Uitspraak 202104572/1/R4


Volledige tekst

202104572/1/R4.
Datum uitspraak: 23 november 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Gaanderen, gemeente Doetinchem,

appellant,

en

de raad van de gemeente Doetinchem,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 24 juni 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Stedelijk gebied - 2021" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 24 oktober 2022, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door J. Oosterkamp, senior jurist omgevingsrecht bij BügelHajema, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het plan "Stedelijk gebied - 2021" is de laatste stap van het plan van de gemeente Doetinchem om de bestemmingsplannen voor het stedelijk gebied binnen haar grondgebied te actualiseren. De eerste twee stappen betroffen de plannen "Stedelijk gebied - najaar - 2019" en "Stedelijk gebied - voorjaar - 2020". Tegen deze plannen heeft [appellant] eveneens beroep ingesteld. De Afdeling heeft die beroepen bij uitspraak van 10 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:255, onderscheidenlijk niet-ontvankelijk en ongegrond verklaard.

2.       [appellant] woont aan de [locatie] in Gaanderen. Zijn perceel ligt binnen het plangebied en grenst aan drie zijden aan een bedrijventerrein. Hij verzet zich tegen het plandeel met de bestemming "Bedrijventerrein" van het plan "Stedelijk gebied - 2021". [appellant] kan zich niet verenigen met de huidige situatie, waarin de open omgeving van vroeger plaats gemaakt heeft voor een bedrijventerrein achter zijn eigen perceel. Hij ervaart hiervan overlast en vreest voor een verdere aantasting van zijn woon- en leefklimaat.

Toetsingskader

3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

De beroepsgronden

4.       [appellant] betoogt dat het plan onzorgvuldig tot stand gekomen is. Daarover voert hij onder meer aan dat de raad telkens weer verkeerd wordt voorgelicht en hij hierover tevergeefs contact heeft gezocht met de raad. Er is namelijk geen sprake van een conserverend plan. Met zijn argumenten in de zienswijze is daarnaast geen rekening gehouden. Ook betoogt hij dat de raad bij totstandkoming van dit plan weer geen rekening gehouden heeft met de afstand tussen het bedrijventerrein en de gevelgrens van zijn woning. Die afstand is volgens hem korter dan door de raad berekend en ook korter dan de in de VNG-brochure genoemde richtafstanden voor geluid, omdat geen rekening is gehouden met de in de planregels opgenomen mogelijkheid om tot 5 meter vergunningsvrij uit te bouwen. Hij wijst daarvoor op de uitspraak van de Afdeling van 22 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX5263.

Beoordeling

5.       Het plan "Stedelijk gebied - 2021" vervangt het plan "Stedelijk gebied - voorjaar - 2020". De Afdeling stelt vast dat het voorliggende plan voor [appellant], zoals door hem op de zitting is bevestigd, geen wijziging inhoudt ten opzichte van het plan "Stedelijk gebied - voorjaar - 2020". De wijzigingen waarop hij wijst gaan over wijzigingen ten opzichte van het plan "Gaanderen Zuid-West 9e herziening", vastgesteld op 20 november 1997. Voor de vraag of het voorliggende plan conserverend is moet echter worden gekeken naar het plan "Stedelijk gebied - voorjaar - 2020". Omdat het hier voorliggende plan voor [appellant] niets wijzigt ten opzichte van het daaraan voorafgaande plan heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat sprake is van een conserverend plan. Anders dan [appellant] betoogt bestaat er derhalve geen grond voor het oordeel dat de raad verkeerd voorgelicht is  over de omvang van het plan. De Afdeling stelt daarnaast vast dat [appellant] in zijn zienswijze alleen erop gewezen heeft dat het plan volgens hem niet conserverend is, omdat de groenstrook verdwijnt. Door in de nota van zienswijzen erop te wijzen dat het plan op dit punt geen wijzigingen behelst heeft de raad adequaat gereageerd op zijn zienswijze.

5.1.    Over de wijze van meten van de afstand tussen de gevel van zijn woning en het bedrijventerrein, stelt de Afdeling vast dat [appellant] dit betoog eveneens in het beroep tegen het plan "Stedelijk gebied - voorjaar - 2020" naar voren heeft gebracht. Daarover heeft de Afdeling in de uitspraak van 10 februari 2021 overwogen dat de richtafstanden volgens de VNG-brochure gelden tussen enerzijds de grens van de bestemming die bedrijven toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van de woning die volgens het plan mogelijk is. De Afdeling begrijpt het betoog in dit beroep aldus dat [appellant] betoogt dat de raad het plan niet conserverend heeft kunnen vaststellen en opnieuw naar de hierboven genoemde afstand had moeten kijken, waarbij de raad rekening had moeten houden met de mogelijkheid vergunningsvrij uit te bouwen. Dit betoog slaagt niet.

Niet in geschil is dat [appellant] de mogelijkheid heeft om 5 meter vergunningsvrij uit te bouwen. De raad heeft zich voorts onbestreden op het standpunt gesteld dat gebruik is gemaakt van de bouwmogelijkheden binnen het bestemmingsvlak "Bedrijventerrein". Verder heeft de raad erop gewezen dat [appellant], wat hij op de zitting heeft bevestigd, inmiddels gebruik heeft gemaakt van zijn vergunningsvrije bouwmogelijkheden. Dit betekent dat de afstand tussen het bestemmingsvlak "Bedrijventerrein" en de gevelgrens van [appellant] op dit moment circa 8 meter zou kunnen zijn en daarmee 2 meter korter dan de richtafstand in de VNG-brochure. Omdat dit een richtafstand is kan de raad hiervan onder omstandigheden afwijken. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad in dit geval geen aanleiding hoeven zien voor het oordeel dat de vaststelling van het plan leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de woning van [appellant]. Daarbij betrekt de Afdeling dat de afwijking van de richtafstand beperkt is.

5.2.    Gelet op al het voorgaande ziet de Afdeling in wat [appellant] heeft aangevoerd aldus geen grond voor het oordeel dat de raad het besluit niet op zorgvuldige wijze heeft voorbereid. De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en slotoverwegingen

6.       Het beroep is ongegrond. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.

w.g. Ten Veen
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Annen
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2022

765