Uitspraak 202203972/2/R3


Volledige tekst

202203972/2/R3.
Datum uitspraak: 4 oktober 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te Markelo, gemeente Hof van Twente,

en

de raad van de gemeente Hof van Twente,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 juni 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied Hof van Twente, Herziening [locatie 1] Markelo" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 september 2022, waar [verzoeker], en de raad, vertegenwoordigd door ing. J. Overbeek en ing. E. Beernink, zijn verschenen. Verder is ter zitting [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. S. Jurriën, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het bestemmingsplan voorziet in de mogelijk om op het perceel [locatie 1] te Markelo een kleinschalig campingterrein te realiseren met daarop ten hoogste 25 kampeermiddelen. Het plan voorziet daarnaast in de mogelijkheid om enkele bouwwerken te realiseren ten behoeve van de camping, zoals een centraal toiletgebouw en een receptie. Ter compensatie voor de nieuwe bebouwing worden ook enkele bouwwerken gesloopt.

3.       [verzoeker] woont aan de [locatie 2] op een afstand van ongeveer 75 m tot de in het plangebied voorziene camping. Hij vreest als gevolg van de realisatie van de camping voor een aantasting van zijn woon- en leefklimaat.

Spoedeisend belang

4.       De initiatiefnemers hebben ter zitting toegezegd de uitspraak van de Afdeling in de beroepsprocedure met betrekking tot het bestemmingsplan te zullen afwachten, alvorens uitvoering te geven aan de in het bestemmingsplan voorziene campingontwikkeling en een aanvraag om een omgevingsvergunning in te dienen voor het realiseren van daarvan deel uitmakende bebouwing, waaronder het centrale toiletgebouw en de receptie. Voor het geval desondanks toch een dergelijke aanvraag zou worden ingediend, en wel voordat de Afdeling uitspraak heeft gedaan in de bedoelde beroepsprocedure, heeft de raad ter zitting toegezegd [verzoeker] daarvan dan per omgaande schriftelijk in kennis te stellen. Naar aanleiding van een dergelijke schriftelijke kennisgeving zou [verzoeker] dan opnieuw een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot het voorliggende bestemmingsplan kunnen indienen. In het licht hiervan ontbreekt aan de zijde van [verzoeker] nu een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening.

Conclusie

5.       Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

6.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W. Sommer, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

w.g. Sommer
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2022

901