Uitspraak 202206435/1/R1 en 202206435/2/R1


Volledige tekst

202206435/1/R1 en 202206435/2/R1.
Datum uitspraak: 1 maart 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:

Highland Group B.V. en The Highlander Hotel B.V. (hierna tezamen en in enkelvoud: Highland), gevestigd te Amsterdam,

verzoeksters,

en

het dagelijks bestuur van het stadsdeel Centrum,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 7 juni 2022 heeft het dagelijks bestuur locaties voor de plaatsing van ondergrondse afvalcontainers aan de Nieuwezijds Voorburgwal (noord) aangewezen.

Tegen dit besluit heeft Highland beroep ingesteld en tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het dagelijks bestuur heeft een nader stuk ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 december 2022, waar Highland, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. M.H.J. van Riessen, advocaat te Amsterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. D.R. van Ee en C. Wever, zijn verschenen.

Op zitting is met partijen afgesproken dat zij schriftelijk konden reageren op enkele op de zitting aan de orde gekomen aspecten, waarbij zij toestemming hebben gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak zonder dat een nadere zitting behoeft te worden gehouden.

Bij brief van 16 december 2022 heeft het dagelijks bestuur een nader stuk ingediend. Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft Highland een reactie op het nadere stuk naar voren gebracht. Daarop heeft het dagelijks bestuur nog een nader stuk ingediend en ten slotte heeft Highland een reactie op dat stuk ingediend. Vervolgens heeft de voorzieningenrechter het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Kortsluiting

1.       In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

Inleiding

2.       Het besluit van 7 juni 2022 voorziet onder meer in de aanwijzing van een locatie voor twee ondergrondse restafvalcontainers, een ondergrondse papiercontainer en een ondergrondse glascontainer ter hoogte van het perceel Nieuwezijds Voorburgwal 102. Deze locatie wordt in het besluit aangeduid als locatie 12SG102.

3.       Highland exploiteert een hotel op het perceel Nieuwezijds Voorburgwal 98-100. Zij kan zich niet met de aanwijzing van deze locatie verenigen omdat zij vreest dat de komst van de containers overlast en hinder zal veroorzaken voor hotelgasten en -leveranciers.

Is het beroep verschoonbaar te laat ingesteld?

4.       De termijn voor het instellen van beroep tegen het besluit van 7 juni 2022 liep tot en met 19 juli 2022. Het beroepschrift van Highland is op 10 november 2022 binnengekomen bij de Raad van State.

4.1.    Het is niet in geschil dat het dagelijks bestuur niet op juiste wijze mededeling heeft gedaan van het besluit van 7 juni 2022 doordat het besluit niet aan Highland, als indiener van een zienswijze, is toegezonden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het beroep in verband daarmee verschoonbaar te laat ingesteld. Dat betekent dat het beroep ontvankelijk is en dat de voorzieningenrechter toekomt aan een inhoudelijke bespreking van de beroepsgronden.

Heeft het dagelijks bestuur locatie 12SG102 mogen aanwijzen als locatie voor twee ondergrondse restafvalcontainers, een ondergrondse papiercontainer en een ondergrondse glascontainer?

5.       Highland betoogt ten eerste dat het dagelijks bestuur ten onrechte locatie 12SG102 heeft aangewezen voor de plaatsing van de vier ondergrondse afvalcontainers. Zij stelt in dat kader dat deze locatie overbodig is, omdat het dagelijks bestuur meerdere locaties op korte afstand van elkaar heeft aangewezen. Daarnaast vreest Highland voor een aantasting van het leefklimaat rondom haar hotel als gevolg van geluidoverlast door nachtelijk gebruik van de containers en wanneer zij worden geleegd. Ook vreest Highland dat naast de containers afval en grofvuil zal worden bijgeplaatst, wat bovendien leidt tot geuroverlast en ongedierte. Verder stelt Highland dat de containers een lelijk uitzicht vormen en verkeershinder zullen veroorzaken voor taxi’s en leveranciers van het hotel die voor de deur moeten kunnen laden en lossen.

Highland betoogt ten tweede dat er een locatie is die zodanig geschikter is dan de aangewezen locatie dat het dagelijks bestuur niet had mogen vasthouden aan de aangewezen locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie. Highland wijst daarbij op de kruising van de Nieuwezijds Voorburgwal en de Korte Lijnbaanssteeg.

Highland betoogt ten slotte dat het dagelijks bestuur ten onrechte heeft besloten locatie 12SG102 aan te wijzen als locatie voor een glascontainer. Highland vreest dat de hotelgasten daarvan de meeste overlast zullen ervaren, omdat horecaondernemers in de buurt hun glaswerk in de glascontainers zullen dumpen, wat volgens haar verboden is. Volgens Highland moet de glascontainer worden verplaatst naar locatie 12RE75, 12RD59 of 12RD49. Eventueel kan op locatie 12SG102 daarvoor in de plaats een extra papier- of restafvalcontainer worden geplaatst, zo stelt Highland.

5.1.    Het dagelijks bestuur stelt zich op het standpunt dat het aantal aangewezen locaties en de hoeveelheid afvalcontainers per locatie noodzakelijk is vanwege de benodigde capaciteit aan inzamelvoorzieningen. Meerdere locaties zijn aangewezen op de Nieuwezijds Voorburgwal, omdat daar ruimte beschikbaar is voor de afvalcontainers en omdat inzamelvoertuigen deze locaties goed en veilig kunnen bereiken. De zijstraten van de Nieuwezijds Voorburgwal zijn daarentegen krap en/of ontoegankelijk voor de inzamelvoertuigen, zo stelt het dagelijks bestuur. Het aantal locaties en de hoeveelheid containers is volgens het dagelijks bestuur berekend aan de hand van eisen en richtlijnen uit het Stedelijk kader Locatiekeuze afval inzamelvoorzieningen (hierna: het Stedelijk kader). Zo is onder meer van belang dat uit het Stedelijk kader volgt dat de gewenste maximale loopafstand van een woning tot een inzamelvoorziening 150 m is. Gelet op de lengte van de Nieuwezijds Voorburgwal zijn alleen al in die straat vijf locaties nodig, aldus het dagelijks bestuur.

5.2.    Bij de keuze van een locatie voor inzamelvoorzieningen moet het dagelijks bestuur een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het locatieplan. Daarbij heeft het dagelijks bestuur beleidsruimte. De voorzieningenrechter beoordeelt, aan de hand van de beroepsgronden, of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Daarbij beoordeelt hij of het dagelijks bestuur de locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de in dit geval ondergrondse afvalcontainers.

5.3.    Bij het vaststellen van de locaties voor de ondergrondse inzamelvoorzieningen heeft het dagelijks bestuur de locatiecriteria gehanteerd zoals neergelegd in het Stedelijk kader.

De specifieke richtlijnen voor locaties van ondergrondse en bovengrondse verzamelcontainers luiden, voor zover van belang:

"SRV1 Als richtlijn heeft een inzamelvoorziening voor restafval een loopafstand van maximaal 150 meter.

SRV2 Als richtlijn heeft een inzamelvoorziening voor glas, papier en gft een loopafstand van maximaal 150 meter.

[…]

SRV6 De locatie is zodanig gesitueerd dat zo min mogelijk kabels en/of leidingen moeten worden verlegd.

[…]

SRV8 Bij plaatsing wordt rekening gehouden met voldoende ruimte rondom en boven de verzamelcontainer ten behoeve van lediging."

5.4.    De voorzieningenrechter is van oordeel dat het dagelijks bestuur een zwaarder gewicht heeft mogen toekennen aan het belang van voldoende inzamelvoorzieningen en een gelijkmatige verdeling daarvan dan aan het belang van Highland bij een ongewijzigd leefklimaat rondom haar hotel. Het dagelijks bestuur heeft de gekozen locatie dus geschikt mogen achten voor plaatsing van de afvalcontainers.

De voorzieningenrechter betrekt bij dat oordeel dat het dagelijks bestuur heeft toegelicht dat op de Nieuwezijds Voorburgwal meerdere containerlocaties nodig zijn, gelet op de lengte van die straat, de omvang van het servicegebied en richtlijnen SRV1 en SRV2. Daarnaast is van belang dat het dagelijks bestuur de nadelige gevolgen voor Highland aanvaardbaar heeft mogen achten. Zo heeft het dagelijks bestuur toegelicht dat de afvalcontainers zijn voorzien van een geluiddemper en dat de containers niet mogen worden gebruikt tussen 22:00 uur ’s avonds en 07:00 uur ’s ochtends. Verder is het verkeerd aanbieden van afval en de daarmee gepaard gaande overlast een kwestie van handhaving, die in beginsel geen rol speelt bij de aanwijzing van een locatie voor containers. Over de vrees van Highland dat de containers een lelijk uitzicht vormen vanuit het hotel, overweegt de voorzieningenrechter dat het dagelijks bestuur heeft toegelicht dat in de nieuwe inrichting van de Nieuwezijds Voorburgwal de containers zijn voorzien op een servicestrook die op een paar meter uit de hotelgevel ligt. Tussen het hotel en de servicestrook liggen namelijk het trottoir, laad- en losplaatsen en de autorijbaan. Vanwege de laad- en losplaatsen zullen de containers dus bovendien geen extra verkeershinder veroorzaken voor taxi’s en hotelleveranciers.

5.5.    De voorzieningenrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het dagelijks bestuur de locatie geschikt heeft mogen achten voor het plaatsen van de containers. Vervolgens moet worden beoordeeld of het dagelijks bestuur toch had moeten afzien van aanwijzing van deze locatie vanwege de voorgestelde alternatieve locatie. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie dat geoordeeld moet worden dat het dagelijks bestuur niet heeft mogen vasthouden aan zijn keuze voor de aangewezen locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het dagelijks bestuur had moeten kiezen voor de alternatieve locatie die Highland heeft voorgesteld. Het dagelijks bestuur heeft toegelicht dat de kruising van de Nieuwezijds Voorburgwal en de Korte Lijnbaanssteeg geen geschikte locatie is vanwege de aanwezige ondergrondse kabels en leidingen.

5.6.    Omdat uit het voorgaande volgt dat het dagelijks bestuur locatie 12SG102 geschikt heeft mogen achten voor het plaatsen van afvalcontainers en dat geen aanleiding bestaat voor het oordeel dat het dagelijks bestuur een alternatieve locatie had moeten aanwijzen, staat de voorzieningenrechter ten slotte voor de vraag of het dagelijks bestuur aanleiding had moeten zien om deze locatie niet aan te wijzen als locatie voor een ondergrondse glascontainer.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat het dagelijks bestuur locatie 12SG102 heeft mogen aanwijzen als locatie voor een glascontainer gelet op een gelijkmatige verdeling van de glascontainers over de Nieuwezijds Voorburgwal. Het uitwisselen van de glascontainer op locatie 12SG102 met een restafval- of papiercontainer op een nabijgelegen locatie zou er immers toe leiden dat op het zuidelijk deel van de Nieuwezijds Voorburgwal geen glascontainer staat aan de westzijde van de straat, terwijl aan de oostzijde op locatie 12RD59 al een glascontainer is voorzien. Daarnaast is van belang dat het dagelijks bestuur heeft toegelicht dat de containers niet mogen worden gebruikt tussen 22:00 uur ‘s avonds en 07:00 uur ’s ochtends en dat horecaondernemers daarvan geen gebruik mogen maken, tenzij het gaat om hoeveelheden die gelijk zijn aan wat een gewoon huishouden gemiddeld aan afval produceert.

6.       De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat het dagelijks bestuur heeft mogen kiezen voor locatie 12SG102 voor plaatsing van twee ondergrondse restafvalcontainers, een ondergrondse papiercontainer en een ondergrondse glascontainer. Het betoog van Highland slaagt dus niet.

Conclusie

7.       Het beroep is ongegrond.

8.       Het dagelijks bestuur hoeft geen proceskosten te vergoeden.

9.       Gelet op het voorgaande wordt het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep ongegrond;

II.       wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.J. den Broeder, griffier.

w.g. Borman
voorzieningenrechter

w.g. Den Broeder
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2023