Uitspraak 202105374/2/R3


Volledige tekst

202105374/2/R3.
Datum uitspraak: 1 maart 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Lelystad,

appellant,

en

de raad van de gemeente Ameland,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 30 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:946, (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na verzending van deze tussenuitspraak het daar omschreven gebrek in het besluit van 28 juni 2021 dat strekt tot weigering om een bestemmingsplan vast te stellen voor het perceel [locatie] te Nes, te herstellen of in plaats daarvan een gewijzigd of nieuw besluit te nemen.

Deze uitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 19 september 2022 (hierna: het herstelbesluit) heeft de raad onder aanvulling van de motivering opnieuw geweigerd om een bestemmingsplan vast te stellen voor het perceel [locatie] te Nes.

[appellant] heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, een zienswijze over het herstelbesluit naar voren gebracht.

De raad heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak opnieuw op een zitting behandeld op 27 januari 2023, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door W.P. Bakema en mr. I. van der Meer, advocaat te Leeuwarden, zijn verschenen.

Overwegingen

De tussenuitspraak

1.       In de tussenuitspraak is onder 6.2 overwogen dat de Afdeling uit het bestreden besluit niet is gebleken dat de raad onderzoek heeft gedaan naar de geschiktheid van het pand van [appellant] voor permanente bewoning. Het had volgens de Afdeling op de weg van de raad gelegen hierover de nodige kennis te vergaren alvorens over te gaan tot het nemen van het bestreden besluit.

Onder 6.3 heeft de Afdeling overwogen dat in de toelichting op het conceptbestemmingsplan, die deel uitmaakt van de aanvraag, uitgebreid is beargumenteerd waarom in dit geval een uitzondering gemaakt dient te worden op het beleid van de gemeente om geen nieuwe recreatiewoningen toe te staan. Volgens de opgestelde conceptplantoelichting is het pand ongeschikt voor permanente bewoning. Als de woning niet recreatief verhuurd kan worden voor korte perioden, zal die volgens de conceptplantoelichting opnieuw in een vervallen staat terechtkomen. Zowel [appellant], de gemeente als de omgeving achten dit onwenselijk. Ook is in de conceptplantoelichting onderbouwd dat het initiatief ruimtelijk inpasbaar is, onder andere gelet op de richtafstanden uit de VNG-brochure. Daarnaast heeft [appellant] gewezen op de steunbetuiging van de [familie], waaruit volgens hem juist blijkt dat er draagvlak is in de omgeving voor zijn initiatief.

Het bestreden besluit gaat volgens de Afdeling niet in op de voornoemde punten en noemt eveneens geen ruimtelijke argumenten ter onderbouwing van het standpunt dat niet kan worden afgeweken van het beleid om geen recreatieve verhuur toe te staan. Dat de recreatieve verhuur van de woning een negatieve invloed zou hebben op de leefbaarheid in de omgeving heeft de raad niet onderbouwd. Dat een positief besluit op de aanvraag zou leiden tot meer aanvragen waarop positief beslist zou moeten worden, heeft de raad evenmin onderbouwd. Dit klemt volgens de Afdeling temeer nu [appellant] in zijn aanvraag juist heeft beschreven waarom in zijn optiek sprake is van een uitzonderlijk geval waarin een uitzondering moet worden gemaakt. De Afdeling concludeert onder 6.3 dan ook dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd.

De Afdeling heeft in het vorenstaande aanleiding gezien voor het oordeel dat de raad het bestreden besluit heeft genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).

Conclusie over beroep tegen besluit van 28 juni 2021

2.       Gelet op hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak, is het beroep van [appellant] tegen het besluit van 28 juni 2021 gegrond, zodat dit besluit dient te worden vernietigd.

Opdracht in de tussenuitspraak

3.       In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na verzending van de tussenuitspraak met inachtneming van wat is overwogen onder 6.2 en 6.3 alsnog te onderbouwen waarom er ondanks de door [appellant] aangevoerde omstandigheden geen aanleiding bestaat af te wijken van het gemeentelijke beleid om geen nieuwe recreatiewoningen toe te staan, dan wel een gewijzigd of nieuw besluit te nemen.

Het herstelbesluit

4.       De raad heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak bij besluit van 19 september 2022 (hierna: het herstelbesluit) opnieuw geweigerd een bestemmingsplan vast te stellen.

5.       Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb luidt:

"Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."

6.       Het herstelbesluit is een besluit ter vervanging van het besluit van 28 juni 2021 en wordt, gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding.

7.       De Afdeling zal aan de hand van de door [appellant] naar voren gebrachte zienswijze beoordelen of de raad met het herstelbesluit heeft voldaan aan de opdracht in de tussenuitspraak.

Geschiktheid van het pand voor permanente bewoning

8.       [appellant] stelt wederom dat de woning niet voldoet aan de minimale eisen voor permanente bewoning. Volgens hem heeft de raad niet laten zien dat hij de door [appellant] naar voren gebrachte elementen van de woning heeft onderzocht. Volgens [appellant] wordt dit duidelijk doordat in het herstelbesluit is vermeld dat de woning bewoonbaar is en er geen onderscheid wordt gemaakt tussen bewoonbaar zijn en bewoning over een langere periode.

8.1.    De raad stelt zich in het herstelbesluit op het standpunt dat de woning in de huidige staat geschikt is voor bewoning. Een bouwkundig medewerker van de gemeente heeft op grond van bureauonderzoek en bezoek ter plaatse geoordeeld dat de woning voldoet aan de eisen die in het Bouwbesluit 2012 worden gesteld aan bestaande woningen. Dat het pand monumentale karaktereigenschappen heeft, betekent volgens de raad niet dat er in het pand niet op een gezonde en veilige manier kan worden gewoond.

8.2.    In een memo van 14 juli 2022, opgesteld ten behoeve van het herstelbesluit, komt een bouwkundig ingenieur die werkzaam is bij de gemeente Ameland, tot de conclusie dat de woning [locatie] geschikt is voor bewoning. Hij komt onder meer tot die conclusie op basis van bureauonderzoek en een bezoek ter plaatse, waarbij hij heeft vastgesteld dat het pand voldoet aan de eisen die het Bouwbesluit 2012 stelt aan een bestaande woning. [appellant] heeft niet weersproken dat de woning aan die eisen voldoet. Hij stelt alleen dat hem is gebleken dat de woning niet valt te verhuren of te verkopen als reguliere woning. De Afdeling ziet hierin evenwel geen aanleiding voor het oordeel dat de raad onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de geschiktheid van het pand van [appellant] voor permanente bewoning. De raad is er naar het oordeel van de Afdeling bij het herstelbesluit terecht vanuit gegaan dat het pand geschikt is voor permanente bewoning. Het betoog faalt.

De weigering om een recreatiebestemming toe te kennen

9.       [appellant] stelt dat in het herstelbesluit wordt verwezen naar beleid om geen recreatiewoningen in de dorpscentra toe te staan. Volgens [appellant] bestaat zulk beleid niet. Verder wordt volgens [appellant] ten onrechte gesteld dat de omzetting naar een recreatiefunctie overlast zal geven. Hij stelt dat het hem niet bekend is dat er overlast is geweest in de jaren dat de woning recreatief is gebruikt. Dat het leeg staan van een recreatiewoning tot verslechtering van de leefbaarheid zou kunnen leiden, betwist [appellant]. Volgens hem staat de woning inmiddels twee jaar leeg en is niet gebleken dat dit tot een dergelijke verslechtering heeft geleid. Het besluit om recreatief gebruik niet toe te staan staat verder haaks op de verlening van een omgevingsvergunning ten behoeve van de recreatieve verhuur van een appartement in Hollum.

9.1.    In het herstelbesluit stelt de raad zich op het standpunt dat er geen reden is om af te wijken van het beleid om geen recreatiewoningen in de dorpscentra toe te staan. Ten eerste is de woning volgens de raad geschikt voor permanente bewoning. De raad wijst verder op het belang van het behoud van woningen voor de plaatselijke bevolking. Voorts kan de vermenging van recreatiewoningen met reguliere woningen leiden tot een verslechtering van de leefbaarheid, enerzijds door een verschillend dagritme van bewoners en recreanten en anderzijds door het leegstaan van recreatiewoningen.

9.2.    Voor zover [appellant] heeft gesteld dat beleid om geen recreatiewoning toe te staan in de dorpscentra, niet bestaat, heeft [appellant] zijn beroepsgronden na de tussenuitspraak uitgebreid met nieuwe, niet eerder aangedragen beroepsgronden die hij al tegen het oorspronkelijke besluit naar voren had kunnen brengen. In het raadsvoorstel dat tot het besluit van 28 juni 2021 heeft geleid, wordt namelijk al over dergelijk beleid gesproken. Dit is gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting en de rechtszekerheid van de andere partij, in het licht van de goede procesorde, niet aanvaardbaar. De Afdeling laat wat [appellant] in dit verband aanvoert, dan ook buiten bespreking.

9.3.    Een van de redenen om in dit geval geen recreatiebestemming toe te kennen is dat vermenging van recreatiewoningen met reguliere woningen leidt tot een verslechtering van de leefbaarheid, enerzijds door een verschillend dagritme van bewoners en recreanten en anderzijds door het leegstaan van recreatiewoningen. [appellant] heeft niet weersproken dat bewoners en recreanten een verschillend dagritme kunnen hebben en dat dit tot overlast kan leiden. Dat hem niet bekend is dat er overlast is geweest, is onvoldoende voor het oordeel dat de raad hier geen rekening mee heeft mogen houden. Verder heeft [appellant] zijn stelling dat de woning inmiddels twee jaar leeg staat en dat niet is gebleken dat dit tot een verslechtering van de leefbaarheid heeft geleid, niet met feiten of omstandigheden onderbouwd. De Afdeling is dan ook van oordeel dat de raad het argument van de verslechtering van de leefbaarheid aan zijn besluit ten grondslag heeft mogen leggen, onder meer omdat recreatiewoningen perioden van het jaar leeg kunnen staan en leegstand in een kern kan leiden tot verminderde sociale veiligheid. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het besluit om geen recreatiebestemming toe te kennen niet deugdelijk is gemotiveerd. Het betoog slaagt niet.

9.4.    Over de door [appellant] gemaakte vergelijking met een appartement in Hollum heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie omdat daar recreatief medegebruik is toegestaan, dus naast de hoofdfunctie wonen.

Gelet op wat [appellant] heeft aangevoerd is de Afdeling van oordeel dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de situatie die [appellant] heeft genoemd niet dezelfde is als de situatie die nu aan de orde is. [appellant] wil immers dat zijn woning uitsluitend nog recreatief kan worden gebruikt.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie over beroep tegen besluit van 19 september 2022

10.     Het beroep tegen het besluit van 19 september 2022 is ongegrond.

Proceskosten

11.     De raad moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep tegen het besluit van 28 juni 2021 gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Ameland van 28 juni 2021, waarbij de raad heeft geweigerd het bestemmingsplan voor het perceel [locatie] te Nes te herzien;

III.      verklaart het beroep tegen het besluit van 19 september 2022 ongegrond;

IV.      veroordeelt de raad van de gemeente Ameland tot vergoeding van in verband met de behandeling van het beroep tegen het besluit van 28 juni 2021 bij [appellant] opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.719,98, waarvan € 1.672,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V.       gelast dat de raad van de gemeente Ameland aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.

w.g. Van Ravels
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Lap
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2023

288