Uitspraak 200206406/1


Volledige tekst

200206406/1.
Datum uitspraak: 2 juli 2003

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats]

tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage van 7 november 2002 in het geding tussen:

appellant

en

de Staatssecretaris (thans: de Minister) van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

1. Procesverloop

Bij besluit van 15 september 1998 heeft de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de Staatssecretaris) de over het tijdvak 1 juli 1995 tot 1 juli 1996 krachtens de Wet individuele huursubsidie (hierna: de Wih) aan appellant toegekende huursubsidie gewijzigd van ƒ 840,00/€ 381,18 in nihil en het verschil van hem teruggevorderd.

Bij besluit van 10 december 2001 heeft de Staatssecretaris het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 7 november 2002, verzonden op 8 november 2002, heeft de rechtbank te 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 4 december 2002, bij de Raad van State ingekomen op 5 december 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 18 februari 2003 heeft de Minister een memorie van antwoord ingediend.

Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 juni 2003, waar appellant in persoon, bijgestaan door [gemachtigde], en de Minister, vertegenwoordigd door mr. M.J.C. van Amerongen, ambtenaar ten departemente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Appellant voert aan dat de rechtbank er ten onrechte aan voorbijgegaan is dat de besluiten van de Staatssecretaris zijn gebaseerd op een onjuiste vaststelling van zijn inkomen door de belastinginspecteur. Hij wijst daarbij op het arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, belastingkamer, van 17 december 2002, waartegen hij overigens beroep in cassatie heeft ingesteld.

2.2. De rechtbank heeft terecht overwogen, dat de Staatssecretaris op goede grond de bijdrage nader heeft vastgesteld. Hij mocht bij het nemen van zijn besluit uitgaan van het door de Belastingdienst vastgestelde belastbare inkomen over 1994, dat te hoog was om in aanmerking te komen voor een bijdrage. Hij behoefde de uitkomst van de door appellant daartegen aanhangig gemaakte procedure bij de belastingrechter niet af te wachten.

2.3. De Minister heeft toegezegd dat, indien het belastbaar inkomen van appellant in laatste aanleg op een lager bedrag wordt vastgesteld, hij zijn beslissing desgevraagd zal herzien. Gelet hierop staat het appellant vrij om de Minister te zijner tijd te verzoeken zijn bijdrage nader vast te stellen.

2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Sparreboom, ambtenaar van Staat.

w.g. Slump w.g. Sparreboom
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2003

195-209.