Uitspraak 202204757/3/V2


Volledige tekst

202204757/3/V2.
Datum beslissing: 3 oktober 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 3 augustus 2022 in zaak nr. NL22.7289 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

De vreemdeling heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 3 augustus 2022 in zaak nr. NL22.7289.

De staatssecretaris heeft, op verzoek van de Afdeling met toepassing van artikel 8:45 van de Awb, de vertrouwelijke versie van een gedingstuk afkomstig van de Immigratie- en Naturalisatiedienst, Bureau Documenten, overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van dit stuk.

Het betreft het onderzoeksrapport dat ten grondslag ligt aan de verklaringen van onderzoek van Bureau Documenten van 17 maart 2022 en 11 mei 2022.

Overwegingen

1.       De staatssecretaris heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van het stuk kennis zal nemen.

2.       Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.

3.       De staatssecretaris heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat kennisneming van de informatie over methoden van onderzoek, technieken en bronmateriaal zou kunnen leiden tot (betere) vervalsing en dat dit inzicht kan verschaffen in de onderzoeksmethoden en -technieken van Bureau Documenten, wat ertoe kan leiden dat die informatie wordt gebruikt voor verbetering, verandering en/of vervalsing van documenten. Volgens de staatssecretaris zou dit ertoe leiden dat documenten niet meer op hun juistheid te beoordelen zijn, maar ook dat beleid niet meer op een effectieve en juiste wijze zou kunnen worden uitgevoerd.

4.       De Afdeling heeft kennisgenomen van de vertrouwelijk overgelegde stukken waarin door Bureau Documenten wordt uitgelegd hoe het tot zijn conclusies is gekomen over het door de vreemdeling overgelegde politierapport. Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van de bescherming van de werkwijze van Bureau Documenten zwaarder dan het belang van de vreemdeling bij kennisneming van het stuk. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat kennisneming van de informatie over methoden van onderzoek, technieken en bronmateriaal zou kunnen leiden tot verbetering of verandering van de vervalsing van documenten en daarmee de belemmering van de werkwijze van Bureau Documenten.

5.       De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek toe.

Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.

w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer

w.g. Van Kesteren

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2022

897