Uitspraak 202204593/2/R2


Volledige tekst

202204593/2/R2.
Datum uitspraak: 31 oktober 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:

stichting Dierbaar Flevoland, gevestigd in Lelystad, en stichting Fauna4life, gevestigd in Amstelveen,

verzoekers,

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden­-Nederland van 24 juni 2022 in zaak nr. 22/1616 in het geding tussen:

de stichtingen

en

het college van gedeputeerde staten van Flevoland.

Procesverloop

Bij besluit van 23 maart 2020 heeft het college een natuurvergunning verleend voor het uitvoeren van vernattingsmaatregelen.

Bij besluit van 21 oktober 2020 heeft het college het door de stichtingen daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij besluit van 17 februari 2022 heeft het college het besluit van 21 oktober 2020 ingetrokken, het besluit van 23 maart 2020 herroepen en de gevraagde vergunning alsnog geweigerd.

Bij uitspraak van 24 juni 2022 heeft de rechtbank het beroep van de stichtingen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben de stichtingen hoger beroep ingesteld. Ook hebben de stichtingen de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De stichtingen hebben een nader stuk ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 oktober 2022, waar stichting Dierbaar Flevoland en stichting Fauna4life, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en dr. F.W.M. Vera, en het college, vertegenwoordigd door mr. E.C.M. Schippers, advocaat te Den Haag, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Staatsbosbeheer, vertegenwoordigd door mr. A.J. Durville, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Staatsbosbeheer wil het zogenoemde ‘grazige deel’ van de Oostvaardersplassen natter maken met verschillende vernatttingsmaatregelen. Het vernatten van het natuurgebied is volgens Staatsbosbeheer nodig met het oog op de instandhoudingsdoelstellingen van beschermde vogelsoorten. Voor twee vernattingsmaatregelen is een aanvraag voor een natuurvergunning ingediend. Het gaat om het aanleggen van een inundatiegebied in de Beemdlanden en het aanleggen van poelen in de Spoorzone. Het college heeft de gevraagde natuurvergunning geweigerd met het besluit van 17 februari 2022, omdat volgens hem voor deze vernattingsmaatregelen geen natuurvergunning nodig is. Het college heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de vernattingsmaatregelen direct verband houden met het beheer van de Oostvaardersplassen. Omdat de vernattingsmaatregelen direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer, geldt volgens het college een uitzondering op de vergunningsplicht en mag Staatsbosbeheer de maatregelen zonder vergunning uitvoeren.

1.1.    De rechtbank heeft geoordeeld dat de vernattingsmaatregelen inderdaad zijn aan te merken als beheermaatregelen en daarom zonder natuurvergunning mogen worden uitgevoerd. Bij beheermaatregelen kan niet meer worden gekeken naar de gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen, aldus de rechtbank.

Hoger beroep en een verzoek om een voorlopige voorziening

2.       De stichtingen betogen dat dit oordeel van de rechtbank onjuist is. Volgens hen is voor de vernattingsmaatregelen wel een natuurvergunning nodig. De rechtbank heeft ten onrechte een uitzondering op de vergunningplicht aangenomen, omdat de maatregelen ook het doel hebben een aantrekkelijk gebied voor recreatie en toerisme te ontwikkelen. Daarnaast betogen de stichtingen dat de maatregelen in strijd zijn met de instandhoudingsdoelstellingen. Er zou daarom volgens de stichtingen juist wel naar de gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen moeten worden gekeken. Daarom hebben de stichtingen ook een verzoek gedaan om de uitvoering van de vernattingsmaatregelen te voorkomen, totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

Spoedeisend belang

2.1.    Voor het inundatiegebied hebben al graafwerkzaamheden plaatsgevonden. Staatsbosbeheer heeft te kennen gegeven dat dat project binnen afzienbare tijd verder wordt uitgevoerd en afgerond. De stichtingen hebben dan ook een spoedeisend belang bij hun gevraagde voorlopige voorziening.

Voorlopig rechtmatigheidsoordeel

2.2.    Deze voorlopige voorzieningenprocedure leent zich niet voor behandeling van ingewikkelde juridische rechtsvragen. De opgeworpen vraag of de vernattingsmaatregelen zijn aan te merken als beheermaatregelen en de daarmee samenhangende vraag of de uitzondering op de vergunningplicht aanwezig is als de maatregelen mede met het oog op recreatieve doeleinden worden getroffen, is zo complex dat een voorlopige inschatting niet goed is te maken. In ieder geval is op voorhand niet vast te stellen dat de maatregelen worden getroffen uitsluitend als beheermaatregelen gericht op de instandhoudingsdoelstellingen. De voorzieningenrechter zal daarom met een belangenafweging bepalen of vooruitlopend op de beoordeling in de bodemprocedure een voorlopige voorziening moet worden getroffen.

Belangenafweging

2.3.    Het vernatten van een natuurgebied kan moeilijk worden teruggedraaid. Staatsbosbeheer heeft weliswaar uitgelegd dat het praktische problemen zal ondervinden van een mogelijke voorlopige voorziening, omdat het afspraken met aannemers niet kan nakomen en in de knel komt met subsidieaanvragen. Maar Staatsbosbeheer en het college hebben niet aannemelijk gemaakt dat het vernatten zodanig veel haast heeft dat niet de uitspraak in de bodemprocedure kan worden afgewacht. Het is daarom niet wenselijk dat vooruitlopend op een oordeel over de uitspraak van de rechtbank en daarmee de rechtmatigheid van het besluit van het college Staatsbosbeheer toch al begint met de verdere uitvoering van de maatregelen, waarvan op voorhand niet met zekerheid kan worden aangenomen dat deze enkel omkeerbare gevolgen zullen hebben. Om die reden bepaalt de voorzieningenrechter dat Staatsbosbeheer de vernattingsmaatregelen uit het besluit van 17 februari 2022 niet verder mag (laten) uitvoeren, totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

Conclusie

3.       De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding een voorlopige voorziening te treffen. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat Staatsbosbeheer de vernattingsmaatregelen uit het besluit van het college van gedeputeerde staten van Flevoland van 17 februari 2022, kenmerk 2846446, niet verder mag (laten) uitvoeren, totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist;

II.       gelast dat het college van gedeputeerde staten van Flevoland aan stichting Dierbaar Flevoland en stichting Fauna4life het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht van € 548,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Ahmady-Pikart, griffier.

w.g. Venema
voorzieningenrechter

w.g. Ahmady-Pikart
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2022

638