Uitspraak 202107665/4/R3


Volledige tekst

202107665/4/R3.
Datum uitspraak: 8 september 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

[verzoekers], wonend te [woonplaats],

verzoekers,

en

de raad van de gemeente Rotterdam,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 september 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Oranjebonnen" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers] beroep ingesteld.

[verzoekers] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad van de gemeente Rotterdam heeft een verweerschrift ingediend.

NBN Ontwikkeling B.V. (hierna: NBN) heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[verzoekers] hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 augustus 2022, waar [verzoekers], bijgestaan door mr. P.J.L.J. Duijsens, advocaat te Den Haag, en de raad vertegenwoordigd door mr. A.M.H. Dellaert, zijn verschenen. Verder zijn ter zitting NBN, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en Zuid-Hollands Landschap, vertegenwoordigd door ing. J.C. van Rijn, beide bijgestaan door mr. M.J.J. de Winter, advocaat te Sint-Maartensdijk, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       "Oranjebonnen" is de aanduiding voor de Oranjebuitenpolder en de Bonnenpolder tussen Hoek van Holland en Maassluis. In de plantoelichting staat dat met het bestemmingsplan is beoogd om in dit agrarische gebied ruimte te bieden voor natuurontwikkeling en recreatieve voorzieningen, waarbij ook wordt ingezet op het versterken van de beleving van het gebied door behoud en ontwikkeling van landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Het bestemmingsplan maakt op bepaalde gronden tussen het Staelduinsebos en de Bonnenweg ook natuurbegraven mogelijk. NBN is de initiatiefnemer van het natuurbegraven.

[verzoekers] zijn eigenaren van gronden aan de [locatie], waarop een glastuinbouwbedrijf wordt geëxploiteerd. Zij zijn het er niet mee eens dat natuurbegraven mogelijk is gemaakt. Niet alleen vinden zij dat ruimtelijk niet passend in het plangebied, maar ook vrezen zij dat natuurbegraven een negatieve invloed op de mogelijkheden voor bedrijfsvoering zal hebben. Volgens hen leidt natuurbegraven tot bodemverstoring en -verontreiniging. Bovendien wordt de waterhuishouding beïnvloed door de grondophoging die nodig is om natuurbegraven mogelijk te maken, en door mogelijke afgraving van grond elders in het plangebied om voor die ophoging te gebruiken.

Spoed

3.       Volgens [verzoekers] vinden er in het plangebied al verschillende activiteiten ter uitvoering van het bestemmingsplan plaats, met name grondwerkzaamheden. Als grondwerkzaamheden in de buurt van hun eigendommen worden uitgevoerd, kan ook dat negatieve gevolgen voor de bedrijfsactiviteiten hebben. Zij hebben de voorzieningenrechter op 1 augustus 2022 verzocht om het bestemmingsplan alsnog te schorsen, om te voorkomen dat grondwerkzaamheden in verband met het natuurbegraven kunnen worden uitgevoerd en om te voorkomen dat de aangewezen gronden als natuurbegraafplaats in gebruik zullen worden genomen.

4.       Op de zitting heeft NBN toegezegd dat zij feitelijk geen gronden als natuurbegraafplaats in gebruik zal nemen voordat het bestemmingsplan definitief is geworden. Zij wacht daarvoor dus de uitspraak in de bodemprocedure af.

NBN ontkent verder dat momenteel grondwerkzaamheden worden uitgevoerd ter voorbereiding van het natuurbegraven. Er worden dus ook geen gronden afgegraven om te gebruiken voor ophoging van de natuurbegraafplaats. NBN heeft op de zitting te kennen gegeven dat zij met dergelijke grondwerkzaamheden niet wil wachten totdat uitspraak in de bodemprocedure is gedaan. Wel heeft zij naar voren gebracht dat het naar verwachting nog wel een jaar tot anderhalf jaar zal duren voordat zij met dergelijke werkzaamheden zal beginnen. NBN heeft toegelicht dat zij daarmee ook niet veel eerder kán beginnen, omdat de aanbesteding van de aannemer nog moet worden gestart en NBN daarom op dit moment nog niet heeft beslist wie wordt aangezocht om de werkzaamheden feitelijk uit te voeren.

De raad en NBN hebben op de zitting bovendien gewezen op het verbod in artikel 10, lid 10.4.1, van de planregels om zonder omgevingsvergunning gronden binnen de bestemming "Natuur" te vergraven, af te graven, te egaliseren of op te hogen. Lid 10.4.2 zondert het graven van natuurgraven zelf van dit verbod uit, maar dat geldt niet voor de grondwerkzaamheden waar het [verzoekers] in deze voorlopige voorzieningenprocedure om gaat. Het college heeft nog geen aanvraag voor dergelijke grondwerkzaamheden ontvangen. Overigens wordt de ontvangst van een aanvraag gepubliceerd en staat tegen eventuele verlening van de omgevingsvergunning rechtsbescherming open.

De voorzieningenrechter concludeert dat er geen reden is om te veronderstellen dat NBN op korte termijn, en zonder dat [verzoekers] daarvan op de hoogte kunnen zijn, met grondwerkzaamheden in verband met het natuurbegraven zal kunnen beginnen. Daarom is er naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening.

Conclusie

5.       Nu een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening ontbreekt, zal de voorzieningenrechter het verzoek afwijzen.

6.       De raad van de gemeente Rotterdam hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.N. Witsen, griffier.

w.g. Helder
voorzieningenrechter

w.g. Witsen
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 8 september 2022

727