Uitspraak 202107505/1/R1


Volledige tekst

202107505/1/R1.
Datum uitspraak: 19 oktober 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

B-MB d.o.o., gevestigd te Sint Kruis, gemeente Sluis,

appellante,

en

het college van burgemeester en wethouders van Sluis,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 oktober 2021 heeft het college het wijzigingsplan "Sint Pietersdijk 10 Sint Kruis" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft B-MB d.o.o. beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 16 september 2022, waar B-MB d.o.o., vertegenwoordigd door mr. F. Bajrami, advocaat te Breda, en het college, vertegenwoordigd door M.A. den Boeft en J.M. de Feijter, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het transportbedrijf B-MB d.o.o. is gevestigd op het adres Sint Pietersdijk 10 te Sint Kruis (hierna: het perceel). De bedrijfsactiviteiten ter plaatse bestaan uit het stallen van hooguit tien vrachtwagens zonder koelinstallaties en het uitvoeren van reparaties en onderhoud aan deze vrachtwagens. Tot 1 maart 2019 was op het perceel een metaalbewerking- en staalgritbedrijf gevestigd. In het bestemmingsplan "Tweede herziening Buitengebied Sluis" (hierna: het bestemmingsplan), vastgesteld door de raad van de gemeente Sluis op 28 mei 2015, was aan het perceel de bestemming "Bedrijf" toegekend met onder meer de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerking- en straalgritbedrijf".

Omdat de bedrijfsactiviteiten van het metaalbewerking- en staalgritbedrijf op het perceel zijn beëindigd, heeft het college gebruik gemaakt van de in artikel 12.6.2 van de regels van het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid en het wijzigingsplan vastgesteld. Met de vaststelling van het wijzigingsplan is de eerder aan het perceel toegekende functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerking- en straalgritbedrijf" komen te vervallen. Daardoor zijn op grond van artikel 12.1, onder a, van de regels van het bestemmingsplan alleen nog bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de bij de regels gevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan.

B-MD d.o.o. kan zich niet verenigen met de vaststelling van het wijzigingsplan, omdat daarin geen functieaanduiding aan het perceel is toegekend waardoor het uitoefenen van een transportbedrijf met milieucategorie 3.1 ter plaatse is toegestaan.

Relevante planregels

2.       Artikel 12.1 van de regels van het bestemmingsplan luidt:

"De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

alsmede voor:

[…]

j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerking- en straalgritbedrijf': tevens een metaalbewerking- en straalgritbedrijf behorende tot categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;

[…]."

Artikel 12.5 luidt:

"Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 onder a en b:

a. om bedrijven toe te laten in 1 categorie hoger dan op deze gronden in lid 12.1 onder a respectievelijk b zijn toegestaan, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 12.1 onder a respectievelijk b genoemd;

[…]."

Artikel 12.6.2 luidt:

"Burgemeester en wethouders kunnen, na bedrijfsbeëindiging, de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf' zoals bedoeld in 12.1 onder d tot en met q laten vervallen indien de bedrijfsactiviteit waarop de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf' betrekking heeft daadwerkelijk is beëindigd."

3.       Artikel 3 van de regels van het wijzigingsplan luidt:

"De bestemmingsregels met betrekking tot artikel 12 'Bedrijf', die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Sluis (NL.IMRO.1714.001bpbui10-VG01), inclusief de herzieningen, zijn onverkort van toepassing op het wijzigingsplan 'Sint Pietersdijk 10, Sint Kruis' van de gemeente Sluis, met dien verstande dat:

a. artikel 12.1 onder j komt te vervallen."

Gronden van het beroep

Functieaanduiding transportbedrijf

4.       B-MD d.o.o. betoogt dat aan het perceel ten onrechte geen functieaanduiding is toegekend waardoor het uitoefenen van een transportbedrijf met milieucategorie 3.1 ter plaatse is toegestaan. Dit is in strijd met de eerder door het college gedane toezegging dat zal worden meegewerkt aan het legaliseren van de door B-MD d.o.o. op het perceel uitgeoefende bedrijfsactiviteiten. B-MD d.o.o. wijst er hierbij nog op dat volgens de Regionale Uitvoeringsdienst Zeeland bedrijven in milieucategorie 3.1 op het perceel toegestaan zouden moeten worden. Met het toekennen van een dergelijke functieaanduiding zou het voortbestaan van het transportbedrijf op deze locatie niet meer in gevaar zijn en zou overeenkomstig het gemeentelijk beleid "Visiedocument Krachtig Verbonden" de werkgelegenheid behouden kunnen blijven.

4.1.    Uit de verbeelding van het bestemmingsplan in samenhang bezien met artikel 12.1, onder a en k, van de regels van het bestemmingsplan volgt dat op het perceel bedrijven tot en met milieucategorie 2 waren toegestaan en tevens een metaalbewerking- en straalgritbedrijf behorende tot milieucategorie 4.1. Dat betekent dat op het perceel dus niet alle bedrijven tot en met milieucategorie 4.1 waren toegestaan, maar alleen een metaalbewerking- en straalgritbedrijf. De bedrijfsactiviteiten van B-MD d.o.o. waren op grond van het bestemmingsplan niet toegestaan op het perceel, omdat het transportbedrijf volgens de bij de regels van het bestemmingsplan opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt aangemerkt als een bedrijf met milieucategorie 3.1.

4.2.    De Afdeling is van oordeel dat het college niet bevoegd is om een wijzigingsplan vast te stellen waarmee aan het perceel een functieaanduiding wordt toegekend die het uitoefenen van een transportbedrijf met milieucategorie 3.1 ter plaatse toestaat, omdat noch in artikel 12.6.2 noch in andere regels van het bestemmingsplan daarvoor een grondslag is opgenomen.

Overigens heeft het college op zitting toegelicht dat de afwijkingsbevoegdheid van artikel 12.5, onder a, van de regels van het bestemmingsplan in beginsel toegepast zou kunnen worden om de vestiging van een transportbedrijf op het perceel mogelijk te maken.

Het betoog slaagt niet.

Gelijkheidsbeginsel

5.       B-MD d.o.o. betoogt verder dat het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld. Aan de Schependomseweg is namelijk wel een bedrijf met milieucategorie 3.2 toegestaan.

5.1.    De Afdeling stelt vast dat in het bestemmingsplan aan het desbetreffende perceel aan de Schependomseweg de bestemming "Bedrijf" met onder meer de functieaanduiding "specifiek vorm van bedrijf -  constructiebedrijf" is toegekend. Op grond van artikel 12.1, onder g, van de regels van het bestemmingsplan is ter plaatse van deze aanduiding een constructiebedrijf behorende tot milieucategorie 3.2 toegestaan.

5.2.    Het college heeft toegelicht dat de raad met de vaststelling van het bestemmingsplan alleen bedrijven tot en met milieucategorie 2 heeft willen toestaan in het buitengebied, omdat bedrijven met zwaardere milieucategorieën daar in zijn algemeenheid niet gewenst zijn vanwege de nadelige gevolgen daarvan voor de leefomgeving. Deze bedrijven horen in beginsel thuis op bedrijventerreinen. Bestaande, legale bedrijfsactiviteiten die een hogere milieucategorie hebben, zijn in het bestemmingsplan echter wel als zodanig bestemd door aan de desbetreffende percelen een specifieke functieaanduiding toe te kennen.

Het college heeft verder toegelicht dat op het perceel aan de Schependomsweg al voor de vaststelling van het bestemmingsplan een constructiebedrijf is gevestigd, zodat deze bedrijfsactiviteiten ook in het bestemmingsplan als zodanig zijn bestemd. Het transportbedrijf van B-MD d.o.o. is echter pas geruime tijd na de vaststelling van dat plan op het perceel gevestigd. Alleen al hierom is naar het oordeel van de Afdeling geen sprake van gelijke gevallen.

Het betoog slaagt niet.

Verkoopbaarheid perceel

6.       B-MD d.o.o. betoogt ten slotte dat zij onevenredig benadeeld wordt door het schrappen van de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - metaalbewerking- en staalgritbedrijf", omdat de verkoopmogelijkheden van het perceel hierdoor worden beperkt.

6.1.    Wat betreft de eventueel nadelige invloed van het wijzigingsplan op de verkoopbaarheid van het perceel, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat die invloed op de verkoopbaarheid zodanig zal zijn dat het college bij de afweging van de belangen hieraan een groter gewicht had moeten toekennen dan aan de belangen die met de realisering van het wijzigingsplan aan de orde zijn. De Afdeling overweegt verder dat voor eventuele tegemoetkoming in planschade een afzonderlijke procedure met eigen rechtsbeschermingsmogelijkheden bestaat. De Afdeling wijst op de mogelijkheid om op grond van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening een verzoek om een tegemoetkoming in planschade in te dienen. Het staat B-MD d.o.o. vrij om daarop een beroep te doen.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

7.       Het beroep is ongegrond.

8.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.G. Driessen, griffier.

w.g. Helder
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Driessen
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2022

634-1008