Uitspraak 202203711/2/R4


Volledige tekst

202203711/2/R4.
Datum uitspraak: 31 augustus 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te Lopik,

en

de raad van de gemeente Lopik,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 maart 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Landelijk gebied" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[verzoeker] heeft een nader stuk ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 augustus 2022, waaraan [verzoeker] via videoverbinding heeft deelgenomen en waar de raad, vertegenwoordigd door M.E. van Schaik-van Amerongen en M.A.M. Hooijman, is verschenen.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.       Bij besluit van 8 maart 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Landelijk gebied" met identificatienummer NL.IMRO.0331.01 HerzLandelijkgb-BP01 vastgesteld. Aan de vaststelling van dit plan ligt ten grondslag dat de raad wil beschikken over een actueel bestemmingsplan voor het landelijk gebied van Lopik. [verzoeker] heeft beroep ingesteld tegen de vaststelling van dit bestemmingsplan, onder meer, omdat onvoldoende rekening is gehouden met zijn bestaande rechten en het huidige gebruik dat hij maakt van het perceel [locatie] (hierna: het perceel). Zo wijst hij, onder andere, op de aan hem verleende toestemming voor de verkoop en opslag van vuurwerk op het perceel en op de door hem gewenste veranderingen van zijn bedrijfsvoering.

Beoordeling van het verzoek

3.       [verzoeker] betoogt allereerst dat de versie van het bestemmingsplan die in beroep is overgelegd en te vinden is op www.ruimtelijkeplannen.nl een andere IMRO-code heeft, te weten NL.IMRO.0331.01HerzLandelijkgb-BP05, dan de door de raad bij besluit van 8 maart 2022 vermelde code. Volgens hem ontstaat daardoor een rechtsonzekere situatie. Bovendien zijn volgens hem de versies niet identiek aan elkaar.

Verder betoogt [verzoeker] dat het vastgestelde plan een wezenlijke wijziging ten opzichte van het ontwerpplan bevat en dat om die reden een nieuw ontwerp ter inzage had moeten worden gelegd.

[verzoeker] betoogt daarnaast dat onvoldoende rekening is gehouden met de aan hem vergunde en bestaande gebruiksmogelijkheden op het perceel. Zo is geen rekening gehouden met de aan hem verleende vergunning voor de verkoop en opslag van vuurwerk en wordt dit gebruik met artikel 35.1, aanhef en onder c, van de planregels verboden. Evenmin is rekening gehouden met de andere aan hem verleende vergunningen en gebruiksmogelijkheden.

4.       Zoals nader toegelicht door de voorzieningenrechter ter zitting lenen de hier aan de orde zijnde rechtsvragen zich niet voor een bespreking in deze procedure maar dienen deze vragen te worden beantwoord in de bodemprocedure. De voorzieningenrechter zal het verzoek daarom met name beoordelen aan de hand van een belangenafweging.

Indien het bestemmingsplan direct in werking zal treden heeft dit grote gevolgen voor de bedrijfsvoering van [verzoeker] op het perceel. Zo zal hij, door hem gesteld en niet weersproken door de raad, 40 tot 45 procent van zijn totale jaarinkomen verliezen, indien de verkoop en opslag van vuurwerk niet meer mogelijk zouden zijn. Daarnaast is de voorzieningenrechter er niet op voorhand van overtuigd dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan voldoende onderzoek heeft gedaan naar de bestaande situatie op het perceel van [verzoeker]. Weliswaar was met de vaststelling van het bestemmingsplan en het terugvallen op de bestaande rechten voor het perceel van [verzoeker], zoals deze waren opgenomen in het bestemmingsplan "Landelijk gebied" van 12 juni 2007, beoogd de bestaande rechten opnieuw vast te leggen, maar daarbij is niet onderkend dat aan [verzoeker] vergunningen zijn verleend, zoals de vergunning waarbij de verkoop en opslag van vuurwerk is mogelijk gemaakt, die niet zijn meegenomen bij de vaststelling van het bestemmingsplan. Gelet hierop en gelet op de omstandigheid dat de raad ter zitting heeft erkend dat het plan op onderdelen enige verbetering behoeft, ziet de voorzieningenrechter, ter voorkoming van onevenredig nadeel, reden om het bestemmingsplan voor zover dat betrekking heeft op het perceel te schorsen. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat door deze schorsing ook het met het besluit van de raad beoogde doel wordt gediend, omdat beoogd was de bestaande rechten op te nemen in het plan.

Voorts is ter zitting door de raad te kennen gegeven dat de opeenvolgende geüploade digitale planversies nodig waren om verbeteringen door te voeren zodat hetgeen de raad had beoogd vast te stellen op de juiste wijze is verwerkt. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is op basis van deze toelichting niet zonder meer duidelijk wat de raad beoogd heeft vast te stellen en of dat besluit op correcte wijze is bekend gemaakt. De voorzieningenrechter kan zich voorstellen dat de raad ter voorkoming van onduidelijkheden en gelet op de rechtszekerheid voor derden een herstelbesluit neemt, waarbij versie BP05 voor zijn rekening wordt genomen.

Slot en conclusie

5.       Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

6.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        wijst het verzoek toe;

II.       schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Lopik van 8 maart 2022, voor zover dit betrekking heeft op het perceel van aan de [locatie] te Lopik;

III.      gelast dat de raad van de gemeente Lopik aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 184,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.

w.g. Venema
voorzieningenrechter

w.g. Vermeulen
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2022

700