC’s op de locaties ter hoogte van Katwijksestraat 25 en Stolwijksestraat 2, zodat deze ORAC’s worden ontlast van de afvoer van oud papier en karton. Hierdoor blijft volgens het dagelijks bestuur voldoende capaciteit voor restvuil behouden.

2.       [appellant] woont op circa 41 meter van de opgeheven ORAC. Hij kan zich niet verenigen met het besluit, omdat als gevolg van het opheffen van de eerdere locatie zijn loopafstand naar de dichtbijgelegen ORAC is toegenomen. Het beroep van [appellant] is dan ook uitsluitend gericht tegen het besluit tot het opheffen van de ORAC ter hoogte van Woestduinseweg 92.

Toetsingskader

3.       Bij het bepalen en dus ook het opheffen van de locaties van de afvalcontainers heeft het dagelijks bestuur het Stedelijk kader bepalen locaties inzamelvoorzieningen (hierna: het Stedelijk kader) gehanteerd. In dit Stedelijk kader is de richtlijn SRV1 opgenomen. Deze richtlijn houdt in dat de loopafstand naar een inzamelvoorziening voor restafval maximaal 150 meter is.

Motivering en belangenafweging

4.       [appellant] betoogt dat het dagelijks bestuur geen kenbare motivering aan het besluit ten grondslag heeft gelegd en een afweging van de betrokken belangen ontbreekt. Hij voert aan dat door de opheffing van de ORAC zijn loopafstand naar de dichtstbij gelegen ORAC is toegenomen van 45 meter naar 108 meter en een dergelijke wijziging niet geldt voor de overige verdeling van afvalinzamellocaties in de wijk. Verder zit hem dwars hoe de zaken zijn verlopen. Ter zitting heeft hij hierover toegelicht dat de ORAC plotseling was verdwenen, zonder voorafgaande aankondiging en uitleg aan de omwonenden. Daarnaast vindt hij dat het dagelijks bestuur de gevolgen van de herinrichting van de Heemstedestraat niet goed heeft doordacht. Hij is van mening dat het publieke belang van afvalinzameling ten onrechte ondergeschikt is gemaakt aan het private belang dat de horecaondernemer heeft bij het verdwijnen van de ORAC. Ten slotte heeft het dagelijks bestuur geen inzicht gegeven in de wijze waarop het belang van de betrokken horecaondernemer bij het opheffen van de ORAC is afgewogen tegen de toename van zijn loopafstand.

4.1.    Het dagelijks bestuur stelt zich in het besluit op het standpunt dat met het opheffen van de ORAC nog steeds beneden de maximale loopafstand voor een ORAC wordt gebleven. Verder heeft het dagelijks bestuur in het verweerschrift en op de zitting toegelicht dat de aanleiding voor het besluit te maken heeft met de herinrichting van de Heemstedestraat. Deze herinrichting had als bedoeling de verkeersdoorstroming en toegankelijkheid te verbeteren. Als gevolg hiervan was het voor de aanliggende horecabedrijven niet langer mogelijk om hun terrassen te hebben op het trottoir van de Heemstedestraat. Een van deze bedrijven is Boi Boi B.V., dat een vestiging heeft op de hoek van de Heemstedestraat en de Woestduinstraat. Het dagelijks bestuur geeft aan dat het bij de keuze van de herinrichting van de Heemstedestraat het verkeersbelang zwaarder heeft laten wegen dan de belangen van de betrokken horecabedrijven en dat deze bedrijven hierdoor zijn benadeeld. Ter compensatie mogen de horecabedrijven die daarvoor in aanmerking komen een terras in de zijstraten hebben. Het dagelijks bestuur heeft Boi Boi B.V. toegestaan om een terras op het trottoir van de Woestduinstraat te hebben en uit te breiden. In verband daarmee heeft het dagelijks bestuur besloten om de daar aanwezige ORAC op te heffen. Ten slotte heeft het dagelijks bestuur toegelicht dat bij de bestaande ORAC’s in de Katwijksestraat en Stolkwijksestraat ondergrondse containers voor oud papier en karton worden geplaatst. Dit ontlast zoals gezegd de ORAC’s van karton en overig oud papier en daarmee blijft er in de wijk voldoende capaciteit over voor de afvoer van restafval. Het aanbieden van voorzieningen voor andere afvalstromen dan restafval sluit volgens het dagelijks bestuur aan bij de optimalisatie van het scheidingsgedrag van bewoners. Deze optimalisatie wordt beoogd in het Uitvoeringsprogramma Afval & Grondstoffen 2020-2025.

4.2.    De Afdeling is van oordeel dat aan het besluit een deugdelijke motivering ten grondslag ligt.

Uit het eindverslag van de inspraakprocedure, dat onderdeel uitmaakt van het besluit, volgt dat het dagelijks bestuur rekening heeft gehouden met de gevolgen die het opheffen van de ORAC heeft voor de loopafstand van personen die van de opgeheven ORAC gebruik maakten. Het dagelijks bestuur heeft zich op het standpunt mogen stellen dat de loopafstanden van deze personen weliswaar toenemen, maar dat deze afstanden voldoen aan de richtlijn SRV1 uit het Stedelijk kader. Dat wil concreet zeggen: minder dan 150 meter zijn. Ook de loopafstand van [appellant] naar de voor hem nu dichtstbijzijnde ORAC blijft binnen de in het Stedelijk kader genoemde aanvaardbare loopafstand, zodat er voor hem voldoende gelegenheid behouden blijft voor de afvoer van zijn huishoudelijk restafval. Omdat aan de loopafstand wordt voldaan, ziet de Afdeling geen grond voor de conclusie dat [appellant] onevenredig wordt benadeeld door de gevolgen van het opheffen van de ORAC. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat [appellant] op de zitting heeft aangegeven dat hij heeft gemerkt dat de overgebleven ORAC’s vaker worden geleegd en er op dit moment voldoende capaciteit voor restafval aanwezig is.

Het dagelijks bestuur heeft het belang bij het opheffen van de ORAC dan ook zwaarder mogen laten wegen dan het belang van [appellant] bij het behoud van de ORAC. Het dagelijks bestuur heeft met de in het verweerschrift en op de zitting gegeven toelichting bovendien voldoende inzichtelijk gemaakt op welke wijze het de betrokken belangen tegen elkaar heeft afgewogen en om welke reden het heeft besloten tot opheffing van de ORAC. Het dagelijks bestuur heeft deugdelijk onderbouwd dat het in de gegeven omstandigheden het belang van de horecaondernemer, wiens bedrijf door de herinrichting van de Heemstedestraat was benadeeld, zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het belang van [appellant] bij het behoud van de ORAC. De Afdeling begrijpt weliswaar dat [appellant] het bezwaarlijk vond dat de ORAC zonder voorafgaand bericht was verdwenen, maar dit maakt niet dat alleen daarom de ORAC op de locatie moet worden teruggeplaatst.

Het betoog faalt.

Conclusie

5.       Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond.

6.       Het dagelijks bestuur hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, griffier.

w.g. Verburg
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Montagne
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2023

374-1026