Uitspraak 202200184/1/A3


Volledige tekst

202200184/1/A3.
Datum uitspraak: 23 november 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellanten], beiden wonend te Best,

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost­-Brabant van 30 november 2021 in zaak nr. 21/400 in het geding tussen:

[appellanten]

en

de burgemeester van Best.

Procesverloop

Bij besluit van 5 oktober 2020 heeft de burgemeester gelast de woning op het adres [locatie A] in Best te sluiten voor de duur van zes maanden. Bij aanvullend besluit van 26 oktober 2020 heeft de burgemeester een aanvullend besluit genomen waarin hij heeft aangegeven dat de sluiting ook geldt voor de kindstandplaats met nummer [locatie B]. Met "de woning" wordt daarom hierna bedoeld: de woning met het bijbehorende erf op het adres [locatie A] en [locatie B] in Best.

Bij besluit van 28 december 2020 heeft de burgemeester het door [appellanten] tegen het besluit van 5 oktober 2020 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 30 november 2021 heeft de rechtbank het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld.

De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellanten] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 oktober 2022, waar [appellanten], bijgestaan door mr. P.J.A. van de Laar, advocaat te Eindhoven, en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. F.A. Pommer, advocaat te Nijmegen, en mr. A.H.G. Knops, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage is onderdeel van de uitspraak.

2.       [appellanten] wonen met hun drie minderjarige kinderen in de woning. De woning is een woonwagen. Op 14 september 2020 heeft de politie de woning doorzocht. In de woning zijn 32 XTC-pillen en 16,9 g MDMA verpakt in enkele gripzakjes, een boksbeugel, verschillende enveloppen met bankbiljetten met een totaalbedrag van € 10.365,00 en een witte kunststof ton met daarin een groot gewicht aan muntgeld en diverse bankbiljetten aangetroffen. Dit blijkt uit een bestuurlijke rapportage van 23 september 2020.

3.       De burgemeester heeft daarop besloten om de woning, inclusief kindstandplaats, op grond van artikel 13b van de Opiumwet te sluiten. Ingevolge het Damoclesbeleid gemeente Best (hierna: het Damoclesbeleid) wordt bij een eerste constatering van harddrugs in een woning de woning voor de duur van vier maanden gesloten. Als er sprake is van verzwarende omstandigheden, kan langer worden gesloten. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat er verzwarende omstandigheden zijn waardoor een sluiting voor de duur van zes maanden evenredig is. Deze omstandigheden zijn de aanwezigheid van een boksbeugel, de gripzakjes en de hoeveelheid. De woning is met ingang van 18 november 2020 gesloten.

Besluitvorming

4.       In bezwaar hebben [appellanten] aangevoerd dat de burgemeester de woning niet mocht sluiten. Er bestond geen noodzaak om de woning te sluiten. Er was geen sprake van handel. [appellant A] had de drugs gekocht om zelf te gebruiken op festivals. Het geld was afkomstig uit hun wellnessbedrijf en het openbaar ministerie zal dit geld weer aan hen teruggeven. De boksbeugel was na een vakantie in het buitenland meegenomen als souvenir. De burgemeester heeft zich op het standpunt gesteld dat [appellanten] hun stellingen onvoldoende hebben onderbouwd. Hij vindt ze dan ook niet aannemelijk. Gelet op wat is aangetroffen, is hij van mening dat de situatie ernstig was en dat sluiting noodzakelijk was. De omstandigheid dat [appellant B] niet wist dat in de woning drugs aanwezig waren, dat er ook drie minderjarige kinderen door de sluiting worden getroffen en dat de huurovereenkomst mogelijk zal worden ontbonden, maken het besluit volgens de burgemeester niet onevenredig. Hij stelt zich op het standpunt dat verwijtbaarheid niet hoeft te worden aangetoond en dat [appellanten] niet hebben aangetoond dat zij niet tijdelijk bij familie of andere bewoners van het woonwagenkamp kunnen verblijven. Mocht het niet lukken om vervangend verblijf te vinden, dan zal de burgemeester hen daarbij helpen. De burgemeester heeft contact opgenomen met de verhuurder, maar of de huurovereenkomst ontbonden zal worden, was nog niet bekend. De burgemeester heeft het besluit in bezwaar gehandhaafd.

De uitspraak van de rechtbank

5.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en ook van deze bevoegdheid gebruik mocht maken.

Hoger beroep

Was de burgemeester bevoegd om de woning te sluiten?

6.       [appellanten] zijn het niet eens met de uitspraak van de rechtbank. Zij betogen dat de burgemeester niet bevoegd was om de woning te sluiten, Er is niet geconstateerd dat vanuit de woning gehandeld zou worden in drugs en alleen al daarom mocht de burgemeester er niet van uitgaan dat de drugs in de woning aanwezig waren om te worden verhandeld. Zij hebben bovendien ook aannemelijk gemaakt dat er niet vanuit de woning werd gehandeld in drugs, aldus [appellanten].

6.1.    Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat bij een handelshoeveelheid drugs mag worden aangenomen dat de drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Het is niet in geschil dat hier een handelshoeveelheid is aangetroffen, waarbij voorts geen sprake is van een geringe overschrijding van de voor eigen gebruik toegestane 0,5 gram. Anders dan [appellanten] aanvoeren, hebben zij niet aannemelijk gemaakt dat de drugs niet bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking, maar voor eigen gebruik. De aangetroffen niet geringe hoeveelheid is namelijk reeds een indicatie voor het tegendeel. Hetzelfde geldt met betrekking tot het aangetroffen grote bedrag in contanten, aangezien het van algemene bekendheid is dat de handel in drugs vaak met contant geld plaatsvindt. De Afdeling overweegt voorts dat in het beroepschrift wordt gesteld dat [appellant A] de drugs ook voor vrienden in bewaring hield. Ook die stelling impliceert dat de drugs voorhanden waren met de bedoeling deze ook aan anderen te verstrekken. De burgemeester mocht er derhalve van uit gaan dat de drugs in de woning aanwezig waren om te worden afgeleverd of verstrekt. Dat niet is geconstateerd dat vanuit de woning in drugs werd gehandeld, maakt niet dat de bestemming van de drugs niet kan worden aangenomen. Dit kan wel een rol spelen bij de vraag of er een noodzaak bestond om de woning te sluiten.

Het betoog slaagt niet.

Was de sluiting evenredig?

- Noodzakelijkheid van de sluiting

7.       [appellanten] betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat er geen noodzaak bestond om de woning te sluiten. Zoals hiervoor ook is aangevoerd, werd er niet vanuit de woning gehandeld. De drugs waren voor eigen gebruik. Er was geen overlast. Buren hebben ook verklaard dat zij [appellanten] op het woonwagencentrum wilden houden. Er was geen sprake van een ernstige situatie. Het geldbedrag was afkomstig uit hun eigen bedrijf en is inmiddels teruggeven door de officier van justitie. De boksbeugel was in het verre verleden in het buitenland voor de fun aangeschaft en ze hadden zich niet gerealiseerd dat het een verboden wapen was, aldus [appellanten].

7.1.    In de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1911, is onder verwijzing naar de uitspraken van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285, en 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912 (hierna: de overzichtsuitspraak) het volgende overwogen. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van de woning als drugspand weggenomen en wordt de "loop" naar de woning eruit gehaald. Daarmee wordt beoogd om de woning aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit de woning, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit de woning zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal. Als aanwijzingen dat drugs in of vanuit de woning werden verhandeld afwezig zijn, en ook andere omstandigheden ontbreken die volgens de overzichtsuitspraak bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit er toe leiden dat er geen noodzaak bestaat om de woning te sluiten.

7.2.    In dit geval is de aanleiding voor de politie-inval een anonieme melding in verband met de verdenking omtrent drugs en vuurwapens en zijn er attributen aangetroffen die een aanwijzing zouden kunnen zijn voor drugshandel, namelijk de gripzakjes waarin de drugs zaten verpakt. Er waren dus aanwijzingen dat in of vanuit de woning drugs werden verhandeld. Daarbij gaat het om harddrugs en ligt de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk. Tussen 2014 en 2021 zijn, zonder deze woning mee te rekenen, vijf keer drugs aangetroffen in woningen op hetzelfde woonwagenkamp. De burgemeester heeft ook de aanwezigheid van de boksbeugel en het grote contante geldbedrag meegewogen en mede gelet daarop een sluiting noodzakelijk gevonden. [appellant A] heeft bij het politieverhoor verklaard dat hij wist dat een boksbeugel illegaal is in Nederland. Dat het geld afkomstig is uit het eigen bedrijf, is niet aannemelijk gemaakt. Het overzicht van inkomsten uit hun bedrijf geeft slechts een verklaring voor een deel van het aangetroffen geld. Te meer nu uit het overzicht blijkt dat de meeste klanten juist niet contant betaalden. De toelichting die [appellanten] op de aanwezigheid en de opbergplaatsen van het geld op de zitting bij de Afdeling hebben gegeven, is verder niet nader onderbouwd. Uit de stukken blijkt voorts niet met welke reden de officier van justitie is overgegaan tot teruggave van het geld. Er blijkt slechts uit dat het geld wordt terugbetaald en dat wordt afgezien van vervolging wegens de verdenking van witwassen vanwege onvoldoende bewijs. Gezien ook het hier overwogene maakt dit laatste echter niet dat de burgemeester het aantreffen van het contante geldbedrag niet bij zijn beoordeling omtrent de noodzaak van de sluiting mocht betrekken.

7.3.    Met de rechtbank is de Afdeling dus van oordeel dat de burgemeester zich op het standpunt mocht stellen dat sluiting noodzakelijk was.

Het betoog slaagt niet.

- Evenwichtigheid van de sluiting

8.       [appellanten] betogen dat de woning niet gesloten had mogen worden, omdat de gevolgen van de sluiting te nadelig zijn. Hun drie minderjarige kinderen zijn uit hun vertrouwde omgeving gehaald, terwijl ze al psychische problemen hadden opgelopen van de politie-inval. Die vertrouwde omgeving is een bijzondere gemeenschap, namelijk een Sinti-gemeenschap. Die gemeenschap zou extra bescherming moeten hebben. De verhuurder is een ontbindingsprocedure gestart en ze zullen voor vijf jaar op een zwarte lijst worden geplaatst. Zij worden driedubbel gestraft: naast de sluiting volgt zeer waarschijnlijk ontbinding van de huurovereenkomst en ook strafrechtelijk is een procedure gestart voor het aanwezig hebben van drugs, aldus [appellanten].

8.1.    Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van de woning noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. In de overzichtsuitspraak is overwogen dat bij de beoordeling van de evenwichtigheid verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met de woning, de mogelijkheid om weer in de woning terug te keren, of de overtreder door sluiting van de woning op een zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie als gevolg waarvan hij voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren in de regio en of er minderjarige kinderen in de woning wonen. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.

8.2.    De Afdeling is van oordeel dat de omstandigheden die [appellanten] hebben aangevoerd maken dat sluiting voor langere duur dan de vier maanden die het uitgangspunt zijn volgens het Damoclesbeleid niet evenwichtig is. De burgemeester heeft vanwege de aanwezigheid van een boksbeugel, de gripzakjes en de hoeveelheid gekozen voor een langere sluitingsduur. Deze omstandigheden zijn echter niet zo ernstig dat die, afgewogen tegen de inbreuk op de belangen van met name de kinderen, al een verzwaring naar zes maanden rechtvaardigen. Daarbij weegt de Afdeling mee dat de hoeveelheid aangetroffen drugs relatief beperkt was. De aanwezigheid van gripzakjes is een aanwijzing dat er in of vanuit de woning werd gehandeld, maar de aanwezigheid van de gripzakjes zegt verder weinig over de ernst van de situatie.

8.3.    Dat betekent dat de burgemeester niet langer had mogen sluiten dan de vier maanden die volgens het Damoclesbeleid het uitgangspunt zijn. Het betoog dat de burgemeester de woning in het geheel niet mocht sluiten, wordt niet gevolgd. [appellanten] hebben in hoger beroep verklaringen overgelegd van leerkrachten van de kinderen, van de schoolcoach en van een psycholoog. Hieruit blijkt dat met name de inval door de politie een heftige gebeurtenis was voor de twee oudste kinderen. Voor de verwerking daarvan heeft het oudste kind therapie gehad. De sluiting heeft zeker stress veroorzaakt, maar uit deze stukken blijkt niet dat de gevolgen van de sluiting voor de kinderen voorzienbaar dermate ernstig waren dat de burgemeester de woning om die reden in het geheel niet had mogen sluiten. Er was geen sprake van een bijzondere binding tussen [appellant A], [appellant B] en hun kinderen met de woning. Dat de woning een woonwagen is, die is gesitueerd op een plaats waar ook andere Sinti wonen, is eveneens onvoldoende om een bijzondere binding aan te nemen. De Sinti-gemeenschap is hecht, maar de sluiting is een sanctie die ziet op de woning en de omstandigheid dat [appellanten] Sinti zijn, betekent niet dat er jegens hen anders moet worden opgetreden dan jegens anderen. Of de huurovereenkomst ontbonden zal worden, is nog steeds een onzekere factor, net als de mogelijke plaatsing op een zwarte lijst. De rechtbank heeft gezien de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden en gelet op de ernst van de overtreding, de met het besluit te dienen algemene belangen en het verwijt dat [appellant A] van die overtreding kan worden gemaakt, terecht geoordeeld dat de burgemeester de aangevoerde omstandigheden onvoldoende zwaarwegend heeft mogen achten om van sluiting af te zien.

8.4.    Een sluiting voor de duur van zes maanden is onevenredig in verhouding tot de met de sluiting te dienen doelen. Het betoog slaagt in zoverre. De Afdeling ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat de woning voor de duur van vier maanden gesloten mocht worden. Deze duur komt overeen met de sluitingsduur die volgens het Damoclesbeleid wordt opgelegd na de eerste vondst van harddrugs in een woning.

Slotsom

9.       Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Het besluit van 28 december 2020 moet wegens strijd met artikel 4:84 van de Awb worden vernietigd. De Afdeling zal op na te melden wijze in de zaak voorzien. Het besluit van 5 oktober 2020 zal worden herroepen. De Afdeling zal bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.

10.     De burgemeester moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het hoger beroep gegrond;

II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Oost­-Brabant van 30 november 2021 in zaak nr. 21/400;

III.      verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV.      vernietigt het besluit van de burgemeester van Best van 28 december 2020;

V.       herroept het besluit van de burgemeester van Best van 5 oktober 2020;

I.        bepaalt dat de woning op het adres [locatie A] in Best voor vier maanden gesloten mocht worden;

VI.      bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

VII.     veroordeelt de burgemeester van Best tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.082,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VIII.    veroordeelt de burgemeester van Best tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep en hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 3.036,00;

IX.      gelast dat de burgemeester van Best aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep en hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 452,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. B.J. Schueler en mr. A. Kuijer, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Greben, griffier.

w.g. Polak
voorzitter

w.g. Greben
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2022

851

BIJLAGE

Opiumwet

Damoclesbeleid gemeente Best (Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet)

Indien in woningen en/of bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs) met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram2 worden de volgende bestuursrechtelijke maatregelen getroffen:

Overtreding    Sluiting

In een woning (+ bijbehorende erven) wordt harddrugs geconstateerd met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram       1ste constatering: 4 maanden sluiting

2de constatering: 6 maanden sluiting

[…].

De bestuurlijke maatregelen zijn in dit beleid weergegeven. In beginsel wordt er overeenkomstig dit beleid besloten. Er kunnen zich echter feiten en omstandigheden voordoen die dermate ernstig zijn of verzachtend zijn dat van dit beleid afgeweken kan worden. Bij verzwarende omstandigheden kan bijvoorbeeld een stap in de sanctiestrategie worden overgeslagen of voor een langere periode worden gesloten.

Relevante indicatoren voor bepalen zwaarte sanctie

De navolgende (niet-limitatieve) indicatoren zijn betrokken bij het bepalen van de zwaarte voor de op te leggen sancties:

- de hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of lijst II van de Opiumwet;

- de vraag of sprake is van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II Opiumwet;

- de vraag of sprake is van één of meer (vuur)wapens/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;

- (andere) signalen die duiden op beroeps- of bedrijfsmatigheid, zoals de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, grote som(men) (handels)geld, een weegschaal, assimilatielampen, een tabletteermachine (productie van pillen) e.d.;

- de mate van brandgevaar en/of ander gevaar voor de omgeving; de mate van risico voor omwonenden;

- de mate van overlast en de effecten op de omgeving;

- de vraag of sprake is van gewelds- of andere openbare orde delicten;

- de vraag of sprake is van recidive;

- het bestaan van een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij moet met name gedacht worden aan antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling, bedreiging, vernieling of diefstal e.d. kunnen een rol spelen);

- de vraag of sprake is van (mogelijke) mensenhandel/arbeidsuitbuiting;

- de mate waarin het pand/de ruimte bekend staat als drugsadres;

- de mate waarin het pand/de ruimte betrokken is bij de drugshandel in georganiseerd verband;

- de aannemelijkheid dat behalve het pand of het daarbij behorende erf nog één of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel in georganiseerd verband.