Uitspraak 202103604/1/V2


Volledige tekst

202103604/1/V2.
Datum uitspraak: 16 september 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 7 mei 2021 in zaak nr. 20/1484 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 10 juli 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.

Bij besluit van 26 januari 2020 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 7 mei 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W. Volkers, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.

Overwegingen

1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).

1.1.    Over grief 2 oordeelt de Afdeling dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot het oordeel is gekomen dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat tussen hem en zijn kinderen een zodanige afhankelijkheidsrelatie bestaat dat bij weigering van een verblijfsrecht de kinderen gedwongen zullen worden om hem naar een derde land te volgen. De Afdeling neemt de motivering van de rechtbank onder 7.1 tot en met 7.3 van de aangevallen uitspraak over.

2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Baldinger, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, griffier.

w.g. Baldinger
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Graat

griffier

307-992