Uitspraak 202100035/1/R2


Volledige tekst

202100035/1/R2.
Datum uitspraak: 2 november 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Biezenmortel, gemeente Tilburg,

appellant,

en

het college van burgemeester en wethouders van Haaren, thans Tilburg,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 december 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haaren, rechtsvoorgangster van de gemeente Tilburg, het wijzigingsplan "Hooghoutseweg 27, Biezenmortel"  vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (hierna: het college) heeft een verweerschrift ingediend. [initiatiefnemer] heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 juni 2022, waar het college, vertegenwoordigd door MSc R.S. Bleijenberg en mr. X.D. de Boer,  is verschenen. Voorts is ter zitting [initiatiefnemer],  vertegenwoordigd door mr. M.J.C. Mol, rechtsbijstandsverlener te Apeldoorn, als partij gehoord.

Overwegingen

1.       Het wijzigingsplan maakt de realisering van een waterbassin met een oppervlakte van 4.164 m² en een containerveld met betonpaden van ongeveer 0,70 ha mogelijk, op een perceel, gelegen aan de Hooghoutseweg 27 te Biezenmortel, ten behoeve van de kwekerij van initiatiefnemer. Dit bedrijf produceert stekgoed in de vollegrond, in een kas en op containervelden. Het waterbassin dient voor de opslag van regenwater en drainwater en het hergebruik voor irrigatie en het containerveld dient als overloop voor stekgoed en planten. In het wijzigingsplan is aan de betreffende gronden de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch-teeltondersteunende voorzieningen" en een aanduiding voor een bouwvlak toegekend.

2.       Het plan is gebaseerd op artikel 3.7.4. van de regels van het bestemmingsplan "Buitengebied Haaren, correctieve herziening". Deze bepaling luidt:

"3.7.4 Wijziging naar permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bouwvlak te vergroten ten behoeve van de bouw en aanleg van permanente teeltondersteunende voorzieningen met inachtneming van de volgende regels:

a. De noodzaak is aangetoond middels een AAB-advies, en

b. De ter plaatse voorkomende landschaps- en natuurwaarden worden niet onevenredig aangetast.

c. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 3 ha.

d. Wijziging dient plaats te vinden grenzend aan het bestaande bouwvlak.

e. Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan."

3.       [appellant] woont aan de [locatie A] te Biezenmortel, direct naast het plangebied. Hij vreest voor aantasting van zijn woon-en leefklimaat.

Toetsingskader

4.       Met het bestaan van de wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan mag de planologische aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarover de wijzigingsbevoegdheid gaat in beginsel als een gegeven worden beschouwd als is voldaan aan de in het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Het feit dat is voldaan aan de wijzigingsvoorwaarden die in een bestemmingsplan zijn opgenomen, doet niets af aan de plicht van het college van burgemeester en wethouders om in de besluitvorming over de vaststelling van een wijzigingsplan ook na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming gerechtvaardigd is.

Alternatieve locatie

5.       [appellant] betoogt dat er een meer geschikte locatie is voor het waterbassin, namelijk aan de overzijde van het bestaande kwekersbedrijf, dan wel aan het einde van perceel, achter de reeds bestaande kassen.

5.1.    De Afdeling overweegt dat het college bij de keuze om het bestemmingsplan te wijzigen een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het wijzigingsplan. Daarbij heeft het college beoordelingsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.

Het college en de initiatiefnemer hebben toegelicht dat de gekozen locatie voor de uitbreiding van het bouwvlak uit bedrijfstechnisch oogpunt de meest geschikte locatie is en dat de gekozen inrichting van het bouwvlak, waarbij het waterbassin wordt geplaatst op het noordoostelijke deel en het containerveld aansluitend aan het reeds bestaande containerveld, uit bedrijfseconomisch oogpunt de meest doelmatige is. Een aanleg van het waterbassin aan de andere zijde van het nieuwe bouwvlak is niet gewenst, omdat in die situatie het nieuwe containerveld niet zou aansluiten op het reeds bestaande containerveld en omdat dit de mogelijkheden voor een eventuele toekomstige uitbreiding van het kassencomplex zou belemmeren. Verplaatsing van het bouwvlak en aanleg van het waterbassin aan de overzijde van het bedrijf is niet gewenst, omdat dit bouwvlak dan niet zou aansluiten bij het reeds bestaande bouwvlak en het water over een grotere afstand zou moeten worden getransporteerd. Voor dat transport zouden afvoerpijpen moeten worden aangelegd over gronden in eigendom van derden. Gelet hierop heeft het college de voor- en nadelen van de door [appellant] aangevoerde alternatieven meegenomen en mocht het college deze afwijzen.

Het betoog slaagt niet.

Waterhuishouding

6.       [appellant] betoogt dat het mogelijk gemaakte waterbassin een omvang heeft van 59 m x 50 m en een opslagcapaciteit van 510.000.000 liter water. Hij wijst erop dat het waterbassin is gelegen op een afstand van 4 m van zijn perceel en zich uitstrekt over de volle breedte van zijn perceel. Ingeval van een overstroming, zullen volgens [appellant] miljoenen liters water als een tsunami over zijn perceel uitstromen. Er zijn in het plan geen veiligheidsvoorschriften opgenomen en ook is niet anderszins voorzien in maatregelen ter voorkoming van overstromingen. Een risico-inventarisatieplan ontbreekt. Evenmin is er volgens [appellant] overleg of communicatie geweest met omwonenden.

Verder betoogt [appellant] dat het plan toelaat dat water zal worden geloosd in de omliggende sloten, hetgeen niet acceptabel is vanwege de aanwezigheid van diverse dieren en plantensoorten. Door het stijgende of dalende waterniveau, zullen er nadelige gevolgen zijn voor de gezondheid van omwonenden. Het gevaar voor legionellabesmettingen, de kans op stankoverlast en de kans op ongedierte is volgens hem ten onrechte niet onderzocht.

6.1.    Artikel 3.1.6, eerste lid, onder b, van Besluit ruimtelijke ordening luidt: "Een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor gaan vergezeld van een toelichting, waarin zijn neergelegd een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding."

6.2.    In paragraaf 4.2 van de plantoelichting wordt ingegaan op de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Daarin is vermeld dat het waterbassin uitsluitend schoon hemelwater zal bevatten. Dit waterbassin zal slechts in zeer uitzonderlijke gevallen water moeten lozen op het oppervlaktewater. Mocht dat in een uitzonderlijk geval aan de orde zijn, dan zal dat gebeuren via een leegloopvoorziening met vertraagde afvoer op het oppervlaktewater, zodat het water geleidelijk kan afstromen op de watergang, of in een uiterst geval via een overstort aan de bovenzijde. De leegloopvoorziening en de overstort zullen gaan uitmonden op het oppervlaktewater. Het waterbassin zal pas gaan lozen op het oppervlaktewater als het meer dan 3.281 m³ water bevat. Verontreinigd water zal in de toekomstige situatie worden opgevangen in de reeds bestaande watersilo. Het vervuilde water blijft in een gesloten recirculatiesysteem binnen het bedrijf en wordt niet geloosd op het oppervlaktewater.

6.3.    De exacte wijze waarop de waterhuishouding bij de uitvoering van het bestemmingsplan wordt vormgegeven, heeft geen betrekking op het bestemmingsplan zelf maar op de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college op voorhand had moeten inzien dat het wijzigingsplan leidt tot overstromingen of wateroverlast en dat het plan op dit punt daarom niet uitvoerbaar is. Daartoe overweegt de Afdeling dat het college onbetwist heeft gesteld dat het perceel van [appellant] hoger ligt dan het waterbassin en dat de woning van [appellant] is gelegen op een afstand van 75 m tot aan het waterbassin. Verder neemt de Afdeling in aanmerking dat pas wordt geloosd op het oppervlaktewater als het waterbassin meer dan 3.281 m³ water bevat en dat het college heeft toegelicht dat de afvoersnelheid 2 liter per seconde per ha bedraagt. De Afdeling ziet daarnaast geen aanleiding voor het oordeel dat het college op voorhand had moeten inzien dat de wijze waarop is voorzien in de waterhuishouding leidt tot zodanige gezondheidsrisico’s voor omwonenden of negatieve gevolgen voor dieren en plantensoorten, dat het wijzigingsplan niet had mogen worden vastgesteld. Nu er geen vervuild water zal worden geloosd en slechts in uitzonderingsgevallen hemelwater zal worden geloosd op het oppervlaktewater, heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat het niet aannemelijk is dat de door [appellant] gestelde negatieve gevolgen voor mens en dier zich zullen gaan voordoen.

Woon- en leefklimaat

7.       [appellant] betoogt dat door de mogelijk gemaakte teeltondersteunende voorzieningen zijn woon- en leefklimaat onevenredig wordt aantast. Hij voert aan dat zijn uitzicht vanuit de achterzijde van zijn perceel volledig wordt weggenomen door de realisering van het waterbassin. Een onderzoek naar geluidsoverlast door de pompen van de te realiseren vuilwatersilo en het pomphuis ontbreekt. De risico's en de mate van geurhinder voor mensen en dieren als gevolg van het sproeien van diverse chemicaliën en geurverspreiding in relatie tot zijn perceel met een woonbestemming dienen in kaart te worden gebracht, aldus [appellant].

7.1.    Voor de planologische aanvaardbaarheid van de uitbreiding van de kwekerij tot 3 m van het perceel van [appellant] is van belang dat in het bestemmingsplan "Buitengebied Haaren, correctieve herziening" reeds een wijzigingsbevoegdheid was opgenomen. Voor zover de uitbreiding als een planologisch nieuwe situatie moet worden aangemerkt, heeft de ruimtelijke afweging van de betrokken belangen al grotendeels plaatsgevonden bij de vaststelling van dat bestemmingsplan. Verder zijn in de wijzigingsvoorwaarden concrete eisen gesteld aan de oppervlakte van het bouwvlak, de positie van het bouwvlak en aan de landschappelijke inpassing. Het wijzigingsplan voldoet aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid. Wat betreft het uitzicht is verder nog van belang dat in het plan is voorzien in een landschappelijke inpassing, bestaande uit een struweelhaag met een breedte van 3 m, over de volle breedte van het perceel van [appellant]. Daarnaast bevinden zich op het perceel van [appellant], op de perceelsgrens, een rij wilgen, die het zicht vanuit het perceel van [appellant] op het bouwvlak, waarbinnen het waterbassin mag worden gerealiseerd, voor een groot deel wegnemen. Gelet hierop en gelet op de in de regels van het bestemmingsplan "Buitengebied Haaren, correctieve herziening" neergelegde maximale bouwhoogte van de teeltondersteunende voorzieningen van 2,5 m, mocht het college zich op het standpunt stellen dat de belangen van de initiatiefnemer uitzicht van [appellant] niet onevenredig wordt aangetast.

7.2.    Wat betreft de gestelde geluidsoverlast wordt overwogen dat naar aanleiding van de zienswijze een akoestische berekening is gemaakt (bijlage 8 bij de plantoelichting). Op grond daarvan heeft het college geconcludeerd dat de uitbreiding van het bedrijf met het containerveld en het waterbassin geen nadelige gevolgen heeft voor de omgeving voor wat betreft het aspect geluid en dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen en tuinen aan de [locatie A] en [locatie B] een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd voor het aspect geluid. [appellant] heeft deze berekening niet met gegevens bestreden. Het college heeft zich dan ook op het standpunt heeft mogen stellen dat de pompen ten behoeve van de mogelijk gemaakte teeltondersteunde voorzieningen niet zullen leiden tot een toename van geluidoverlast.

7.3.    Voor zover [appellant] betoogt dat de risico’s van gewasbeschermingsmiddelen onvoldoende in kaart zijn gebracht, wordt als volgt overwogen. Het perceel van [appellant] is gelegen direct naast de gronden, waaraan in het wijzigingsplan de bestemming "Agrarisch" en de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch-teeltondersteunende voorzieningen" is toegekend. In het plan "Buitengebied Haaren, correctieve herziening", is aan het perceel [appellant] een woonbestemming toegekend.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in haar uitspraak van 27 mei 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1698), wordt een planologische keuze die ziet op een afstand van 50 meter tussen gevoelige objecten en agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt in het algemeen niet onredelijk geacht. Dit neemt niet weg dat de raad (in dit geval het college) een kortere afstand in een bepaalde situatie toereikend kan achten om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te garanderen. Een kleinere afstand kan aanvaardbaar zijn indien (bijvoorbeeld) driftreducerende maatregelen worden getroffen.

Ingevolge artikel 3, van het wijzigingsplan, gelezen in samenhang met artikel 3.1, onder a, van de regels van het moederplan "Buitengebied Haaren, correctieve herziening", zijn de voor "Agrarisch" aangewezen gronden bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijven. Agrarische bedrijven zijn in die planregels gedefinieerd als "een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren alsmede het bewerken en verwerken van mest van het eigen agrarisch bedrijf". Ingevolge artikel 3.2.2, onder b, mogen ter plaatse van de aanduiding "Specifieke vorm van agrarisch-teeltondersteunende voorzieningen" teeltondersteunende voorzieningen worden gebouwd met uitzondering van kassen. Gelet op het voorgaande maakt het wijzigingsplan agrarische bedrijvigheid, waarbij gewasbeschermingsmiddelen zouden kunnen worden gebruikt, mogelijk op korte afstand van de gronden [appellant].

In 4.9. van de plantoelichting van het onderhavige wijzigingsplan is over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen echter vermeld dat ten oosten, noorden, westen en (gedeeltelijk) ten zuiden van het containerveld een struweelhaag wordt geplaatst, die de eventuele drift van gewasbeschermingsmiddelen naar aangelegen gronden voorkomt. Door de voorwaardelijke verplichting in artikel 3.1. van de planregels en het landschappelijk inpassingsplan is planologisch verzekerd dat deze struweelhaag, met een breedte van 3 m en een hoogte van 2,4 m, wordt aangelegd en in stand gehouden. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college hiermee toegelicht waarom in dit geval een kortere afstand dan een afstand van 50 mocht worden gehanteerd. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat op grond van artikel 3.4.1, onder a, onderdeel 6, van de planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied, herziening 2020", het gebruik van gronden voor open teelten van sierplanten en bomen en boomgaarden binnen een afstand van 30 m tot gevoelige functies voor gewasbeschermingsmiddelen als strijdig gebruik is aangemerkt.

Het betoog slaagt niet.

Waardevermindering

8.       Wat de eventueel nadelige invloed van het plan op de waarde van het perceel van [appellant] betreft, bestaat geen grond voor de verwachting dat die waardevermindering zodanig zal zijn dat het college bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan hij heeft gedaan. Het betoog faalt.

Conclusie

9.       Het beroep is ongegrond.

10.     Het college hoeft de proceskosten van [appellant] niet te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F. Nales, griffier.

w.g. Drop
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Nales
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 2 november 2022

680