Uitspraak 202106208/1/R1


Volledige tekst

202106208/1/R1.
Datum uitspraak: 14 december 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1], wonend te Wieringerwerf, gemeente Hollands Kroon,

2.       [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], beiden wonend te Wieringerwerf, gemeente Hollands Kroon,

appellanten,

en

provinciale staten van Noord-Holland,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 18 december 2017 hebben provinciale staten de Luchthavenregeling Middenmeer (hierna: de luchthavenregeling) vastgesteld.

Bij besluit van 2 juli 2021 heeft de minister van Infrastructuur en Waterstaat een verklaring veilig gebruik luchtruim (hierna: VVGL) afgegeven.

Tegen het besluit van 18 december 2017 hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] beroep ingesteld.

Provinciale staten hebben een verweerschrift ingediend.

Bij besluit van 23 mei 2022 hebben provinciale staten de luchthavenregeling gewijzigd en opnieuw vastgesteld.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 augustus 2022, waar [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], vertegenwoordigd door [appellant sub 2B], en provinciale staten, vertegenwoordigd door mr. drs. J.L. Damen, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [exploitant] als partij gehoord.

Bij besluit van 12 september 2022 heeft de minister van Infrastructuur en Waterstaat ten behoeve van het besluit van provinciale staten van 23 mei 2022 een VVGL afgegeven.

Overwegingen

Inleiding

1.       De luchthavenregeling heeft betrekking op de luchthaven Middenmeer (hierna: de luchthaven) en wijzigt de Luchthavenregeling MLA Middenmeer, zoals vastgesteld op 4 februari 2013. Op grond van de Luchthavenregeling MLA Middenmeer uit 2013 mocht de luchthaven uitsluitend worden gebruikt voor vluchten met Micro Light Aircrafts (hierna: MLA’S).

1.1.    [exploitant], exploitant van de luchthaven, heeft provinciale staten verzocht om in de luchthavenregeling ook twee nieuwe categorieën lichte vliegtuigen op te nemen, namelijk Light Sport Aircrafts (hierna: LSA’s) en Very Light Aircrafts (hierna: VLA’s). Daarnaast is de gebiedskaart voor het luchthavengebied aangepast, omdat de oude kaart niet het werkelijke luchthavengebied weergaf. Naar aanleiding van de wijziging van de luchthavenregeling is de citeertitel daarvan veranderd van Luchthavenregeling MLA Middenmeer naar Luchthavenregeling Middenmeer.

2.       [appellant sub 1] woont op een boerderij op het perceel [locatie A] te Wieringerwerf. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] wonen op een veeboerderij op het perceel [locatie B] te Wieringerwerf. Appellanten kunnen zich niet met de wijziging van de luchthavenregeling verenigen, omdat zij onder meer vrezen voor toename van geluidsoverlast.

3.       Met het besluit van 23 mei 2022 hebben provinciale staten naar aanleiding van de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] de luchthavenregeling gewijzigd en opnieuw vastgesteld. Ervan uitgaande dat de minister de VVGL zou afgeven als bedoeld in artikel 8.49, eerste lid, van de Wet luchtvaart (hierna: Wlv) in samenhang bezien met artikel 8.64, eerste lid, van de Wlv, zijn op de zitting de beroepen besproken aan de hand van de luchthavenregeling die provinciale staten op 23 mei 2022 hebben vastgesteld. Na de zitting heeft de minister ten behoeve van het besluit van provinciale staten van 23 mei 2022 alsnog een VVGL afgegeven als bedoeld in artikel 8.49, eerste lid, van de Wlv. Het besluit van 23 mei 2022 is op 17 oktober 2022 bekendgemaakt. Daarmee is het besluit van provinciale staten van 23 mei 2022 in werking getreden.

Gelet op artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht, heeft het beroep van [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] van rechtswege mede betrekking op het besluit van 23 mei 2022 waarbij de luchthavenregeling gewijzigd is vastgesteld.

Leeswijzer

4.       Omdat de beroepschriften van [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] inhoudelijk grotendeels overeenkomen, worden hun beroepen gezamenlijk besproken. Daarbij zal eerst het besluit van provinciale staten van 23 mei 2022 worden besproken. Daarna worden de beroepen tegen het besluit van 18 december 2017 besproken, voor zover [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] daarbij nog belang hebben.

Wettelijk kader

5.       De relevante wettelijke bepalingen in deze zaak zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage maakt deel uit van de uitspraak.

Ingetrokken beroepsgrond

6.       Ter zitting hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] hun beroepsgrond dat zij vrezen voor de externe veiligheid van de omgeving en het milieu, ingetrokken.

Procedureel

7.       Voor zover [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] betogen dat zij vooraf niet zijn geïnformeerd over de wijziging van de luchthavenregeling, overweegt de Afdeling dat niet is gebleken dat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor de kennisgeving van de terinzagelegging. In de Wlv of in een ander wettelijk voorschrift valt geen bepaling aan te wijzen op grond waarvan provinciale staten in dit geval verplicht zijn om eventuele belanghebbenden persoonlijk in kennis te stellen van de terinzagelegging van het besluit.

Het betoog faalt.

Vliegtuigbewegingen of vluchten?

8.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] betogen dat ten onrechte de termen vliegtuigbewegingen en vluchten door elkaar worden gebruikt. In de toelichting op het besluit wordt gesproken over 14.750 vliegtuigbewegingen, wat gelijk staat aan 7.375 vluchten. In de conclusie van het besluit wordt gesproken over 14.750 vluchten, wat volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] betekent dat 29.500 vliegtuigbewegingen mogelijk zouden worden gemaakt. Dat is meer dan provinciale staten hebben beoogd, zo stellen [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B].

8.1.    Provinciale staten hebben toegelicht dat zij naar aanleiding van de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] artikel 5, tweede lid, van de luchthavenregeling zodanig hebben aangepast dat duidelijk is dat 12.000 vliegtuigbewegingen voor MLA-vluchten zijn toegestaan en 2.750 vliegtuigbewegingen voor lichte vliegtuigen tot maximaal 890 kg zijn toegestaan. De Afdeling stelt vast dat in artikel I, aanhef en onder c, van het besluit van 23 mei 2022 de Luchthavenregeling MLA Middenmeer zodanig is gewijzigd dat het maximaal aantal toegestane vliegtuigbewegingen per gebruiksjaar is vastgesteld op 14.750. Dat betekent dat het betoog van [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] inmiddels feitelijke grondslag mist.

Het betoog faalt.

Geluidsoverlast

9.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] betogen dat zij geluidsoverlast ervaren als gevolg van de luchthaven en vrezen dat de mate van overlast zal toenemen. Zij stellen overlast te ervaren van het toenemende aantal vliegtuigbewegingen en de vlieglessen op de luchthaven. [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] betogen in dit kader ook dat de wijziging van de luchthavenregeling gevolgen heeft voor het welzijn van hun koeien, die schrikken van zwaardere vliegtuigen die over het algemeen meer geluid produceren en daardoor op hol zouden kunnen slaan.

9.1.    Op grond van artikel 8.1a, derde lid, en artikel 8.63 van de Wlv in samenhang bezien met artikel 5 van het Besluit burgerluchthavens wordt onder meer een luchthavenregeling opgesteld wanneer de 10-6 plaatsgebonden risicocontour en de 56 dB(A) Lden geluidcontour binnen het luchthavengebied blijven. Ten behoeve van de aanvraag tot wijziging van de luchthavenregeling van 4 februari 2013, zijn de geluidcontour van 56 dB(A) Lden en de contour van het plaatsgebonden risico van 10-6 berekend en neergelegd in het rapport ‘Geluid en externe veiligheid luchthaven Middenmeer’ van het bureau To70 van 8 december 2017. Hieruit volgt dat de contouren zijn bepaald vanaf de start- en landingsbaan en dat de 56 dB(A) Lden contour binnen het luchthavengebied valt. De Afdeling gaat ervan uit dat provinciale staten op grond van artikel 8.1a, derde lid, en artikel 8.63 van de Wlv in samenhang met artikel 5 van het Besluit burgerluchthavens bevoegd waren om te volstaan met een luchthavenregeling.

9.2.    Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 13 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:405, is in de Memorie van Toelichting op de Wijzigingswet Wet luchtvaart (Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens) (Kamerstukken II 2005/06, 30 452, nr. 3, blz. 22) ten aanzien van de beleidsvrijheid bij de invulling van luchthavenbesluiten en luchthavenregelingen het volgende opgemerkt:

"Luchthavenbeleid provinciaal bestuur

Integrale afweging

Op grond van het wetsvoorstel stellen provinciale staten straks het aantal, de omvang, de aard en de ligging van luchthavens van regionale betekenis op hun grondgebied vast. Het bevoegde gezag - in de praktijk provinciale staten - bepaalt daarmee feitelijk de gebruiksruimte van de luchthaven: of deze ruimte kleiner moet worden of kan toenemen, of er nieuwe luchthavens kunnen komen en of er luchthavens gesloten moeten worden. Het kabinet gaat ervan uit dat het provinciaal bestuur dat doet op grond van een integrale afweging waarbij aspecten als economische ontwikkeling, verstedelijking, bereikbaarheid, leefbaarheid, milieu, veiligheid en ruimtelijke kwaliteit een rol spelen.

[…]

Beleidsvrijheid bij de invulling van luchthavenbesluiten en regelingen

Uit de voorgaande paragraaf blijkt dat provinciale staten besluiten nemen over de gebruiksruimte van burgerluchthavens van regionale betekenis. Hierbij worden zij verplicht ten minste de bepalingen uit het Besluit burgerluchthavens in luchthavenbesluiten en -regelingen toe te passen. De verdere invulling van een besluit of regeling is vrij, mits deze invulling betrekking heeft op externe veiligheid, geluidbelasting of lokale luchtverontreiniging."

9.3.    De Afdeling stelt voorop dat blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wijzigingswet Wet luchtvaart (Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens) - onder meer gelet op voornoemd citaat - provinciale staten bij de vaststelling van een luchthavenregeling een integrale afweging dienen te maken van alle belangen die zijn betrokken bij de luchthaven. Voorts kan de integrale belangenafweging leiden tot het al dan niet vaststellen van een luchthavenregeling. In een luchthavenregeling kunnen gelet op artikel 8.64, tweede lid, van de Wlv regels en grenswaarden met betrekking tot de geluidbelasting worden opgenomen.

9.4.    Uit de toelichting bij het besluit van 23 mei 2022 volgt dat LSA’s en VLA’s vergelijkbaar zijn met MLA’s voor wat betreft de omvang en het motorvermogen, maar zwaarder zijn in gewicht. Provinciale staten stellen dat om die reden in artikel 5, tweede lid, van de luchthavenregeling het aantal vliegtuigbewegingen wordt teruggebracht van 15.000 naar 14.750, waarvan 12.000 vliegtuigbewegingen door MLA’s en 2.750 vliegtuigbewegingen door LSA’s en VLA’s. Uit voornoemd rapport van bureau To70 van 8 december 2017 volgt volgens provinciale staten dat de 56 dB(A) Lden geluidcontour bij deze aantallen blijft binnen het luchthavengebied en dat daarbinnen geen woonbebouwing ligt. Volgens provinciale staten is de geluidhinder voor omwonenden daarmee aanvaardbaar en zijn om die reden geen nadere regels opgesteld over de geluidbelasting als gevolg van de luchthaven.

In wat [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat provinciale staten bij dit standpunt onvoldoende rekening hebben gehouden met de belangen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B]. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het aantal vliegtuigbewegingen juist is teruggebracht en dat het gebruiken of doen gebruiken van de luchthaven op grond van artikel 5, derde lid, van de luchthavenregeling alleen is toegestaan binnen de uniforme daglichtperiode als bedoeld in artikel 1 van het (voormalig) Luchtverkeersreglement, zijnde het gedeelte van het etmaal tussen vijftien minuten voor zonsopgang en vijftien minuten na zonsondergang zoals geldt voor de positie 52°00' N en 05°00' O op zeeniveau.

9.5.    Voor zover ter zitting naar voren is gekomen dat de zorgen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] veelal samenhangen met de mogelijkheid dat de vliegtuigen laag over hun woningen vliegen, overweegt de Afdeling dat de luchthavenregeling slechts betrekking heeft op opstijgen, landen en daarmee verband houdende bewegingen op de grond. Hinder van vliegtuigbewegingen in het luchtruim is geen rechtstreeks gevolg van de luchthavenregeling, waar men tegen opkomt, maar van het gebruik van het luchtruim. De hinder van vliegtuigbewegingen in het luchtruim kan daarom niet in deze procedure beoordeeld worden, vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 25 april 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW3867, onder 2.3. Overigens heeft [exploitant] ter zitting te kennen gegeven rekening te houden met de zorg van [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B]. Tussen [exploitant] en [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] zijn afspraken tot stand gekomen over aangepaste aan- en wegvliegroutes en minimale vlieghoogtes, waardoor de mate van geluidhinder ter plaatse van de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] wordt beperkt.

Het betoog faalt.

Beleid

10.     [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] betogen dat de wijziging van de luchthavenregeling ten onrechte is getoetst aan beleid dat alleen ziet op MLA’s. Dit beleid is volgens hen achterhaald en dient specifiek provinciaal beleid te worden opgesteld voor de nieuwe vliegtuigcategorieën LSA’s en VLA’s.

10.1.  Uit de toelichting bij het besluit volgt dat de wijziging van de luchthavenregeling is getoetst aan de Beleidsnota Regionale luchthavens en Luchtvaartverordening, zoals vastgesteld door provinciale staten op 6 oktober 2010 (hierna: de beleidsnota). De beleidsnota is onder meer van toepassing op MLA-luchthavens. De beleidsnota bevat randvoorwaarden voor door het Rijk aan de provincie overgedragen taken en bevoegdheden ten aanzien van de luchthavens van regionale betekenis. De beleidsnota is ook de basis voor de beoordeling van vergunningaanvragen voor luchthavenbesluiten en -regelingen en biedt duidelijkheid over het provinciale beleid over regionale luchthavens.

10.2.  De Afdeling begrijpt provinciale staten zo dat voor de categorie lichte vliegtuigen nog geen specifiek provinciaal beleid beschikbaar is en dat de luchthavenregeling daarom aan de beleidsnota voor MLA’s is getoetst. In wat [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat provinciale staten bij het vaststellen van de luchthavenregeling geen aansluiting mochten zoeken bij de beleidsnota die geldt voor MLA’s. De Afdeling overweegt dat daarbij van belang is dat LSA’s, net als MLA’s, vallen onder de categorie lichte vliegtuigen tot 890 kg. Op grond van artikel 25, tweede lid, van de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen (hierna: Rvglt) is daarom ook een aantal van de regels voor veilig gebruik van MLA’s van overeenkomstige toepassing verklaard op overige vliegtuigen met een maximaal startgewicht van 890 kg, waaronder LSA’s en VLA’s. (Zie de Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 26 januari 2015, nr. IENM/BSK-2015/12387, tot wijziging van de Rvglt; Stcrt. 2015, 2163, p. 7).

Het betoog faalt.

Het besluit van 18 december 2017

11.     Voor zover de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] voor het overige zijn gericht tegen het besluit van 18 december 2017, overweegt de Afdeling dat dit besluit geen betekenis meer heeft, gelet op het in werking treden van het besluit van 23 mei 2022 en nu dat besluit in deze procedure in stand blijft.

Onder deze omstandigheden is de Afdeling van oordeel dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] in zoverre geen belang meer hebben bij een inhoudelijke bespreking van hun beroepen en dat ook niet anderszins van enig belang daarbij is gebleken. De beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] tegen het besluit van 18 december 2017 zijn dan ook niet-ontvankelijk.

Conclusie en slotoverwegingen

12.     De beroepen zijn niet-ontvankelijk voor zover die beroepen zijn gericht tegen het besluit van 18 december 2017.

13.     De beroepen zijn ongegrond voor zover die beroepen zijn gericht tegen het besluit van 23 mei 2022.

14.     De Afdeling ziet desondanks aanleiding provinciale staten te gelasten het door [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] betaalde griffierecht te vergoeden. De reden daarvoor is dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] tegen het besluit van 18 december 2017 hebben aangevoerd dat in dat besluit de termen vliegtuigbewegingen en vluchten ten onrechte door elkaar worden gebruikt, waardoor meer vliegtuigbewegingen werden mogelijk gemaakt dan provinciale staten hadden beoogd, en provinciale staten dit hebben erkend en bij het besluit van 23 mei 2022 de luchthavenregeling in zoverre hebben aangepast.

15.     Provinciale staten hoeven geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart de beroepen niet-ontvankelijk voor zover die zijn gericht tegen het besluit van provinciale staten van Noord-Holland van 18 december 2017;

II.       verklaart de beroepen ongegrond voor zover die zijn gericht tegen het besluit van provinciale staten van Noord-Holland van 23 mei 2022;

III.      gelast dat de provinciale staten van Noord-Holland het door [appellant sub 1] voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 vergoeden;

IV.      gelast dat de provinciale staten van Noord-Holland het door [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 vergoeden, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, voorzitter, dr. G.O. van Veldhuizen, en mr. C.H. Bangma, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Stoof, griffier.

w.g. Venema
voorzitter

w.g. Stoof
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2022

749-974

BIJLAGEN

WET LUCHTVAART

Artikel 8.1

1. Luchthavens zijn te onderscheiden in:

a. de luchthaven Schiphol,

b. overige burgerluchthavens, en

c. militaire luchthavens.

2. Overige burgerluchthavens zijn van regionale betekenis of van nationale betekenis. Deze luchthavens zijn van nationale betekenis indien:

a. zij zijn gelegen buiten provinciegrenzen zoals bepaald bij of krachtens de Provinciewet, of

b. dit bij wet is bepaald.

3. Luchthavens van nationale betekenis zijn:

a.de luchthaven Lelystad,

b.de luchthaven Eelde,

c.de luchthaven Maastricht, en

d.de luchthaven Rotterdam.

4. Indien het militaire gebruik van een militaire luchthaven, met uitzondering van de militaire luchthaven Twenthe, wordt beëindigd door intrekking van:

a. de aanwijzing op grond van de Luchtvaartwet van die luchthaven als militaire luchthaven, of

b. het luchthavenbesluit dat op deze luchthaven betrekking heeft,

en op die plaats een burgerluchthaven wordt gevestigd, dan is deze luchthaven van nationale betekenis.

5. In afwijking van het vierde lid kan bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld dat een luchthaven als bedoeld in dat lid van regionale betekenis is.

6. De voordracht voor een krachtens het vijfde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Artikel 8.1a

1. Het is verboden met een luchtvaartuig op te stijgen of te landen, anders dan van of op een luchthaven.

[…]

3. Het is verboden een overige burgerluchthaven in bedrijf te hebben indien voor deze luchthaven geen luchthavenbesluit of luchthavenregeling geldt. Vaststelling van een luchthavenbesluit is vereist indien buiten het luchthavengebied het externe-veiligheidsrisico of de geluidbelasting vanwege het luchthavenluchtverkeer zodanig is dat dit gevolgen heeft voor de ruimtelijke indeling van het gebied rond de luchthaven. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt de mate van externe-veiligheidsrisico of geluidbelasting buiten het luchthavengebied bepaald die vaststelling van gevolgen voor de ruimtelijke indeling van het gebied rond de luchthaven noodzakelijk maakt. Daarbij kan worden bepaald dat voor daarbij te omschrijven luchthavens in elk geval kan worden volstaan met de vaststelling van een luchthavenregeling. De voordracht voor een krachtens dit lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

[…]

Artikel 8.48

Op de voorbereiding van een luchthavenbesluit of op de voorbereiding van een wijziging van een luchthavenbesluit is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.

Artikel 8.49

Een luchthavenbesluit of een wijziging van dit besluit treedt niet in werking dan nadat Onze Minister van Infrastructuur en Milieu heeft verklaard dat het veilig gebruik van het luchtruim door het luchthavenluchtverkeer is gewaarborgd. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu beslist binnen negen weken na indiening van de aanvraag voor deze verklaring veilig gebruik.

Artikel 8.64

1. Gedeputeerde staten stellen bij besluit een luchthavenregeling vast voor een luchthaven.

2. Een luchthavenregeling bevat regels omtrent het luchthavenluchtverkeer voor zover die regels noodzakelijk zijn met het oog op de geluidbelasting vanwege het luchthavenluchtverkeer. Een luchthavenregeling kan tevens bevatten:

a. grenswaarden die noodzakelijk zijn met het oog op het externe-veiligheidsrisico of de geluidbelasting; of

b. regels die noodzakelijk zijn met het oog op het externe-veiligheidsrisico.

3. De in de luchthavenregeling opgenomen regels of grenswaarden bevorderen in ieder geval dat niet wordt voldaan aan het criterium op grond waarvan volgens artikel 8.1a, derde lid, vaststelling van een luchthavenbesluit is vereist.

4. In een luchthavenregeling wordt het luchthavengebied vastgesteld. Het luchthavengebied wordt vastgesteld met behulp van een kaart waarop de ligging van dit gebied is aangegeven. Deze kaart wordt vervaardigd op een schaal van ten minste 1 op 10 000.

5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de in luchthavenregelingen op te nemen regels en grenswaarden.

6. De artikelen 8.19, 8.45, 8.46, 8.47a tot en met 8.49 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in artikel 8.47a voor «provinciale staten» wordt gelezen «gedeputeerde staten».

BESLUIT BURGERLUCHTHAVENS

Artikel 5

1. Vaststelling van een luchthavenbesluit is vereist indien een contour van het plaatsgebonden risico van 10-6 of een geluidcontour van 56 dB(A) Lden buiten het luchthavengebied valt.

2. Vaststelling van een luchthavenregeling volstaat in ieder geval bij:

[…]

c. een luchthaven die uitsluitend wordt gebruikt door micro light aeroplanes;

[…]