Uitspraak 202204872/2/R3


Volledige tekst

202204872/2/R3.
Datum uitspraak: 20 september 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

1.       Stichting De Bomenridders, gevestigd te Rotterdam,

2.       [verzoeker sub 2] en anderen, wonend te Rotterdam,

verzoekers,

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 juni 2022 heeft het college aan de gemeente Rotterdam een omgevingsvergunning verleend voor het verplanten van zeven platanen nabij het Delftseplein te Rotterdam.

Het besluit is gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt met het besluit waarbij het college het project "Tree House" heeft aangewezen als stedelijk project van groot openbaar belang.

Tegen het besluit waarbij de omgevingsvergunning is verleend hebben Stichting De Bomenridders en [verzoeker sub 2] en anderen beroep ingesteld.

Ook hebben Stichting De Bomenridders en [verzoeker sub 2] en anderen de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op de zitting behandeld op 13 september 2022, waar Stichting De Bomenridders, vertegenwoordigd door mr. M. van Duijn, advocaat te Den Haag, en [gemachtigde A], en [verzoeker sub 2] en anderen, vertegenwoordigd door [verzoeker sub 2] en [gemachtigde B], en het college, vertegenwoordigd door R.N.M. Out, C.J.M. van Oorschot en B. Kors, bijgestaan door mr. J.S. Kramer, advocaat te Den Haag, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       De gemeente heeft de aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning voor het verplaatsen van zeven platanen ingediend in verband met het bouwrijp maken van gronden voor het realiseren van het project "Tree House".

3.       Op de zitting heeft het college toegezegd dat de platanen, om de slagingskans van het verplaatsen te vergroten, op zijn vroegst in oktober 2023 worden verplant.

4.       Gelet hierop is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter, zoals met partijen op de zitting besproken, geen spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening. De verzoeken worden dan ook afgewezen.

5.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst de verzoeken af;

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, griffier.

w.g. Helder
voorzieningenrechter

w.g. Duursma
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 september 2022

378